(Hetero)huwelijk en homorelatie

door dr. Erik A. de Boer, emeritus-hoogleraar TUU en emeritus-predikant NGK Devente

Beleidskader voor kerkenraden bij gelijkgeslachtelijke relaties in de gemeente

Handreiking bij de te verwachten kerkelijke uitspraak over homoseksualiteit en relaties op de generale synode van de Nederlandse Gereformeerde Kerken te Deventer.

Binnen de Nederlandse Gereformeerde Kerken heeft de synode van Deventer een rapport over homoseksualiteit in behandeling. Op 8 maart 2025 staat de vervolgzitting gepland en conceptbesluiten van de synodecommissie zijn gepubliceerd,

Mijn bestudering van het deputatenrapport Ruimte en richting, lezing van het boek van dr. A.L.Th. de Bruijne, Verbonden voor het leven, en kennisname van de conceptbesluittekst van de synodecommissie die de zitting van 8 maart 2025 voorbereidt leidde mij tot het overdenken en formuleren van een beleidskader. Dat kan misschien de plaatselijke kerken helpen om met de (te verwachten) besluiten aan de slag te gaan. Ik voelde mij daartoe gedrongen omdat in het rapport en de besluittekst de zeven bijbelse passages waarin gelijkgeslachtelijke seks afgewezen wordt buiten beeld lijken te raken.

In paragraaf 1 formuleer ik zo’n kader in de vorm van stellingen. In paragraaf 2 volgen enkele gedachten bij de bestudering van het deputatenrapport en De Bruijnes boek. Tenslotte geef ik in paragraaf 3 nog enkele exegetische beschouwingen bij de zeven bijbelgedeelten die over gelijkgeslachtelijke seks spreken en typeer deze als grenswoorden.

1. Beleidskader

  1. Huwelijk

1.1 De Schriften laten de samenlevingsvorm die de christelijke kerk het huwelijk noemt, als een eenheid van man(nelijk) en vrouw(elijk) zien. ‘Het huwelijk is geen uitvinding van mensen maar een instelling van God’, zegt het huwelijksformulier (zie Gen. 1:26-27; 5:1-3; Mat. 19:5-6).

1.2 De kerk ziet het huwelijk van een man en een vrouw als de unieke samenlevingsvorm die de Schepper instelde en waarin – als God het geeft – kinderen (zonen en/of dochters) verwekt en verwacht, geboren en opgevoed kunnen worden. Zodat deze kinderen met een vader en moeder, uit wie zij voortkomen, mogen opgroeien (zolang God dat in zijn goedheid geeft dat beiden leven mogen).

1.3 Het christelijk huwelijk tussen een man en een vrouw beeldt iets af van het verbond tussen God en zijn volk en van het geheim van de liefde tussen Christus en zijn gemeente als bruidegom en bruid (Ef. 5).

  • De celibataire Heer
    • Anders dan in Israël verwacht werd bleef de oudste zoon van Maria en Jozef ongetrouwd en riep als rabbi in Israël mannen en vrouwen Hem te volgen. In Hem is zichtbaar wat Paulus noemt: ‘Een ongetrouwd man draagt zorg voor de zaak van de Heer en wil de Heer behagen’. Zo ook vestigt hij de aandacht op ‘een ongetrouwde vrouw en een meisje dat nog niet getrouwd is’ en zegt: zij ‘dragen zorg voor de zaak van de Heer, en wel zo dat ze God met heel hun lichaam en geest zijn toegewijd’ (1 Kor. 7:32-33). Ook nu kunnen mannen en vrouwen zich geroepen weten tot absolute toewijding en celibatair leven. Dit geldt hetero- en homoseksuele christenen. Hun voorbeeld kan anderen inspireren en steunen. Jezus eert het huwelijk als instelling van God (Mat. 19:1-10). Bevraagd op ruimte om te scheiden vraagt Hij aandacht voor de eunuch, de man die geen vervuld huwelijk kan beleven door schade aan zijn geslachtsdelen. Door de eunuch die met zo’n defect geboren is eerst te noemen, eert de Heer hen die in seksueel opzicht een beperking te dragen hebben. Ook heeft Hij oog voor de man die door mensenhand gecastreerd was (19:11-12). Zo vervulde de Mensenzoon de profetie voor de eunuch ‘die keuzes maakt naar mijn wil, die vasthoudt aan mijn verbond’ (Jes. 56:3-5). Wie afzien van een liefdesrelatie ‘omdat zij zichzelf onvruchtbaar gemaakt hebben met het oog op het koninkrijk van de hemel’ doen dat niet primair wegens een lichamelijke of psychologische conditie. Het is een levenswijding waarvan Hij die het zegt stilzwijgend het voorbeeld is (vgl. 2.1).
    • De Heer Jezus legt dit niet als een gebod op, maar daagt ons allen uit: ‘Laat wie bij machte is dit te begrijpen, het begrijpen!’ (vs 12). Dit woord te vatten is een gave (vs. 11).
  • Homoseksualiteit
    • In de Bijbel ontmoeten we geen Israëlieten of christenen die zich als homoseksueel identificeren. Wel ontmoeten we de Mensenzoon die alleen zijn weg gaat te midden van zijn vrienden en vriendinnen. Hij heeft oog voor wie lichamelijk-seksueel niet tot een vervuld huwelijk in staat is of in een beschadigd huwelijk leeft (Mat. 19:10-12). Omdat de Heer ons voorgaat op de weg van het celibaat, zullen we broers en zusters in het bijzonder eren die Hem op die weg willen navolgen. Leerlingen van de Heer die zich homoseksueel noemen en celibatair willen leven verdienen in de gemeente een ereplaats. Zij zouden een bijzondere erkenning en ‘stand’ in de gemeente moeten krijgen, vergelijkbaar met als de ‘ware weduwe’ (“zij die er alleen voorstaat”) in de gemeente van Efeze (1 Tim. 5). De gemeente kan hen roepen om pastoraal anderen te begeleiden die met geslacht of gender worstelen. Mensen die Christus als Heer van hun leven erkennen en zich als homo of lesbienne identificeren kunnen naar een relatie van liefde en trouw verlangen. Wanneer zij zich in alle eerlijkheid niet herkennen in typeringen als die van Romeinen 1:24-27, is het mogelijk dat zij zo’n relatie aangaan en dat de christelijke kerk dit in liefde draagt (Gal. 6:1-5). Vriendschap, liefde en intimiteit zijn zoveel breder dan het seksuele spel dat tot het hoogtepunt leidt. Er is een bandbreedte die verkend kan worden en waarin homoseksuele kerkleden zoeken naar vormen van intimiteit die heilig en veilig zijn.
    • Het seksuele aspect van die relatie laat de kerk voor hun verantwoordelijkheid tegenover de Heer. In de christelijke kerk geldt de intieme aard van het samenleven van twee mensen als behorend tot wat persoonlijk is en wat eventuele zonde betreft als ‘geheim’ (in onderscheid van publieke zonde). In de vertrouwensrelatie van pastoraat kan dat aspect ter sprake gebracht worden.
  • Homohuwelijk
    • Artikel 143 van het Burgerlijk wetboek bepaalt sinds 2003: ‘Een huwelijk kan worden aangegaan door twee personen van verschillend of van hetzelfde geslacht’. De kerk erkent het zgn. homohuwelijk niet als huwelijk in zin van de Bijbel. Dat geldt ook ten opzichte van gemeenteleden die toch zo’n burgerlijk huwelijk, bedoeld als in artikel 143, sluiten. Welke vorm een relatie van a. in de Heer (1 Kor 7:39; 2 Kor 6:14), b. in liefde en c. met een belofte van trouw krijgen kan, kan op dit moment het beste in een samenlevingscontract geregeld worden. De kerk bevestigt een dergelijke vorm van samenleven niet in de zin van Kerkorde NGK art. C46.3 (‘De huwelijksbevestiging vindt plaats in een kerkdienst en behoeft de instemming van de gemeente’).
    • Hoe een dergelijke relatie aan Gods zegen opgedragen kan worden is voorwerp van nadere bezinning.
  • Roeping tot de ambten
    • De Schrift geeft bij de roeping tot het ambt van oudste de bepaling: ‘Hij kan slechts de man van één vrouw zijn’ (1 Tim. 3:2; Tit. 1:6). We vatten dat zo op dat leidinggevende personen hun trouw in het huwelijk laten zien. Het is meer dan aan het begin van de relatie een belofte van liefde en trouw afgelegd te hebben. Immers, het ambt van oudste ging in de vroegchristelijke kerk hand in hand met de leeftijd van wijsheid en levenservaring (zie ook de ‘oudere vrouwen’ in Tit. 2:3). Dat illustreert dezelfde bepaling bij de erkenning van een oudere vrouw als weduwe (in de ware zin van het woord, 1 Tim. 5:9). Het gaat daar om vrouwen ‘boven de zestig jaar die maar één man gehad hebben’. Ook als we nu geen leeftijdscriterium meer aan de ambten stellen, is de stabiliteit van het huwelijk (de relatie) belangrijk. Er ligt een verbinding tussen het criterium ‘man-van-één-vrouw’ en het geheim dat Paulus in Efeziërs 5 aanwijst. De liefde van man en vrouw is een afspiegeling van de liefde van Christus voor zijn gemeente. Daarbij is Hij de bruidegom en zij de bruid. Dat legt ons de vraag voor of dat ook op een gelijkgeslachtelijke relatie mag worden toegepast en of zo’n iemand in zo’n relatie de gemeente in een van de ambten kan representeren.
    • Of een gelovige broeder of zuster die in een gelijkgeslachtelijke relatie tot een van de ambten kan worden geroepen is onderwerp van nadere bezinning en gebed. In de Nederlandse Gereformeerde Kerken kan een gemeente daar niet toe overgaan zonder instemming van het kerkverband.

2. Deputatenrapport en Verbonden voor het leven

Conclusie uit de bestudering van de Bijbel in het derde hoofdstuk van het Deventer rapport is ‘dat de in de Bijbel alleen teksten aantreffen die gelijkgeslachtelijke seks afkeuren’. Daarnaast staat een tweede conclusie: ‘Nergens gaat het over aantrekkingskracht, verliefdheid, intimiteit of zielsverwantschap tussen twee mensen van hetzelfde geslacht’.[1] In de bedoelde teksten krijgen persoonlijke gevoelens of intenties van mensen van hetzelfde geslacht geen stem. In hoofdstuk 6 vinden we de voorstellen die tot besluiten kunnen leiden. De eerste conclusie die we hierboven aanhaalden, horen we niet terug in de voostellen of in stellingen als de volgende: ‘binnen de gemeente van Christus mag er, heeft er ruimte (te) zijn voor homo’s, ook als zij in liefde en trouw samenleven’.[2] Daarom ook: ‘Is iemand vrij in zijn of haar geweten en vindt hij of zij een partner voor het leven? Laat er ook voor deze broeders en zusters een plek zijn in de gemeente en aan de tafel van de Heer’. De intentie van liefde en trouw en het persoonlijk geweten geven de doorslag.

Ik vroeg mij af: is het zinvol nóg eens de Bijbelse passages te bestuderen (waarin gelijkgeslachtelijke seks afgekeurd wordt) of zijn de paden van de exegese platgetreden? Zijn er nieuwe inzichten te verwachten of is alles in de vloed aan literatuur (waarnaar ook in het rapport verwezen wordt) al gezegd? Mijn insteek is anders. Ik ga niet op zoek naar nieuwe inzichten maar herlees de Bijbelse passages – ná lezing van het commissierapport. Met de vraag: komt Gods Woord in deze teksten nog ter sprake en spreken de woorden Gods ons nog aan nadat we ruimte constateerden tussen de teksten van toen en de omstandigheden van nu? Het vervolg van deze notitie gaat ook het gesprek met het boek van dr. A.L.Th. de Bruijne en het rapport Ruimte en richting aan.

Ethicus Ad de Bruijne oppert tijdens zijn uitleg van de Bijbelgedeelten de gedachte ‘dat de Bijbel zich in de genoemde teksten waarschijnlijk helemaal niet uitlaat over het fenomeen waarvoor wij op zoek zijn naar een bijbelse duiding’.[3] Het rapport Richting en ruimte: ‘Er zijn wel teksten in de Bijbel die wij met homoseksualiteit associëren, omdat ze betrekking hebben op seksuele gemeenschap tussen mensen van hetzelfde geslacht. Maar zoals zal blijken, wordt er nergens gesproken over romantische aantrekkingskracht of verliefdheid tussen mensen van hetzelfde geslacht’.[4] Deze stelling leidt tot een positieve visie op een relatie van liefde en trouw waarin homoseksuele kerkleden samenleven.

            Zowel in het doorwrochte boek van de Bruijne als in de empathische studie van NGK- deputaten lijken de specifieke Bijbelgedeelten over ‘seksuele gemeenschap tussen mensen van hetzelfde geslacht’ niet verder ter sprake te komen bij (wat consequent genoemd wordt) ‘een relatie van liefde en trouw’. De Bruijne concludeert: ‘Vanuit de kennis die wij vandaag bezitten, kunnen wij niet anders dan vaststellen dat de reikwijdte van Paulus’ woorden voor het thema homoseksualiteit beperkter is dan vaak gedacht’.

Tijdens het lezen van het genoemde boek en rapport maakte ik kanttekeningen bij de exegetische passages. Vooral bij het rapport had ik soms de indruk dat een minimale uitleg gegeven wordt, terwijl er meer te zeggen is.

Een voorbeeld: de zonde van de mannen in Sodom. Genesis 19 wordt in één zin samengevat, gevolgd door een conclusie uit (elders gedocumenteerde) studie: ‘Latere Joodse geschriften waarin gelijkgeslachtelijk seksueel verkeer ten zeerste wordt afgekeurd, verwijzen daarvoor vaak naar dit Bijbelhoofdstuk.’[5] Deputaten weerleggen dat met de stelling: ‘Steun in het Oude Testament krijgen ze hiervoor niet. Nergens wordt Sodom expliciet in verband gebracht met gelijkgeslachtelijk seksueel verkeer’. Nergens? Bij de verwijzing naar Ezechiël 16 had het Hebreeuws hen op andere gedachten kunnen brengen. Vers 50: de mannen van Sodom en Gomorra ‘verhieven zich boven de anderen, wat ze deden vond Ik gruwelijk’ (NBV21). Het Hebreeuws heeft hier to’ebah, ‘ze deden wat gruwelijk in mijn ogen is’. Dat is het schokkende woord dat de heiligheidswet in Leviticus 18:20 én 20:13 gebruikt: ‘Wie met een man het bed deelt als met een vrouw, begaat een gruweldaad’. De dreiging van de mannen van Sodom aan het adres van de gasten (‘Breng ze naar buiten, we willen ze nemen!’) is homoseksuele groepsverkrachting. Ezechiël 16:50 roept dat in herinnering. Dat is een conclusie die reden geeft te overwegen of de ‘gruwel’ van Leviticus iets van opzettelijke daden met een bepaald doel betreft.

Maar ook al zou er meer te zeggen zijn betreffende de exegese, brengt dat ons als christenen en kerkleden verder? Er is een brede aanvaarding van relaties tussen mensen van het gelijke geslacht gegroeid, ook in de christelijke kerk. Voor mij weegt zwaarder dat genderdysforie en transseksualiteit het beeld van homoseksualiteit nog eens extra complex gemaakt heeft. De verstoring van lichamelijke en psychische ontwikkeling die genderdysforie heet, kan niet buiten beschouwing blijven.

            Mijn voorstel is om conclusies te trekken uit het materiaal dat op tafel ligt. En om daarbij nóg eens de betreffende Bijbelgedeelten te lezen. In de theologie spreken we van de ‘hermeneutische cirkel’. Dat wil zeggen: je leest de Bijbel, denkt daar met de theologie en in de praktijk van het leven over na én gaat met je bevindingen terug naar de Bijbel. Zo leg je dezelfde weg steeds opnieuw af. Zo blijft de Bijbel als heilige Schriften en Woord van God de eerste bron. Zo laten we ook zien dat we de Bijbel ernstig blijven nemen en ons van zijn gezag niet afmaken.

3. Grenswoorden

Het deputatenrapport overweegt dat de homoseksuele identiteit vandaag niet identiek lijkt aan de in de Bijbel afgekeurd praktijken. Daarin zou het kunnen gaan om homoseksuele promiscuïteit of homoseksueel experiment van heteroseksuele mensen. Het lijkt alsof het rapport de betreffende Bijbelgedeelten tussen haakjes zet. Nadat we overwegen of er ruimte kan zijn voor een relatie van homoseksuele geliefden, is het goed de Bijbel nog eens ter sprake te brengen. Blijft er een grens aan de intimiteit van homo’s en lesbiennes? Hebben we oog voor zonde die zij elkaar in de relatie kunnen aandoen?

3.1 Paulus leest Leviticus

In de wetswoorden van Leviticus 18-20 verbiedt de God van Israël allerlei zonden van seksuele aard, zoals zijn volk dat uit Egypte kende en in Kanaän zou aantreffen. In den vreemde en in het beloofde land riep de HEER tot het volgen van de leven-gevende leefregels (18:1-5). Het herhaalde verbod of gelijkgeslachtelijke seks staat in het kader van allerlei grove zonden (Lev. 18:22; 20:23).

  • In Leviticus 18 gaan aan het verbod ‘Je mag niet het bed delen met een man zoals met een vrouw’ direct vooraf gemeenschap bij menstruatie (vs 19), overspel met de vrouw van een ander (vs 20) en offeren van kinderen aan Moloch (vs 21). Erop volgt het verbod op seks met een dier (vs 23).
  • Dat strenge wetswoord komt terug in Leviticus 20:13: ‘Wie met een man het bed deelt (jiskab) als met een vrouw, begaat een gruweldaad. Beiden moeten ter dood gebracht worden en hebben hun dood aan zichzelf te wijten’. Ook hier worden in het directe verband genoemd het verbod op overspel, seks in nabije, incestueuze familierelaties en bestialiteit. De doodstraf duidt op bijzondere ernst.
  • In Lev 20:19 stond al: ‘Heb geen gemeenschap met een vrouw wanneer zij vanwege haar menstruatie onrein is’. Hoewel dit in Lev 15:24 genoemd is als iets dat man en vrouw alleen voor zeven dagen onrein maakt (en niet als zonde benoemd wordt), lijkt het in Lev. 20 om een opzettelijke daad te gaan. Alsof in de aanraking van het bloed van de vrouw bijzondere levenskracht gezocht wordt. Ook in Lev 20:18 volgt: ‘Wanneer iemand het bed met een vrouw die ongesteld is en gemeenschap met haar heeft – wanneer hij dus de bron van haar bloeding ontbloot of zij voor hem de bron van haar bloeding ontbloot – zullen beiden uitgestoten worden’. De ‘bron van haar bloed’ heeft een krachtige betekenis die wij niet meer kennen. Er lijkt een relatie te liggen naar het voorafgaande hoofdstuk, Leviticus 17, waar het ‘gebruik’ van bloed streng verboden wordt. Het lijkt te gaan om opzettelijk gebruik van het bloed als levenskracht (vs. 14). Daarvan is sprake in Afrikaanse landen waar mannen denken van Aids genezen te worden wanneer zij een meisje dat nog maagd is verkrachten.

Het directe verband van a. seks tijdens de menstruatie, b. een buitenechtelijke relatie, c. homoseks en d. bestialiteit lijkt te bestaan in penetratie als bevrediging van lust.

De apostel Paulus gebruikt termen uit deze grensgeboden uit Leviticus (in de Griekse vertaling, zoals die ten tijde van het Nieuwe Testament bekend was). Hij smeedt die tot een woord dat hij in 1 Korinthe 6:9 en 1 Timoteüs 1:10 gebruikt (arseno-koitès: een man die een man ‘beslaapt’). De ‘huiver van Leviticus’ gaat mee in het apostolisch onderwijs.

3.2 Bekering, heiliging, vrijspraak

Paulus laat dit woord arseno-koitès (‘een man die een man beslaapt’) vallen in het kader van een waarschuwing tegen verschillende zonden tegen de Tien geboden, die een mens kunnen typeren (6:9-11).

  • De Schrift waarschuwt tegen het doen van onrecht. ‘Weet u niet dat wie onrecht doet geen deel zal hebben aan het koninkrijk van God?’
  • Vervolgens ‘ontuchtplegers,
  • afgodendienaars,
  • overspelplegers (Grieks: pornoi),
  • mannen die zich laten misbruiken of die andere mannen misbruiken,
  • dieven en geldwolven,
  • dronkaards,
  • lasteraars,
  • uitbuiters.

De vraag is of een mens door een bepaalde zonde beheerst worden, zodat die zonde hem of haar als zondaar typeert. Paulus vervolgens in aanspraak van de gemeente: ‘Sommigen van u zijn dat ooit geweest, maar u bent gereinigd, u bent geheiligd, u bent rechtvaardig verklaard in de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God’ (1 Kor 6:11). De vraag is dus bij elke specifieke zonde: of er bekering van die levensstijl, heiliging en vrijspraak heeft plaatsgevonden. Innerlijk en in de gemeente.

De homoscene in Nederland is een wereld van promiscuïteit. Wie zich in het nachtleven stort heeft een omkeer naar het licht nodig (Ef 5). Zo moeten we ook in de christelijke kerk rekenen met de seksuele zonden in gelijkgeslachtelijke relaties, zoals we dat ook doen in heteroseksueel verkeer (in en buiten het huwelijk). En Gods Woord laten spreken.

3.3 De apostel van de volken en de Romeinse cultuur

Paulus noemt de (seksuele) omgang van man en vrouw ‘natuurlijk’ en de gekozen (seksuele) omgang van vrouw met vrouw en van man met man ‘tegennatuurlijk’ (Rom 1:26-27). Daarmee is de natuur bedoeld zoals de Schepper die bedacht en vormgegeven heeft. Mannelijk en vrouwelijk passen lichamelijk-geslachtelijk bij elkaar, zodat zij ‘één vlees’ kunnen worden. Alsof zij in de lichamelijke beleving tot één mens versmelten. In die zin is homoseksualiteit ‘tegen de natuur’.

  • Twee mannelijk- of vrouwelijk-identieke geslachtsorganen kunnen niet tot die eenheid komen.
  • Uit de vereniging van twee mensen van hetzelfde geslacht kan geen nieuw leven voortkomen. ‘Verwekken’ of ‘ontvangen’ van kinderen is niet op natuurlijke wijze mogelijk.

Verderop in de brief aan de Romeinen gebruikt Paulus het contrast ‘natuurlijk’ (kata phusin) en ‘tegen de natuur’ (para phusis) nog een keer. Daar maakt hij onderscheidt tussen duidt in de plantkundige classificatie aan van de soorten olijfboom (edel of wild) en de takken (11:21). Zwaarder is de term ‘tegennatuurlijk’ niet: zoals het biologisch in de schepping en verzorging van Gods wereld is.

             In Romeinen 1 contrasteert Paulus dus ‘de natuurlijke omgang’ (tèn phusikèn chrèsin) van man en vrouw (tweemaal) met ‘die tegen de natuur’ (tèn para phusin, 1:26-27), zoals wanneer ‘vrouwen de natuurlijke omgang (met een man) hebben verruild voor de tegennatuurlijke’ en ‘ook mannen de natuurlijke omgang met vrouwen hebben losgelaten’. De Bruijne legt dit uit als de door deze mensen in de eerste eeuw zelf zo ervaren handelwijze. ‘Deze mensen geven wat zij zelf als “natuurlijk” ervaren, tegen beter weten in prijs voor homoseksueel verkeer’ (263).[6]

Van Loon stelt terecht dat Paulus hier aan het scheppingsverhaal herinnert door de bijvoeglijke naamwoorden arsèn en thèlus, zoals hij die in de Septuagint aantrof, te gebruiken (gesubstantiveerd).[7] ‘De vrouwen hebben de natuurlijke omgang verruild voor de tegennatuurlijke, en ook de mannen de natuurlijke [omgang] “met het vrouwelijke” (tès thèleias) losgelaten en zijn in hartstocht voor elkaar ontbrand’.

Het zijn niet alleen de mensen die de seksuele switch maken die dat typeren als overgang van het ‘natuurlijke’ naar het ‘tegennatuurlijke’, maar het is eerst Paulus die dat zo typeert. Is dat misschien extra reden om de achtergrond van Leviticus ook in Paulus’ gebruik van phusis in Romeinen 1 te beluisteren? Ik herinner eraan dat het door Paulus gevormde woord arsenokoitai in 1 Korinte 6:9 en 1 Timoteüs 1:10 de inhoud van de Levitische verboden in de nieuwtestamentische ethiek opneemt. Wat is het verband tussen die twee typeringen en Romeinen 1:24-27? Paulus zegt in Romeinen 1 breder welke seksuele praktijk hij met het zelfstandig naamwoorden in de lijsten van 1 Korinthe en 1 Timoteüs op het oog heeft.

Concreet: wat geven de betreffende Bijbelgedeelten aan homoseksuele geliefden te overdenken wanneer zij een relatie aangaan en die voor Gods aangezicht willen vormgeven?

‘Natuurlijk’ is volgens de onderscheidenlijk geschapen lichaamsbouw en ‘tegennatuurlijk’ is tegen de evidente, c.q. biologische natuur en structuur van het mannelijk en vrouwelijk lichaam in de vereniging van die lichamen.

  • De geslachtsdaad van anale penetratie bij mannen heet dan ‘tegen de natuur’.
  • Bij vrouwen ligt het anders, omdat de genitale vereniging van de lichamen daar altijd uitwendig blijft. De onmogelijkheid (of ongewenstheid) van vaginale penetratie kan in alle nuchterheid ook ‘tegen de natuur’ genoemd worden.
  • Bij mannen en vrouwen van hetzelfde geslacht is er geen mogelijkheid tot natuurlijke bevruchting en het verwekken van kinderen. Het is alleen buiten de natuurlijke weg om mogelijk kinderen door middel van een draagmoeder of met donorzaad te verwekken.

Bij deze herlezing van de Bijbelgedeelten vroeg ik me steeds af: is het passend en nodig om zo concreet over penetratie (of het ontbreken ervan) te spreken? Spreken we dan niet weer óver homo’s in plaats van hen veiligheid in de gemeente te bieden? Het is vanwege de ernst en samenhang waarin deze grensgeboden in der Bijbel ter sprake komen dat ik meen dat we die niet ongelezen kunnen laten. Ook homoseksuele broers en zusters die voor een relatie gekozen hebben zullen die woorden in de Bijbel steeds weer tegenkomen. Laten we hen en onszelf helpen door te vragen wat de Geest ons ermee in de gemeente zeggen wil.


[1] De aanhaling zijn uit de bij het rapport gevoegde leeswijzer, onder 3.4 (Ruimte-en-richting-Leeswijzer-en-samenvatting.pdf).

[2] Ruimte en richting, 134. Alleen de woorden die Paulus gebruikt voor ‘de mannen die een passieve en actieve rol vervulden in de gelijkgeslachtelijke seks’ worden genoemd (135), voorzien van de stelling dat er geen isgelijk-teken kan worden gezet tussen de malakoi en de arsenokoitai en onze homoseksuele broers en zusters’.

[3] Ad de Bruijne, Verbonden voor het leven. Een theologisch-ethisch voorstel rond homoseksualiteit en seksuele diversiteit (Utrecht: KokBoekencentrum Uitgevers, 2022), 268.

[4] Ruimte en richting. Rapport van het Studiedeputaatschap ‘Homoseksualiteit in de kerk’. Voor de synode van Deventer 2023 (https://ngk.nl/nieuws/ruimte-en-richting-rapport-studiedeputaatschap-homoseksualiteit-in-de-kerk/), 58.

[5] Ruimte en richting, 62.

[6] J. van Bruggen: ‘Voor de apostel is de perversie van de seksualiteit wanneer een mens haar of zijn eigen aard (die wel degelijk gericht was op het ándere geslacht) op enig moment inruilt voor homoseksuele en lesbische praktijken’ (Romeinen. Christenen tussen stad en synagoge [CNT3] (Kampen: J.H. Kok, 2006),43).

[7] Maarten van Loon, In liefde en trouw of tegennatuurlijk?, in: Ad de Bruijne (red.), Open en kwetsbaar. Christelijk debat over homoseksualiteit [TU Bezinningsreeks 11] (Barneveld: de Vuurbaak, 2012), 33 (31-43).

Ruimte en richting – vier overwegingen m.b.t. homoseksuele relaties aan de NGK-synode

De NGK bespreekt dit najaar op de Generale Synode van Deventer het rapport van het studiedeputaatschap ‘Homoseksualiteit in de kerk’. Die bespreking is een aantal maanden uitgesteld om de plaatselijke kerken en de regio’s de gelegenheid te geven om input te leveren. Die tijd is nog steeds te kort om als plaatselijke kerk of als regionale vergadering tot een definitieve beoordeling van de voorstellen te komen.

Toch zou het goed zijn om als kerken (plaatselijk of regionaal) een aantal overwegingen aan de synode mee te geven. Dat geldt zeker voor kerken die van mening zijn dat het deputatenrapport veel ruimte, maar weinig richting geeft (zoals hier verwoord). De kerkenraad van de Hooge Eschkerk van Oosterwolde (Fr.) heeft vier aandachtspunten opgesteld die begin oktober op de Regio Fryslân besproken zullen worden. Als de Regio Fryslân die overneemt, gaat het namens de regio naar de synode toe. Als de Regio Fryslân het niet overneemt, zal Oosterwolde het zelf aan de synode toesturen. Misschien is het een idee dan andere kerken of regio’s hetzelfde doen. Daarom volgt hieronder de tekst van het voorstel aan de synode.

Eén van mijn collega’s, die dit stuk van te voren heeft ingezien, maakte bij alle vier de aandachtspunten een aantal kritische opmerkingen. Die wil ik hier ook eerlijk noemen en van mijn eigen commentaar voorzien. Daardoor kan iedereen nog beter tot een eigen afgewogen mening komen.

Belangrijk om nog op te merken is, dat de vier overwegingen géén ingenomen standpunten zijn van de kerk van Oosterwolde (of welke kerk of regio ze ook maar inbrengt op de synode van Deventer). Het zijn vier punten waarop de synode geattendeerd wordt, omdat die in het deputatenrapport ‘Ruimte en richting’ geen of te weinig aandacht krijgen. Het zijn dus geen voorstellen tot besluit, maar argumenten om tot een zorgvuldig besluit te komen.

Vier overwegingen voor de synode m.b.t. het rapport ‘Ruimte en richting’

*1* We delen de mening van deputaten dat homoseksuele christenen die in een relatie van liefde en trouw samenleven, in principe welkom zijn aan de maaltijd van de Heer. We willen de synode in overweging geven om daaraan toe te voegen: ‘in liefde, trouw en geloof’, omdat een relatie met een ongelovige in de Bijbel dringend  afgeraden wordt en dat (het aangaan van) zo’n relatie niet per definitie betekent dat de gelovige partner automatisch aan het avondmaal deel mag nemen.

*2* Het huwelijk tussen man en vrouw wordt in het rapport principieel onderscheiden van homoseksuele relaties, maar het rapport stelt niet voor om uit te spreken dat het burgerlijke homohuwelijk niet gelijk staat aan het christelijke huwelijk. Het rapport stelt ook niet voor om uit te spreken dat een homorelatie daarom niet op dezelfde manier bevestigd kan worden als een christelijk huwelijk. We vinden dit een merkwaardige inconsequentie en geven de synode daarom in overweging om uit te spreken dat een homosekuele relatie in liefde en trouw niet gelijk staat aan het bijbelse huwelijk en daarom niet kerkelijk kan worden bevestigd / ingezegend. Aanvullend is van belang dat ook alle andere protestants-gereformeerde kerken, waaronder de PKN, dit ook niet toestaan.

*3* Een homoseksuele relatie in liefde en trouw is bijbels gezien geen variant op het huwelijk tussen man en vrouw, spreekt het rapport expliciet uit op blz. 104. Toch stellen deputaten zonder enige argumentatie voor om uit te spreken “dat plaatselijke gemeenten de mogelijkheid hebben om ook leden die in een homoseksuele verbintenis samenleven tot het ambt te roepen, zo daar binnen de plaatselijke gemeente voldoende draagvlak voor is” (blz. 134)? Er wordt op geen enkele manier verwezen naar één van de bijbelse criteria voor oudsten als voorbeeldfunctie voor de gemeente en naar de buitenwereld, zoals Paulus dat voorschrijft aan Titus: oudsten moeten “onberispelijke mannen [zijn], die maar één vrouw hebben” (Titus 1:6) en aan Timoteüs: “Een opziener moet onberispelijk zijn. Hij kan slechts de man van één vrouw zijn” (1 Tim. 3:2). We geven de synode in overweging om deputaten eerst een vervolgopdracht te geven waarbij niet alleen de praktische, maar juist ook de bijbelse afwegingen om homoseksuele belijdende leden die in een relatie van liefde en trouw samenleven al dan niet toe te laten tot het ambt van ouderling en predikant in kaart gebracht worden, en pas daarna een uitspraak te doen over de vraag of het ambt van ouderling of predikant voor leden die in een homoseksuele relatie leven open staat.

*4* Opvallend is dat de opstellers van het rapport op geen enkele manier ingaan op de vraag naar de kinderwens binnen homoseksuele relaties. We geven de synode in overweging om uit te spreken dat het recht van kinderen op biologische ouders belangrijker is dan de wens van homoparen (of alleenstaande moeders) op een ‘eigen’ kind dat niet afkomstig is van de partner (of waarbij de partner bewust afwezig is) en dat wie wel gebruik maakt van kunstmatige inseminatie zich schuldig maakt aan wat prof. dr. Jochem Douma indertijd al ‘kunstmatig overspel’ noemde. Mocht de synode op dit punt een eventuele vervolgopdracht geven, zowel de wenselijkheid tot het nemen van half-biologische kinderen of van adoptief-kinderen, dan hoort daar volgens ons ook de vraag bij hoe je moet denken over de doop van kinderen die geboren en/of geadopteerd worden in een vaste homoseksuele relatie.

Afsluiting

Onze afwegingen laten zich samenvatten als ‘milde tegemoetkomendheid’ en ‘royale acceptatie’: homoseksuele kerkleden die in een vaste relatie van geloof, liefde en trouw leven, doen net als ieder ander kerklid op alle fronten volop mee in de gemeente. Maar op het punt van huwelijksbevestiging, ambtsdrager-zijn en kinderwens zou het wijs en verstandig zijn dat we als Nederlandse Gereformeerde Kerken eerst nagaan of er op grond van Gods Woord al dan niet zwaarwegende belemmeringen zijn.

Kritiek op de vier aandachtspunten

Een collega leverde de volgende kritiek, die ik cursief  beantwoord

*1* De toevoeging ‘geloof’ bij het toelaten tot het avondmaal is overbodig, want het richt zich niet op de homoseksualiteit van de broeder of zuster maar op het geloof of ongeloof van de partner. Als we bij heteroseksuele broeders en zuster deze toevoeging niet doen, waarom hier dan wel? Onze kerken tellen heel veel trouwe leden met een niet-gelovige partner die wel aan het avondmaal worden toegelaten.

Mijn antwoord: het gaat er niet om dat er veel christenen met een niet-gelovige partner zijn die tot het avondmaal worden toegelaten. Het punt is: in een-relatie in liefde, trouw én geloof is dat automatisch zo, maar bij ‘liefde en trouw’ terwijl je bewust een relatie met een niet-gelovige partner aangaat, is dat geen automatisme. Dan moet je, als je een bepaalde groep broeders of zusters die in een homoseksuele relatie leven ook automatisch toe wilt laten tot het avondmaal, naast ‘liefde en trouw’ ook, ‘geloof’ erbij noemen.

*2* Als kerken zien we wel in dat het burgerlijk huwelijks tussen heteroseksuelen niet hetzelfde is als een christelijk huwelijk. Maar we hebben dat nergens officieel uitgesproken. Waarom wordt het ontbreken van zo’n uitspraak dan nu bekritiseerd?

Ook wordt het kerkelijk bevestigen en het inzegenen van een homorelatie in één adem genoemd. Maar deputaten geven zelf aan dat ze te weinig tijd gehad hebben om alle vragen rond het zegenen of bevestigen van een homoverbintenis goed te doordenken. Het gaat dan juist over de vraag of er een onderscheid gemaakt kan worden tussen bevestigen en inzegenen van een relatie waarbij het principiële verschil tussen een huwelijk van man en vrouw en een homoseksuele relatie gehandhaafd kan blijven.

Mijn antwoord: De eerste alinea berust op een misverstand. In overweging 2 gaat het niet om het onderscheid tussen het burgerlijk hetero-huwelijk en het christelijke huwelijk. Het gaat erom dat ook volgens deputaten een huwelijk van man en vrouw op grond van de Bijbel uniek is en niet als een variatie allerlei andere relatievormen, waaronder een homoseksuele relatie in liefde en trouw, beschouwd mag worden.

Verder maken deputaten, zoals mijn collega zelf aanhaalt,  een onderscheid tussen ‘zegenen’ en ‘bevestigen’. Daar wordt vervolgens van gemaakt: er is verschil tussen ‘inzegenen’ en ‘bevestigen’. Dat laatste klopt niet. We spreken, zowel binnen de NGK als binnen andere kerken als PKN en CGK, over ‘kerkelijke bevestiging of inzegening’. Dat zijn synonieme begrippen (ook al hebben ze een andere gevoelswaarde). De PKN staat geen ‘inzegening’ van een homohuwelijk toe, wel een ‘zegening’. Dus juist als je als deputaten zegt dat het bijbelse huwelijk tussen man en vrouw uniek is en niet gelijk staat met andere relatievormen, ook niet met een homo-relatie in liefde en trouw, lijkt het mij niet meer dan logisch om aan de synode te vragen, dat openlijk uit te spreken en dan ook iets te zeggen over wat dat betekent m.b.t. het al dan niet bevestigen/inzegenen van niet-huwelijkse relaties.

*3*  Een beroep op Titus 1:6 en 1 Timoteüs 3:2 (een oudste moet de man van één vrouw zijn) als het gaat om de vraag of een homoseksuele broeder of zuster die in liefde in trouw samenleeft, wel geschikt is om ambtsdrager te zijn is om meer dan één reden niet houdbaar. Allereerst wordt hier het telwoord  ‘één’ (1) gebruikt. Het gaat dus uitsluitend om polygamie. Een christen die gelijktijdig met meer dan één (1) vrouw leeft, kon geen oudste worden. De vraag of een homoseksuele christen die in liefde en trouw met één (1) partner samenleeft, is simpelweg niet in beeld. In de tweede plaats zou, als je deze bijbelteksten zo letterlijk neemt, ook als voorwaarde moeten gelden dat als een ouderling kinderen heeft, die per se allemaal gelovig moeten zijn. Hoeveel trouwe ambtsdragers in onze kerken kunnen dan uit hun ambt ontheven worden?

Mijn antwoord: hier is geen sprake van te letterlijk lezen van de Bijbel. Omgekeerd is het juist nogal biblicistisch om alle nadruk te leggen op het telwoord één bij één vrouw. Dat gold inderdaad in die tijd: een man met meerdere vrouwen was niet geschikt voor het ambt van oudste, omdat het tegen Gods bedoeling met het huwelijk in ging: het bijbelse huwelijk is de relatie van één man en één vrouw, zoals deputaten ook duidelijk aangeven in hun rapport. Maar dan moet je 2000 later niet zeggen: dit voorschrift is voor ons niet meer van toepassing, want we kennen in ons land en in onze kerken geen polygamie meer. Daarmee verklaar je de Bijbel in feite tijdgebonden, terwijl het in 2024 juist een heel aktuele tekst is als het om homorelaties in liefde en trouw gaat. Want nu gaat het erom, dat we het er samen éérst met elkaar erover hebben, of je van een ouderling mag eisen, dat hij of zij in zijn relatie nog steeds aan het bijbelse huwelijk voldoet, namelijk de man van één vrouw of de vrouw van één man te zijn. Die vraag bij de synode neerleggen is niet meer dan logisch.

Als je, zoals deputaten doen en de synode hopelijk ook, openlijk uitspreekt en belijdt dat het huwelijk volgens Gods bedoeling de unieke, levenslange, exclusieve, alomvattende levenseenheid van één man en één vrouw is, en dat er bijbels gezien dus een onderscheid blijft bestaan tussen het huwelijk en een homo-verbintenis, moet je als het om de keus van je ambtsdragers gaat, dat niet zonder enige argumentatie overlaten aan het draagvlak in de plaatselijke gemeente, maar daar éérst met elkaar goed over doorpraten en kwaliteitseisen aan stellen, net zoals de christelijke gemeenten in de tijd van Paulus dat ook deden.

De opmerking over niet-gelovige kinderen is wat flauw, want dat is in de afgelopen jaren nooit een argument geweest om ouderlingen niet te verkiezen of uit het ambt te ontheffen.

*4* De vragen over een eventuele kinderwens zijn terecht, maar behoorde niet tot de taak van het deputaatschap, dus dit zou moeten worden meegenomen in een nieuwe opdracht.

Mijn antwoord: hier zijn we het wel aardig met elkaar eens. Maar het punt van de kinderwens komt wel een paar keer terug in het rapport. Het hangt er ook zo zeer mee samen, dat het mij heel terecht lijkt om de synode hier op te attenderen. En op het moment dat dat gebeurt, of het nu door afgevaardigden is of door plaatselijke kerken of een Regio, kan ook de huidige synode hier al eventueel een besluit over nemen. En bij een vervolgopdracht zou het advies moeten zijn (net als bij wel of geen kerkelijk huwelijk en wel of niet in het ambt): zolang er geen goede onderbouwing is om het wél te doen, voorlopig geen stappen in die richting zetten, omdat bij wezenlijke onderwerpen het een hele christelijke houding is om niet alleen je eigen voorkeuren door te zetten, maar ook het belang van anderen en de eenheid in de plaatselijke gemeente en het landelijke kerkverband niet op het spel te zetten.

‘Laat de kinderen tot Mij komen’ – over bijzondere kerkdiensten in coronatijd

Wat is wijs? Dat vragen veel kerkenraden zich in deze coronatijd af als het om het aantal bezoekers van kerkdiensten gaat. Wijs is in elk geval, dat in december 2020 alle kerkgenootschappen gezamenlijk binnen het CIO welwillend gereageerd hebben op de dringende oproep van de regering om zoveel als mogelijk alleen online-diensten te houden. Maar we zijn nu weer drie maanden verder. Het is inmiddels één jaar geleden dat Nederland op slot ging. In de samenleving klinkt de roep om versoepeling steeds luider. De overheid geeft daar sinds begin maart ook beperkt de ruimte voor. Wat betekent dat voor de kerkdiensten?

Wijze vrijmoedigheid

In de kerk heb je twee soorten kerkdiensten. De gewone, regelmatige kerkdiensten. Daaronder vallen ook avondmaalsdiensten en jongerendiensten, om maar twee dingen te noemen. En de bijzonder, eenmalige diensten. Daaronder vallen doopdiensten, belijdenisdiensten, trouwdiensten en rouwdiensten. Zou er, in wijze vrijmoedigheid, voor die laatste categorie diensten iets meer mogelijk zijn? Het is immers volstrekt duidelijk dat het unieke, eenmalige diensten zijn ter gelegenheid van een feestelijke of verdrietige gebeurtenis in iemands leven. Dus het heeft geen enkele precedentwerking op andere kerkdiensten.

Ik spits het even toe op doopdiensten. Ik ben absoluut geen voorstander van de vroegdoop, waarbij de vader het kind ten doop houdt terwijl de moeder nog in het kraambed ligt. Ik vind het zo langzamerhand wel problematisch worden dat de doop nu al maanden lang (soms al bijna één jaar!) wordt uitgesteld. De reden is ‘m bijna altijd gelegen in het feit dat er helemaal niemand bij de doop aanwezig mag zijn. In mijn ogen leidt dat tot een onderschatting van de doop. Van uitstel komt geen afstel, maar je voedt als kerk wel de gedachte dat het teken van de doop niet zo belangrijk is. Terwijl de doop Gods verbondsteken is voor de gelovigen en hun kinderen! De hemelse Vader wil graag zijn prachtige beloften geven aan de kinderen van de gelovigen die hun vertrouwen op Hem stellen. En Jezus, onze Heer, zegt: Laat de kinderen tot Mij komen. Hoe lang kunnen kerkenraden dan blijven zeggen (terwijl heel Nederland elkaar in de supermarkt op 20 centimeter passeert en in februari massaal het ijs op ging): we kiezen in alle omstandigheden het liefst voor een zelfgekozen voorzichtigheid die nog strenger is dan de overheid ons oplegt?

De overheid biedt begrensde ruimte

Want de overheid geeft meer ruimte dan veel kerken tot nu toe nemen. Volgens de RIVM-richtlijnen zijn zelfs in deze lockdowntijd met avondklok huwelijksvoltrekkingen met 30 personen (zonder horeca) en uitvaarten met 50 personen (zelfs met koffie en cake) geoorloofd, mits aan alle voorwaarden voldaan wordt. Ik denk dat we het er als kerk over eens zouden moeten zijn dat de bediening van de doop minstens net zo’n belangrijk moment in het geloofsleven. Dus als die voortdurend wordt uitgesteld, moet je zoeken naar alternatieven. Dat geldt ook voor een trouwdienst: Gods zegen over het huwelijk op de knielbank in de kerk vinden de meeste echtparen van veel meer waarde dan het formele moment op het gemeentehuis. Hetzelfde geldt voor het doen van belijdenis: moet je dat eindeloos blijven uitstellen terwijl je graag, net als Timoteüs,”in aanwezigheid van velen zo’n krachtig getuigenis” wilt afleggen?

Vier keuzeopties

Door corona kan niet alles wat je zou willen. Dus moeten kerkenraden in wijze vrijmoedigheid keuzes maken. Ik kwam deze maand in drie kerkbladen vier verschillende opties tegen.

In Gemeente A is besloten om zo weinig mogelijk contactmomenten te organiseren. Dus is er tijdelijk geen live-muziek in de eredienst en mogen de leden van het wijkteam tijdelijk geen bezoeken brengen, maar alleen de predikant en de pastoraal werker. De motivatie hierachter is, dat we als kerken onder het vergrootglas liggen en dat het ons een lief ding waard moet zijn dat Gods naam vanwege ons gedrag niet gelasterd, maar geëerd en geprezen wordt, zoals in Zondag 47 van de Heidelbergse Catechismus staat.

In Gemeente B is besloten om pas ruimte te geven voor kerkdiensten met max. 30 kerkgangers als dat door de kerkgenootschappen gezamenlijk weer geadviseerd wordt. Maar als het om doopdiensten gaat, wil men de wens van de ouders honoreren om in elk geval ook de wederzijdse grootouders aanwezig te laten zijn. Het Diakonaal Steunpunt noemt deze mogelijkheid (max. 6 volwassenen) expliciet. En als het om een trouwdienst gaat, is het kerkgebouw beschikbaar als trouwlokatie, zodat het burgerlijk huwelijk meteen gevolgd kan worden door de kerkelijke bevestiging ervan met max. 28 bruilofsgasten.

In Gemeente C heeft men besloten om de RIVM-richtlijnen ook toe te passen op de genoemde bijzondere eenmalige kerkdiensten. Dan kunnen bijvoorbeeld drie kinderen tegelijk gedoopt worden, waarbij elk gezin zes of zeven gasten mag uitnodigen. Of kunnen vier jongeren belijdenis doen met elk zes of zeven familieleden/vrienden. Uiteraard onder dezelfde strikte voorwaarden als de overheid bij andere gelegenheden stelt.

In Gemeente D neemt men meteen de nieuwe richtlijn over die de PKN zonder enige vorm van overleg met de overheid en met de andere kerkgenootschappen eind februari genomen heeft: er zijn elke zondag weer 30 kerkgangers welkom. Er is binnen de CGK/GKV/NGK zelfs een gemeente die binnen één maand eerst het superstricte standpunt A invoerde en na het PKN-advies meteen overstapte op het geen enkel ander kerkgenootschap geadviseerde standpunt D.

Voorzichtig meebewegen

Wat is wijs? Persoonlijk pleit ik voor meebewegen met de richtlijnen van de overheid. Dat gebeurt bijna altijd als de maatregelen verscherpt worden. Dat vind ik terecht. Het gebeurt helaas niet altijd als de overheid versoepelingen aankondigt. Dan hoor ik vaker kerken zeggen: ‘Je kunt niet voorzichtig genoeg zijn.’ Dat vind ik niet altijd terecht. Als de overheid versoepelt, doet ze dat heel bewust en heel voorzichtig. Voorzichtiger kan dus, tenzij je daar binnen je eigen kerkgemeenschap heel goede redenen voor aan kunt dragen. Toch is de primaire reaktie wel vaak: laten we maar niet meteen alles gaan doen wat weer mag. Daardoor worden kerkleden die bewust en met een goed geweten de beperkte ruimte die de overheid geeft wel helemaal willen benutten, nogal eens impliciet beticht van ‘risico-gedrag’. Maar zou een kerk juist geen begrip moeten creëren voor mensen met meer vrijmoedigheid en hen beschermen tegen veroordeling? En hoort juist in de kerk het geestelijk belang van een doopdienst, een trouwdienst of een belijdenisdienst in alle voorzichtigheid niet zwaar mee te wegen bij de besluiten die men neemt? Als je aldoor al te voorzichtig bent, hoe geloofwaardig kun je dan nog zingen: “Ik stel mijn vertrouwen op de Heer, mijn God. Want in zijn hand ligt heel mijn levenslot”?

Ruimte voor vrijmoedigheid, begrip voor zorgvuldigheid

Maar zoals overal geldt ook in een plaatselijke kerk: niet de mening van één persoon, maar die van ons allen in gezamenlijk overleg leidt tot een wijs besluit dat biddend genomen is. Zowel in gemeente A als in gemeente B als in gemeente C. Laat zo’n vrijmoedig of zorgvuldig besluit dan door heel de gemeente eensgezind ontvangen en gedragen worden. En als je dat moeilijk vindt? Lees dan steeds weer Filippenzen 2:3-5. Dat heb ik tenminste regelmatig nodig.

Handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle bescheidenheid de ander belangrijker dan uzelf. Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen, maar ook die van de ander. Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. 

Wat beloven bruid en bruidegom elkaar als ze trouwen in de kerk?

Binnenkort mag ik als dominee weer een trouwdienst leiden. Dat vind ik altijd prachtig. Iedereen is blij met het bruidspaar. De trouwdienst zelf is voor hen vaak het hoogtepunt van de dag. Want in de kerk herhalen ze hun beloftes aan elkaar en ontvangen ze Gods onmisbare zegen over hun huwelijk.

trouwkaart algemeenNet als bij een doopbediening en bij viering van het avondmaal kun je tegenwoordig kiezen welk formulier je wilt gebruiken voor de kerkelijke inzegening / bevestiging van je huwelijk. Het zijn twee korte formulieren, de één uit 1999 en de ander uit 2014. Allebei even sprankelend qua taalgebruik. De keus laat ik graag aan het stel dat trouwt.

Ik kwam wel een probleempje tegen. Namelijk: wat beloven bruid en bruidegom elkaar nu precies als ze in de kerk hun JA-woord herhalen? Tot 2014 was dat geen probleem.

Aan de bruidegom werd gevraagd: Beloof je hier voor God en zijn gemeente, in liefde voor je vrouw te zorgen? Beloof je haar voor te gaan in alle dingen die naar Gods wil zijn?

En aan de bruid werd gevraagd: Beloof je hier voor God en zijn gemeente, in liefde voor je man te zorgen? Beloof je hem te helpen en hem te volgen, in alle dingen die naar Gods wil zijn?

En aan beiden werd vervolgens gevraagd: Zul je heilig met elkaar leven, elkaar nooit verlaten, maar elkaar trouw blijven in goede en kwade dagen, in rijkdom en armoede, in gezondheid en ziekte, totdat Christus terugkomt of de dood jullie zal scheiden? Beloof je in je huwelijk overeenkomstig het evangelie te leven?

2009-03 badeendjesOp de synode van 2014 komt daar verandering in. De deputaten die over de liturgische formulieren gaan constateren: “Tegen de huidige tekst van de huwelijksvragen en –beloften bestaat een vrij grote weerstand.” Als reden noemen zij “de ongelijkheid in de belofte van bruidegom en bruid.” Volgens de deputaten berust deze formulering op een omstreden uitleg van Efeze 5 die niet algemeen gedeeld wordt in onze kerken. Daarom stellen ze voor om bij de eerste vragen de “elementen die al te zeer voor discussie vatbaar zijn” weg te laten en voor een eenvoudiger belofte te kiezen waarbij “in ieder geval liefde, trouw en zorg benoemd worden” en die voor bruidegom en bruid gelijk is:

Bruidegom/bruid, beloof je hier voor God en zijn gemeente, in liefde voor je vrouw/man te zorgen?

Maar in hetzelfde deputatenrapport stond ook het nieuwe tweede huwelijksformulier. En daarin waren de beloften weer verschillend:

Bruidegom, beloof je hier voor God en zijn gemeente, in liefde voor je vrouw te zorgen?

Bruid, beloof je hier voor God en zijn gemeente, in liefde voor je man te zorgen? Beloof je hem te helpen en hem te volgen, in alle dingen die naar Gods wil zijn?

Volgens de synodeverslagen is die laatste versie aangenomen. Vanaf 2014 waren dit dus de vastgestelde trouwbeloften (incl. het vervolg dat voor bruid en bruidegom gelijk gebleven is). Niet helemaal consequent, vond ik. Waarom zou je als bruid meer moeten beloven dan als bruidegom? Dus heb ik me altijd maar gehouden aan de formuleringen die tot 2014 afgesproken waren. Want ik ben het heel erg eens met de opmerking van de deputaten, dat bij alle liturgische formulieren de vragen die gesteld worden, gelijk dienen te zijn.

Toen kwam eind 2017 het nieuwe Gereformeerde Kerkboek uit. De teksten van de liturgische formulieren waren al vastgesteld in 2011, maar de deputaten hebben nog wat kleine taalkundige correcties toegepast.

Maar wat is er tot mijn stomme verbazing nu met de beloften van bruidegom en bruid gebeurd? Precies het omgekeerde! Nu belooft de bruid minder dan de bruidegom:

Bruidegom, beloof je hier voor God en zijn gemeente, in liefde voor je vrouw, te zorgen? Beloof je haar voor te gaan in alle dingen die goed zijn in Gods ogen?

Bruid, beloof je hier voor God en zijn gemeente, in liefde voor je man, te zorgen?

Ik snap het niet meer. Het is volgens mij van tweeën één.

Of bruidegom en bruid beloven alleen maar dat ze in liefde voor elkaar zullen zorgen. Dan haal je alle moderne gevoeligheden uit de trouwbelofte en beperk je je tot de kern.

Of bruidegom en bruid beloven elkaar, dat hij haar in liefde voor zal gaan en dat zij hem in liefde zal volgen en helpen. Dan hou je je meer aan de globale invulling die je ook in de Bijbel leest.

Persoonlijk heeft het laatste mijn voorkeur. Als kerk hoeven we niet alle verschil tussen man en vrouw weg te poetsen als we in een trouwdienst een stukje bijbels onderwijs over het huwelijk geven.

Dus wat mij betreft voegen we beide varianten 2014 en 2017 samen door zowel aan de bruidegom als aan de bruid elk gewoon de toegespitste, bijbels gefundeerde vraag te stellen:

Bruidegom, beloof je hier voor God en zijn gemeente, in liefde voor je vrouw, te zorgen? Beloof je haar voor te gaan in alle dingen die goed zijn in Gods ogen?

Bruid, beloof je hier voor God en zijn gemeente, in liefde voor je man, te zorgen? Beloof je hem te helpen en hem te volgen in alle dingen die goed zijn in Gods ogen?

Zullen jullie heilig met elkaar leven, elkaar nooit verlaten, maar elkaar trouw blijven in goede en kwade dagen, in rijkdom en armoede, in gezondheid en ziekte, totdat Christus terugkomt of de dood jullie zal scheiden? Beloof je in je huwelijk vanuit het evangelie te leven?

ECHTSCHEIDING – alle seinen staan op groen

Je hebt echtscheidingen en vechtscheidingen. Vorige week las ik in De Volkskrant een artikel over de dramatische gevolgen van een vechtscheiding voor kinderen. Met als dringend advies: Huil niet empatisch mee met de vechtende ouders, maar dwing ze met de kinderen rekening te houden.

Ik denk dat een echtscheiding bijna nooit de juiste weg is. En de meeste christenen vinden dat ook. Want Mozes, Jezus en Paulus zeggen in drie totaal verschillende culturen exact hetzelfde zeggen, namelijk: ‘Gij zult niet echtbreken, want wat God samengevoegd heeft, echtscheiding-beloftenmag een mens niet scheiden.’ Die bijbelse heeft God ingesteld in het paradijs en die handhaaft Hij in alle tijden en culturen. Dus geldt die richtlijn ook onverkort voor ons vandaag. Toch eindigt bijna 40% van de huwelijken in Nederland in een echtscheiding. In christelijke kringen ligt dat beduidend percentage lager, maar het zou me niet verbazen als ook 1 op de 10 huwelijken binnen onze gereformeerde kerken in een echtscheiding eindigt.

De vier stoplichten

Verkeerslichten 4xIk heb wel een verklaring  waarom ook christenen steeds vaker met echtscheiding te maken krijgen. Ik wil dat graag proberen te verduidelijken met het voorbeeld van de vier stoplichten. In een christelijk huwelijk zijn er vier stoplichten, die Jezus je geeft. Vier seinen die op rood staan en ervoor zorgen, dat je elkaar trouw blijft. Die vier seinen zijn, om het maar even gemakkelijk te houden, de vier G’s van GevoelGewetenGeloofGezin. Dat zijn vier goede meetinstrumenten om je te houden aan de opdracht van Jezus om niet te scheiden. En toch gebeurt het binnen elke kerkelijke gemeente met de regelmaat van de klok dat huwelijken uit elkaar vallen.  Als je terugkijkt bij een scheiding, dan zie je meestal altijd, dat die vier stoplichten één voor één op groen zijn gaan staan. Je hebt beloofd dat je in voorspoed en tegenspoed bij elkaar zou blijven. Op de dag dat je trouwt, weet je dat je ook moeilijke tijden door zult maken in je huwelijk. Maar op een gegeven moment merk je, dat je vast begint te lopen in je huwelijk.

Stoplicht 1 – je Gevoel

Het eerste stoplicht dat dan meestal op groen springt, is je gevoel. Je gevoel zegt, dat het op dit moment absoluut niet meer gaat. En dat gevoel kan zo sterk worden, dat de andere drie seinen uit beeld raken. Want de situatie waar je nu inzet, de onmacht om elkaar te bereiken, je trekt het niet langer. Naar je gevoel moet je luisteren, zegt iedereen tegenwoordig. Maar zelf ben je daar niet 1,2,3 van overtuigd. Gelukkig niet. Daarom mag je ook nooit zeggen, vind ik, dat er te gemakkelijk wordt gescheiden.  Misschien wel in z’n algemeenheid, maar dat is bijna nooit het eerste wat je tegen iemand kunt zeggen. Want als de problemen naar buiten komen, lijkt het allemaal heel snel te gaan. Maar vergeet niet: zelf hebben de mensen al veel langer met hun problemen gezeten en geworsteld. Wat je als ouders, vrienden en ambtsdragers wel kunt vragen is: maar hoe ga je dan om met de moeilijkheden in je huwelijk?

Stoplicht 2 – je Geweten

echtscheiding-gevoelWat ik dan vaak zie is dit: dat na een poosje springt ook het tweede stoplicht op groen. Die van het geweten. Want je hebt wel beloofd, dat je elkaar trouw zult blijven tot de dood je zal scheiden. En daar heb je je ook aan vast gehouden toen het de eerste tijd niet meer zo goed ging. Maar je ziet geen vooruitgang. Je merkt niet bij de ander dat die nog wil. En dus vraag je jezelf af: moet ik nog wel verder? En steeds luider klinkt het stemmetje: dit is niet wat ik beloofd heb. Zo hoef ik niet verder. Als je zover bent, heb je het als niet-christen denk ik iets gemakkelijker dan wanneer je echt in God gelooft. Want geloven is prachtig, maar als het zwaar tegen zit in je leven, kan het geloof het ook stukken moeilijker maken. Ergens kan ik de mensen goed begrijpen, die zeggen: ik kan niet geloven in een God die zoveel ellende toelaat in de wereld en in mijn leven. Ergens is het gemakkelijker, denk ik, om te geloven in toeval en noodlot, dan in een God die alles geschapen heeft en nog steeds bestuurt. Aan de andere kant: wie echt gelooft, kan niet zonder God.

Stoplicht 3 – je Geloof

Maar als je op een kruispunt in je leven staat, en je de stoplichten van je gevoel en je geweten staan al op groen, dan zie je heel vaak dat de volgende gedachte in je hoofd kruipt, namelijk: God begrijpt mij wel. En Hij is toch ook een God van liefde en genade? Hij laat ons nooit los. Maar besef je dan, wat hier gebeurt? Je doet een beroep op Gods liefde, terwijl je zelf geen liefde meer kunt en wilt opbrengen voor je man of vrouw. En je doet een beroep op Gods trouw, terwijl je zelf niet langer verder wilt, maar trouweloos je partner verlaat of zelfs inruilt voor een ander. En zeker, God blijft er altijd. En Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid. Maar tegelijk speel je met je leven als je je trouweloos gedraagt, zegt God in Maleachi. Kun je dan met een oprecht geweten alvast een voorschot nemen op vergeving van iets wat je gaat doen?

Stoplicht 4  – je Gezin

echtscheiding-gebroken-gezinEn dan is er nog het vierde stoplicht. Het gezin. De kinderen bedoel ik daarmee eigenlijk. Dat is, denk ik, voor de meeste echtparen die willen scheiden, nog wel het moeilijkste moment: aan de kinderen vertellen dat papa vanaf volgende week niet meer thuis komt, of dat mama binnenkort ergens anders gaat wonen. En als je dan ook weet, dat alle statistieken vertellen, dat jongeren van gescheiden ouders het tussen de 12 en 20 het stukken minder goed doen en veel meer met zichzelf en iedereen overhoop zitten – hoe kan het dan dat dit stoplicht ook op rood gaat? Hoe kan het dan gebeuren, dat je je kinderen laat lijden onder een bezoekregeling? Om maar niet te spreken over de extreem negatieve gevolgen van een echte vechtscheiding? Eén van mijn professoren in Kampen zei hierover: ‘Mijns inziens zou de kerk veel aktiever moeten opkomen voor de kinderen aan wie levenslang schade wordt toegebracht en dat zijn dan Gods eigen lieve kinderen, gedoopt en wel!’ En inderdaad: we mogen best eens hardop zeggen, dat de kinderen van gescheiden ouders het meest de dupe zijn van het uit elkaar gaan van papa en mama. Als dit stoplicht ook op groen komt te staan, worden er meestal twee argumenten tegelijk gebruikt., namelijk: deze spanning is nu nog slechter voor onze kinderen dan de risiko’s als ze ouder worden (1e argument) en bovendien hebben een goede omgangsregeling met onze kinderen afgesproken (2e argument), dus zij slaan zich er later wel doorheen.’ Maar de zorgen blijven, vooral bij de meest gelovige van de gescheiden ouders. Die maakt zich niet alleen zorgen om de stabiliteit van zijn of haar kinderen, maar ook om het geloof van de kinderen. Als je ex iets heel anders voorleeft – hoe kun je dan nog consequent zijn in de opvoeding en samen je kinderen bij de Here Jezus brengen?

Het gevoel is vaak allesbepalend

Verkeerslichten 4x

Het eerste sein dat op groen springt is meestal die van het gevoel. Want de andere seinen zijn ver weg: je geweten wordt verstikt door je emoties, God woont daar ergens hoog in de hemel en het duurt nog 10 à 15 jaar voordat je kinderen volwassen zijn. Maar uiteindelijk staat het sein vier keer op groen. En gaat er iets definitief kapot. Dat draag je je leven lang met je mee. Dat geef je levenslang je kinderen mee. Ik heb geen oplossing. Maar ik signaleer dit wel. Misschien is dat alleen al verhelderend. En aanleiding om er meer en eerder met elkaar het gesprek over aan te gaan.

Vandaag even langs het stadhuis, maar de echte trouwdag komt later

Het burgerlijk huwelijk is failliet. Ook onder christenen. Niet alleen omdat veel meer christenen (jong én oud) gaan samenwonen. Maar ook omdat christenen die bewust níet willen samenwonen, totaal geen waarde meer hechten aan het moment dat ze het trouwboekje op het stadhuis ontvangen. Steeds vaker komt het voor dat er op maandag of dinsdag voor de wet getrouwd wordt. Even langs het stadhuis, dan zijn we officieel getrouwd. Maar de echte trouwdag komt pas op vrijdag, of soms zelf een aantal weken of maanden later. Dan wordt het bruiloftsfeest gevierd en in de kerk om een zegen gevraagd over het pas gesloten huwelijk.

Want wat stelt het burgerlijk huwelijk nu voor? “Het hoort zo,” zei een stel tegen mij, “anders zijn we officieel niet getrouwd. Dus doen we het ook netjes. Maar we zien die dag niet als onze trouwdag. Het echte begin van ons huwelijk vieren  we drie dagen later met familie en vrienden. Die dag, de dag van onze bruiloft, is de dag die er werkelijk toe doet. Dan willen we ook graag Gods zegen over ons huwelijk ontvangen.  En als trouwdatum staat ook  vrijdag de 13e in onze trouwringen; niet dinsdag de 10e, toen we ’s morgens om half tien in een genabuurde gemeente waar het gratis was, even een kwartiertje met de wederzijdse ouders (meer mensen mochten er niet bij zijn) een krabbeltje zetten bij een ambtenaar van de burgerlijke stand. Het enige leuke van die dinsdag was, dat we daarna gezellig geluncht hebben met onze wederzijdse ouders.”

Dit is echt dé huwelijkstrend onder jonge christenen in 2016. Je kunt  het er over hebben waarom zo’n trend ontstaat. Oppervlakkig gezien is de reden: het scheelt tijd op de trouwdag en het scheelt weer een paar honderd Euro. Maar wat is er eigenlijk aan de hand? Daarover heeft de hoogleraar ethiek van de Theologische Universiteit in Kampen, Ad de Bruijne, de afgelopen jaren veel nagedacht. Hij schreef in het Nederlands Dagblad van 13 augustus 2016 een column met de titel ‘Niet elke bruiloft is een huwelijk’.  Hij is er steeds meer van overtuigd dat het burgerlijk huwelijk in de afgelopen jaren zo sterk veranderd is, dat het beter zou zijn als christenen hun huwelijk weer in de kerk zouden sluiten. Maar ja, omdat dat in Nederland nou eenmaal niet kan, zitten we voorlopig aan dat burgerlijk huwelijk vast. Ook al is dat niet meer automatisch de meeste geschikte vorm van het huwelijk zoals God dat instelde bij de schepping.

de-bruijne-fotoNu zag je al dat de trouwdag voor veel mensen niet meer het officiële feestelijk begin van hun relatie is. Het wordt steeds meer een willekeurig gekozen moment van twee mensen die al lang een relatie hebben waarin ze met elkaar samenwoonden. Om het even in de woorden van Ad de Bruijne te zeggen:  Het burgerlijk huwelijk markeert niet meer het begin van je verbondenheid voor het leven, maar vormt een vooral rituele romantische vervolggebeurtenis, die de zelfexpressie en beleving van een liefdespaar dient. En wat voor vervolggebeurtenis! De manier waarop de man zijn vrouw  ten huwelijk vraagt en de vrijgezellenfeesten die daarop volgen vragen al de nodige tijd, geld en aandacht. En de dag van de bruiloft zelf moet toch wel zo uniek zijn, dat je die nooit van je leven meer vergeet. Wie om die redenen gaat trouwen na al een flink aantal jaren te hebben samengewoond,  sluit geen huwelijk meer, maar geeft een feestje. Waarom? Omdat iedereen die een relatie heeft, ergens de behoefte heeft om samen een keer helemaal in het middelpunt van de belangstelling te staan.

Datzelfde verlangen hebben ook christenen die niet willen samenwonen, maar openlijk tegenover elkaar, tegenover familie, vrienden en collega’s en tegenover God willen laten weten dat ze de rest van hun leven met elkaar willen delen. Maar de overheid speelt daarin geen rol meer. Dus halen jonge stellen ‘even’ een boterbriefje op het gemeentehuis en volgt in hun beleving de echte trouwdag pas een halve week of een half jaar later. Ad de liefde-is-trouwdagBruijne noemt dat de “verschoven gevoelswaarde van het burgerlijk huwelijk”.

Je kunt je afvragen hoe erg dat is. Eigenlijk vind ik het wel een mooie ontwikkeling. Het laat zien waar jonge christenen die niet willen samenwonen het meeste waarde aan hechten. Aan een openlijk begin van hun relatie met iedereen die ze daar graag bij willen hebben. Inclusief hun hemelse Vader en Jezus die bruiloften en huwelijken draagt en redt. Maar het burgerlijk huwelijk is failliet.  Door de overheid zelf volledig uitgehold. Dus dat moment hoeft er op de trouwdag zelf echt niet bij.

De nieuwe tendens van ‘even langs het gemeentehuis’ en een tijdje later voor het gevoel echt trouwen biedt ook nieuwe kansen voor hoe je als christelijke gemeente omgaat met stellen die samenwonen. Als deze trend normaal begint te worden, kun je binnen de gemeente van Jezus Christus elkaar er makkelijker op aanspreken om óók je vrijblijvende samenwoonrelatie te wettigen. Zo van: als je echt blijvend voor elkaar kiest, is het prima om zelf te bepalen wanneer je je bruiloftsfeest geeft. Maar maak wel een officieel begin met elkaar, zodat iedereen weet dat je echt een relatie bent aangegaan zoals God die bij de schepping bedoelde.

Ik zie maar één probleem. Als de trouwdag niet meer samenvalt met de huwelijkssluiting, moet je je afvragen of op elke trouwdag nog wel een kerkdienst belegd kan worden waarin om Gods zegen over het huwelijk gevraagd wordt, met trouwbeloften en al. Daar heb ik geen moeite mee bij de trendsetters van 2016. Zij koppelen wel het burgerlijk huwelijk los van hun trouwdag, maar zien beiden als de start van een relatie zoals God die bedoeld heeft. Maar hoe geloofwaardig is een kerkdienst als een christelijk stel eerst een aantal 2009-03-badeendjesjaren heeft samengewoond zonder daar officieel God en zijn gemeente bij te betrekken? Wanneer men dan later op een zelfgekozen moment een feest organiseert met de aankondiging ‘Wij gaan trouwen!’ – moet de dominee dan automatisch op komen draven omdat men pas dan wél Gods zegen wil ontvangen over hun relatie? Wat mij betreft is de kerkelijke bevestiging van een vervolggebeurtenis nog wel een dingetje. Misschien dat Ad de Bruijne ook daar zijn licht nog eens over kan laten schijnen :-).

KOM ERBIJ, JE BENT WELKOM! – nog een keer over gemengde verkering

prikkeldraad‘Gemengde verkering’ schuurt als prikkeldraad was de titel van mijn vorige blog. Het artikel zelf zorgde ook wel voor wat jeuk bij sommige lezers (zie de reaktie van een gewaardeerde Asser PKN-collega). Vooral, omdat ik na het citeren van een aantal bijbelteksten met een tamelijk korte konklusie eindig over hoe je vandaag de dag met “hij gelooft, zij niet” moet omgaan. Namelijk: zij komt tot geloof of hij verbreekt de relatie. Is zo’n advies in onze cultuur van vandaag de dag nog wel realistisch? Moet je niet eerder pastoraal met ‘gemengde relaties’ omgaan dan er met Bijbelteksten bovenop te zitten?

In deze vervolgblog wil ik wat meer de pastorale insteek kiezen. Maar dan wel met twee opmerkingen vooraf.

Eerlijk bijbellezen

Allereerst hangt het er maar vanaf op welke manier je bijbelteksten citeert. Ik dacht dat ik een vrij compleet totaalbeeld gegeven heb van hoe gelovigen in het jaar 2000 voor Christus (Abraham en Isaak), 1500 jaar voor Christus (Mozes en Jozua), 1000 jaar voor Christus (Salomo), 500 jaar voor Christus (Ezra en Nehemia) en 50 na Christus (Paulus) gehandeld en gesproken hebben over ‘gemengde relaties’. Volgens mij kun je geen andere conclusie trekken, dan dat men door de eeuwen heen in totaal verschillende culturele omstandigheden altijd van mening was, dat iemand die echt in God en Jezus (de komende en gekomen Messias), geen relatie aan mag gaan met iemand die dat niet gelooft. Zou onze westerse samenleving dan opeens op geen enkele manier te vergelijken zijn met al die verschillende culturele situaties in de Bijbel, zodat we geen duidelijke conclusies voor vandaag meer kunnen trekken als het om dit onderwerp gaat? Dat geloof ik niet.

Elkaar respectvol behandelen

In de tweede plaats is het een gave om iemand de indruk te geven dat je hem of haar als persoon volledig accepteert, terwijl je het met zijn of haar standpunten volstrekt oneens bent. Veel vaker leidt een verschil van mening ook tot een breuk in de vriendschap. Iemand die ergens fundamenteel anders over denkt dan ik, deugt ook als persoon al snel niet in mijn ogen. Iemand die altijd de persoon bleef accepteren, ook al was Hij het helemaal niet eens met iemands keuzes of levensstijl was Jezus. Het is echt onvoorstelbaar hoe bijna iedereen zich bij Hem zich als persoon gewaardeerd voelde. En dat, terwijl Jezus nergens om heen draaide.

Wij zijn Jezus niet

Als het om ‘gemengde verkering’ gaat, vind ik dit vaak een pittig pastoraal probleem. Want als je met de Bijbel open hierover iemand een advies geeft, maak je met je ene hand een stopteken: NIET AAN BEGINNEN. Dat is de inhoudelijke kant van het onderwerp: je bent niet blij met het feit dat iemand niet gelooft. Maar met je andere hand wenk je iemand om dichterbij te komen: JE BENT WELKOM. Dat is de persoonlijke benadering: je wil iemand graag vertellen waarom het geloof in God zo waardevol is en waarom je het hem of haar ook gunt. Dat komt nogal tegenstrijdig over. Bij de gelovige die een niet-christelijke vriend(in) krijgt:

Iedereen is blij met ons, alleen mijn ouders en de kerkenraad doen moeilijk.

En bij de niet-gelovige die tegenstrijdige signalen opvangt:

Ze zeggen wel dat ze niets tegen mij persoonlijk hebben, maar waarom reageren ze dan zo kritisch op onze relatie?

En steeds maar weer blijkt, dat wij nog lang niet zover als Jezus zijn.

Een pastorale benadering

Gemengde verkeringen komen steeds opnieuw voor. Hoe ga je daar in de praktijk mee om? Hoe kun je liefdevol reageren en toch Gods duidelijke adviezen serieus nemen? Ik denk dat je toch moet beginnen met het eerlijk op tafel leggen van je bezorgdheid. Wie een gemengde relatie aangaat, verkeert geestelijk in een crisis-situatie. Dat is echt zo, ook al besef en ervaar je dat zelf misschien helemaal niet. Want wat is er nou mooier? Toch is het echt waar: de duivel trekt heel hard aan iemand om het geloof in de Here Jezus maar op te geven of vrijblijvender op te vatten. En dat is een ongelijke strijd die de duivel gemakkelijk wint. Want niemand van ons is uit zichzelf gelovig aangelegd. Dus het geloof verwatert heel gemakkelijk, zowel bij de gelovige partner als bij de kinderen – als Gods Geest niet heel hard aan het werk gaat.

Aan de andere kant biedt een gemengde relatie ook grote kansen om iemand bekend te maken met het reddende Evangelie van Jezus Christus. Als er sprake is van oprechte liefde en wederzijds respekt heeft een positief-gelovig christen als het goed is ook een groot verlangen om de niet-gelovige vriend(in) te interesseren en te informeren over de boodschap van de Bijbel. De Bijbel kent ook voorbeelden van mensen die tot geloof komen door middel van een gemengd huwelijk. Denk aan Ruth die door haar huwelijk de God van Israel leerde kennen. Denk aan Timoteüs die ondanks zijn waarschijnlijk afwerende Griekse vader toch van jongs af aan door zijn oma en moeder gelovig is opgevoed.

Er zijn veel manieren om iemand te helpen God te leren kennen. Een hartelijke ontvangst in de familie en een hartelijk welkom in de kerkelijke gemeente en zeker binnen de jongerengroep doet altijd goed.  “Laat iedereen merken dat jullie vriendelijk zijn” schrijft Paulus aan de christenen in Filippi. Ook zijn er veel mogelijkheden om iemand meer te laten weten over het christelijk geloof.  Dat begint bij jezelf uiteraard: praat vrijmoedig over je geloof met je vriend of vriendin, zonder te preken. En pak bijvoorbeeld de Bijbel in Gewone Taal als je iets uit wilt leggen of, als ouders, wanneer je aan tafel uit de Bijbel leest. Of vraag aan je ouders of de dominee, of die de grote lijnen van Gods verhaal eens op papier willen zetten. En schakel ook anderen in. Volg samen een Alphacursus of Christianity Explored. Vraag iemand die je één op één kan begeleiden als je rustig in je eigen tempo over de Bijbel en het geloof wilt doorpraten. Draai samen mee met een kring of een gesprekskring in de gemeente. Bezoek aansprekende kerkdiensten. Enzovoort. Er is zoveel mogelijk. Als de gelovige helft zelf maar echt gemotiveerd is. En vergeet het belangrijkste niet: het gebed. Bid veel voor iedereen die nog niet gelooft. Doe het als partner, als echtgenoot, maar ook als ouders en als vrienden en als gemeente. Bid of de Heilige Geest ervoor wil zorgen dat iemand persoonlijk God als Vader en Jezus als Verlosser leert kennen. Om het met een variatie op een bekende uitdrukking te zeggen:

Praat veel met je ongelovige vriend(in) / partner God, maar praat nog meer met God over je ongelovige vriend(in) / partner

Tegen de stroom in samen God zoeken 

In onze maatschappij zegt iedereen: “Geloof is een privézaak, daar moet je elkaar vrij in laten.” En wat doen wij in de kerk? We leggen, zo lijkt het wel, elkaar op het punt van relatievorming het vuur na aan de schenen. Wat een beGods grootste wens - roodmoeizucht, hoor je sommige mensen wel eens zeggen. Maar zo is het, als het goed is, niet bedoeld. Het is vooral een kwestie van oprechte belangstelling en welgemeende aandacht. Want waar gaat het uiteindelijk om? Om het Gods verlangen is dat mensen hun hart aan Hem geven en in hun relatie ervaren hoe goed en fijn het is om samen de HERE te dienen, in Jezus te geloven en voor Hem te leven.

‘Gemengde verkering’ schuurt als prikkeldraad

Verliefd koppel‘Verliefd worden’ – dat heb je meestal niet in de hand. Het gebeurt gewoon. Je voelt vlinders in je buik. En de spanning … zou hij mij ook zien zitten? Of ziet zij mij elemaal niet staan? En als het wel klikt … heerlijk! Je hebt verkering. Je bent helemaal weg van elkaar. Verliefd zijn overkomt je. Daarom is het niet vreemd dat christelijke jongeren verliefd worden op iemand die helemaal niets van God af weet en de Here Jezus niet kent. Maar als het ‘aan’ raakt, is het niet gemakkelijk. Waarom moeten je ouders meteen als eerste vragen: ‘Gelooft hij ook in Jezus?’ Of, iets luchtiger maar dus wel met een serieuze ondertoon: ‘Is zij ook van de club?’ In de kerk volgen na verloop van tijd soms moeilijke gesprekken met ambtsdragers. Of je voelt de afkeuring van sommige gemeenteleden. En alsof dat nog niet alles is  – ook met je niet-gelovige vriend of vriendin moet je het er wel over hebben. Want echt geloven als christen – daar horen een flink aantal DO’s en DON’T’s bij die die ander niet kent en nog niet begrijpt. Dus is het niet gek dat je, als je serieus gelooft, je afvraagt: ‘Het voelt wel  helemaal geweldig, maar wat vraagt God van mij? Wat staat er in de Bijbel over het aangaan van relaties met iemand die helemaal niet gelooft?’

God in het Oude Testament over gemengde relaties

2Kor06-14 2-15 vraag gemengde verkeringDe Bijbel is het boek waarin God Zichzelf bekend maakt aan jou en mij. Hij laat weten: Ik wil graag een relatie met jou aangaan! Ik zal er altijd helemaal voor jou zijn. Zorgend, vergevend en bevrijdend. Omgekeerd vraagt God van jou en mij hetzelfde. “Hou van de Heer, je God, met je hele hart, met je hele ziel, en met al je kracht” (Deuteronomium 6:5). Die relatie vergelijkt God in de Bijbel regelmatig met een huwelijk. Israel in het O.T. is ‘Gods bruid’. En voor christenen in het N.T. is Jezus ‘onze Bruidegom’. Die geloofsrelatie is zo allesomvattend … daar mag niet iets tussen komen. Daarom waarschuwt God in heel de Bijbel zo scherp tegen het aangaan van een relatie met een niet-gelovige of anders-gelovige. Het staat jouw toewijding om de HERE te vereren met heel je hart en uit volle overtuiging in de weg. Dat blijkt wel uit de volgende voorbeelden:

  • In Genesis 24 doet Abraham er veel moeite voor om voor zijn zoon Isaak een gelovige vrouw te zoeken. Hij stuurt zijn knecht Eliëzer helemaal naar Mesopotamië toe. Daar woont zijn familie en die kennen God nog. Later vinden Isaak en Rebekka het vreselijk dat Ezau met twee ongelovige vrouwen uit Kanaän trouwt. Isaak stuurt Jakob naar zijn familie om daar met een vrouw te trouwen die wel in God gelooft (Genesis 26:35, 27:46+47, 28:1+2)
  • In Exodus 34:12-17 en in Deuteronomium 7:1-11 verbiedt de HERE zijn volk nadrukkelijk om een huwelijkspartner te zoeken bij de andere volken in het land Kanaän. Want dan gaan jullie zonen die afgoden ook vereren.” Als dat wel gebeurt, “is iemand ontrouw aan de Heer en zal hij gestraft worden.”
  • In Rechters 3:6-8 kun je lezen dat de Israelieten midden tussen de Kanaänieten zijn gaan wonen en goede kontakten met hen onderhielden. “Veel Israelieten lieten hun kinderen trouwen met de kinderen van die andere volken. Ze gingen de afgoden Baäl en Asjera vereren, en ze dachten niet meer aan de Heer, hun God.”
  • In 1 Koningen 11:1-13 wordt verteld, hoe koning Salomo verslaafd raakte aan vrouwen. Hij trouwde er honliefhad. “Door al die vrouwen dacht Salomo steeds minder aan de Heer. Salomo begon ook andere goden te vereren. Hij liet offerplaatsen maken voor al zijn buitenlandse vrouwen, zodat ze offers konden brengen aan hun goden. Salomo was niet langer trouw aan de Heer, de God van Israel.”
  • In Ezra 9+10 en in Nehemia 13 lezen we, dat veel Judeeërs na de terugkeer uit de ballingschap opnieuw gemengde huwelijken sluiten. Daarvan zegt Nehemia: Jullie maken precies dezelfde fout als koning Salomo maakte: hij koos vrouwen uit andere volken. Maar door zijn buitenlandse vrouwen ging hij dingen doen die God niet wilde. En nu maken jullie dezelfde fout als Salomo! Dat betekent dat jullie ontrouw zijn aan onze God!” Samen met Ezra herinnert hij de mensen aan wat God in Deuteronomium 7 heeft laten opschrijven. Gelukkig komen de meeste Judeeërs tot inkeer. Ze erkennen hun schuld: “Wij zijn ontrouw geworden aan God. Want we zijn getrouwd met vrouwen uit dit land, vrouwen die bij andere volken horen.”

Jezus in het Nieuwe Testament over gemengde relaties

Hart voor JezusIn het Nieuwe Testament kom je precies hetzelfde verhaal tegen. Jezus onze Heer herhaalt de oproep uit het Oude Testament: “Luister goed, Israelieten! De Heer, onze God, is de enige God. Je moet van Hem met je hele hart, met je hele ziel, met je hele verstand en met al je kracht.” (Markus 12:29-30). Paulus vergelijkt de eenheid in het huwelijk met de eenheid die er is tussen Christus en zijn gemeente (Efeziërs 5.22-33). Daarom is zijn boodschap aan alle christenen: “Je bent vrij om te trouwen met wie je wil, mits het een huwelijk is in verbondenheid met de Heer.” (1 Korintiërs 7:39 – NBV). Van God houden en Jezus volgen vraagt alles van je. Net als het houden van je man of vrouw in het huwelijk. Die twee kunnen maar heel moeilijk goed samengaan. Dat legt Paulus in zijn tweede brief aan de Korintiërs verder uit. Daar schrijft hij: “Jullie mogen je leven niet delen met ongelovigen, want jullie passen niet bij elkaar. Net zoals licht niets te maken heeft met donker. Christus lijkt toch ook niet op Satan? Dan past een gelovige toch ook niet bij een ongelovige?” (2 Korintiërs 6:14-15). Dat is een pittige uitspraak. Paulus bedoelt daarmee: Als jij vol overtuiging “JA” zegt tegen God en Jezus, kun je als christen niet tegelijk heel intensief optrekken met iemand die keihard “NEE” zegt tegen God. Dan vorm je een ongelijk span. Dan ben je, als het om geloven gaat, geen gelijkwaardig koppel. Dan gaat er van alles scheef. Want je heb geen gemeenschappelijke basis. Over de zin, het doel en de afloop van het leven denken christenen en niet-gelovigen zo fundamenteel anders, dat God het aangaan van hele nauwe betrekkingen met ongelovigen verbiedt.

Een advies dat schuurt als prikkeldraad

prikkeldraadVeel mensen zullen dit een typisch voorbeeld van achterhaalde bijbelse standpunten vinden. Heel de maatschappij roept dat geloven een privé-zaak is waarin je elkaar volstrekt vrij in moet laten. En wat doen wij in de kerk? We leggen, zo lijkt het wel, elkaar op het punt van relatievorming het vuur na aan de schenen door jongeren en ouderen aan te sporen geen vaste relatie op te bouwen en niet te trouwen met iemand die niet in God als Vader en Jezus als Redder gelooft. Wat een bemoeizucht! Maar niets is minder waar. Het gaat om iets heel anders! Waar het God en Jezus om gaat is dit:  als christen hoor jij bij God en bij Jezus. God, die jou gemaakt heeft. Jezus die jou verlost heeft. En samen willen Zij jou niet kwijt! Dat risiko is, laat heel de Bijbel zien, het grootst als je een levenspartner kiest die niet in God gelooft en geen kind van Hem wil zijn. Soms is het geloof dan in één keer weg, soms sijpelt het er heel sluipenderwijs uit en je ziet ook heel vaak dat de kinderen uit een gemengd huwelijk niet tot geloof komen. Door de keus voor een ongelovige partner komt de volle aandacht en toewijding die God van zijn kinderen vraagt, onder druk te staan.

Nu is verkeringstijd een ´proeftijd´. Je leert elkaar steeds beter kennen. Dat geldt ook als het gaat om de vraag of je niet-gelovige vriend(in) open staat voor het geloof in God en Jezus. Maar als je echt overtuigd christen bent en kind van God wilt zijn, weet je, dat er ooit een moment komt, waarop de HERE om een radikale keus vraagt, die twee kanten op kan:

OF de niet-gelovige partner komt tot geloof in Jezus Christus. Dat is mooi, als dat gebeurt!

OF de gelovige partner wordt opgeroepen de relatie te verbreken. Dat is moeilijk, als de liefde voor de HERE zo frontaal botst met de liefde voor je vriend of vriendin!

‘GEMENGDE VERKERING” – wat staat er precies in 2 Korintiërs 6:14?

Vorm geen ongelijk span met ongelovigen  – Nieuwe Vertaling 1951 / Willibrordvertaling / Herziene Statenvertaling

Loop niet met ongelovigen in hetzelfde gareel – Groot Nieuws Bijbel

Verbind u niet aan mensen die niet van de Here houden. – Het Boek

Loop niet in een en hetzelfde span met ongelovigen – Nieuwe Bijbelvertaling 2004

Jullie mogen je leven niet delen met ongelovigen, want jullie passen niet bij elkaar – Bijbel in Gewone Taal

Een trouwdienst is geen bruidsboeket – over de wens om toch ‘in de kerk’ te trouwen

Wanneer mag je ‘in de kerk’ trouwen?  Binnen de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt was het antwoord lange tijd heel duidelijk: als bruidegom en bruid allebei (belijdend) lid zijn van de kerk. Maar het komt steeds vaker voor dat een gelovig kerklid gaat trouwen met een vrouw of man die niet gelooft of nog niet gelooft. Toch bestaat bij beiden de wens om de trouwdag ook een christelijke invulling te geven. Steeds vaker vraagt zo’n stel of de kerk op één of andere manier daaraan kan meewerken. Hetzelfde geldt voor gelovige kerkleden die gescheiden zijn en opnieuw gaan trouwen. Hoe ga je als kerk met zulke verzoeken om?

Als kerk aanwezig op de trouwdag

In nagenoeg alle kerken binnen de GKV wordt een huwelijk van een gemeentelid met een niet-christelijke partner niet kerkelijk bevestigd. Dat gebeurt in principe ook niet bij een tweede huwelijk na echtscheiding (tenzij er sprake was van overspel door de ex-partner).  Toen we hierover met elkaar doorspraken in de ouderlingenraad van Assen-Peelo  kwamen we tot het volgende standpunt:

Ook als een volledige kerkelijke huwelijksbevestiging niet mogelijk is, willen we als kerk wel royaal tegemoet komen aan de oprechte wens van een aanstaand echtpaar om op hun trouwdag Gods Woord te laten horen en in een gebed om zijn zegen over hun huwelijk te vragen.

Mag het toch iets meer zijn?

huwelijk bruidsboeket kerkWaarom kan er geen kerkelijke huwelijksbevestiging plaatsvinden als het om echtparen gaat waarvan de ene partner wel gelooft en de andere (nog) niet?  Is dat niet in strijd met de afspraak die in art. 70 van de oude kerkorde staat: De kerkeraad zal erop toezien dat de huwelijken kerkelijk bevestigd worden, waarbij het daarvoor vastgestelde formulier dient te worden gebruikt.

Vóór de oorlog werd in de ongedeelde Gereformeerde Kerk op grond van dit artikel bijna elk huwelijk kerkelijk bevestigd. Ook als het om één dooplid met een ongelovige ging. Maar na de Vrijmaking is bijna zonder diskussie gekozen voor een andere lijn: je kunt alleen oprecht je JA-woord in de kerk herhalen en Gods zegen over je huwelijk vragen, als je dat allebei ook echt  gelooft. Meestal (niet altijd) werd daarbij ook de voorwaarde gesteld, dat je allebei belijdenis moest hebben gedaan voor  je in de kerk kon trouwen.

Ik denk dat dit nog steeds een terechte wijziging is geweest. Bij een kerkelijke huwelijksbevestiging is de situatie anders dan bij de doop van een kind van één gelovige en één niet-gelovige ouder. Daar wordt de doop bediend aan het kind en kan de ongelovige ouder aanwezig zijn, het kind bij de doop vasthouden en eventueel een aangepaste doopvraag beantwoorden.

Huwelijk kerk twee stoelenBij het trouwen gaat het om het bruidspaar zelf. Zij herhalen in de kerk hun beloften die ze op het stadhuis gegeven hebben nogmaals tegenover elkaar voor God en zijn gemeente. En ze ontvangen daarna de zegen van de HERE over hun huwelijk. Hierbij kun je geen onderscheid maken tussen de gelovige man/vrouw en de niet-christelijke wederhelft.

Als er bij één van de huwelijkspartners geen of onvoldoende geloof gevonden wordt, kan er dus geen kerkelijke huwelijksbevestiging plaatsvinden.  Maar betekent dat, dat er dan helemaal niets kan plaatsvinden op de trouwdag zelf? En dat we als kerk hoogstens de zondag erna in de eredienst de HERE om een zegen over dit huwelijk kunnen vragen? Vaak is dat ook nog een zorgelijk zegentje, omdat één van de twee (nog) niet gelooft.

Naar mijn mening kunnen we hierin veel royaler zijn. Zeker, omdat deze situatie vaker voor gaat komen en er konkreet om gevraagd wordt door gemeenteleden. Het is in eerste instantie bijzonder te waarderen dat die vraag komt! Zeker als duidelijk wordt, dat de wens om een kerkelijke samenkomst wel ietsje dieper gaat dan de wens om samen een prachtig bruidsboeket of een mooie trouwauto uit te zoeken.

Drie ijkpunten

Waaraan kun je als kerkenraad beoordelen of een aanstaand bruidspaar vanuit een oprechte wens en, als het om de gelovige gaat, een gelovig verlangen graag een soort kerkdienst op hun trouwdag wil houden? Als kerkenraad van Assen-Peelo hebben we samen drie konkrete ijkpunten gevonden.

1/ Oprecht geloof

Allereerst moet er bij de kerkelijke helft van het aanstaande bruidspaar een levend geloof gevonden worden, zowel in woorden als in daden. Te denken valt aan kerkgang, aan deelname aan het gemeentelijke leven en aan de indrukken van de ambtsdragers tijdens huisbezoek en andere gesprekken die gevoerd zijn. Ook bij de niet-kerkelijke wederhelft moet een welwillende houding zijn tegenover de gelovige partner en tegenover de kerkelijke gemeenschap, ook al gelooft hij/zij zelf (nog) niet.

2/ Geen ‘trouwdienstje spelen’

Bij een kerkelijke huwelijksbevestiging worden de huwelijksbeloften tegenover God en zijn gemeente herhaald. Wanneer één van de twee geliefden daar niet oprecht antwoord op kan geven, moet ook de schijn vermeden worden. Dat betekent a) dat het huwelijksformulier niet gelezen wordt; b) het ja-woord ook niet op een andere manier tegenover God en zijn  gemeente herhaald wordt; c) er niet op de knielbank geknield wordt om een persoonlijke zegen van de HERE te ontvangen; d) er geen officiële trouwdienst belegd wordt, maar een gewone kerkdienst op verzoek van het bruidspaar.

3/ Wel als kerk Gods Woord laten klinken op de trouwdag

Huwelijk trouwbijbel ringenHet was altijd al gebruikelijk om ook Gods zegen te vragen over gemengde huwelijken, gedwongen huwelijken, huwelijken na samenwonen of echtscheiding, en in andere situaties, bijvoorbeeld als iemand om psychische redenen niet voor in de kerk durfde te zitten. Bijna altijd werd dan de zondag erop in de kerkdienst voor het pasgetrouwde echtpaar gebeden. Als dit op de zondag erna kan, is er geen principieel bezwaar om dit ook op de trouwdag zelf te doen. Als kerk wil je graag op de hoogtepunten en dieptepunten van het leven met het Woord van de HERE bij de mensen zijn. Ook als het geen trouwdienst kan zijn, is er nog veel mogelijk. Zo doen we dat in onze kerken ook bij het overlijden van gemeenteleden: dan wordt er geen kerkdienst gehouden. Maar we beleggen wel een samenkomst  waarin een dominee voorgaat. Dat is een samenkomst die de familie belegt, maar die toch ook heel duidelijk vanuit de kerkelijke gemeente gehouden wordt. Vanuit dat oogpunt kan een kerkenraad ook vrijmoedig zijn medewerking verlenen aan een kerkelijke samenkomst op de trouwdag van een huwelijk dat niet kerkelijk bevestigd kan worden. Met de twee voorwaarden die hierboven genoemd zijn er de volgende mogelijkheden:

  1. Een kerkdienst of samenkomst beleggen en die, net als bij een trouwdienst, ook afkondigen.
  2. Een ‘orde van dienst’ volgen met een aantal vaste elementen van een kerkdienst, zoals ook tijdens begrafenissen of doordeweekse diensten zoals biddag, dankdag en oudjaar gebeurt.
  3. De trouwbijbel overhandigen met bijbehorende toespraak.
  4. Dit huwelijk en dit echtpaar in gebed aan de HERE opdragen.

Beloning van verkeerde keuzes?

Je kunt je natuurlijk afvragen, of we als kerk hiermee niet onwenselijke situaties goedkeuren. Wanneer de dominee vanaf de preekstoel vanuit Gods Woord verkondigt, dat de HERE relaties tussen een gelovige en een ongelovige afkeurt en echtscheidingen verafschuwt , haal je de scherpte van die oproep niet onderuit door op gemengde of tweede huwelijken toch een kerkdienst of samenkomst te beleggen?
Het lijkt me belangrijk om dan vooral dit goed voor ogen te houden: als kerk hebben we van de Here Jezus de opdracht om zijn Evangelie te laten klinken. Dat geldt in alle situaties van het leven. Dus mag dat ook tijdens de samenkomst op de trouwdag van een stel dat niet officieel in de kerk kan trouwen.  Als maar duidelijk is, wat de motivatie van het echtpaar is. En als maar wel helder is, hoe de invulling  van de samenkomst er uit ziet. De wezenlijke elementen die bij een kerkelijke huwelijksbevestiging horen, vind je in zo’n dienst van Woord en gebed niet terug. Het wordt dus geen ‘trouwdienst–light’.  Maar we willen wel graag Gods Woord laten horen, juist op zo’n bijzondere dag! Voor de gelovige helft. Voor de (nog) niet gelovige wederhelft. Voor alle familie en vrienden die om het echtpaar heen staan. Zo doen we dat ook op begrafenissen en zelfs op crematies. Ook als de familie dan in meerderheid niet-kerkelijk of niet meer gelovig is, grijpen we toch de kans om te vertellen wie God is en wil zijn met beide handen aan. Bovendien – wat de één een beetje als een beloning van een verkeerde keus ziet, zal een ander misschien ervaren als behoorlijk minimalistisch, omdat er in vergelijking met trouwdiensten in andere kerken meer niet mag dan wel.

Royaal gereformeerd zijn

In onze kerken willen we graag royaal én goed gereformeerd zijn. Dat betekent: geef elkaar de ruimte die de Bijbel ons biedt en handhaaf samen de grenzen de Bijbel ons aangeeft. Wanneer er geloof gevonden wordt, mogen we samen vooruit kijken. Dat  doet Jezus onze Heer ook. Zonder de zonde goed te praten (integendeel!) zegt Hij tegen gelovige mensen: “Ga heen en zondig vanaf nu niet meer.” In zijn voetspoor moet het mogelijk zijn om als plaatselijke kerk bij gemengde huwelijken en bij een tweede huwelijk na echtscheiding het volgende uit te spreken:

Wanneer een kerkelijke huwelijksbevestiging niet mogelijk is, maar er wordt wel oprecht geloof gevonden bij één of beide partners, zal de kerkenraad, als daarom gevraagd wordt, ruimhartig meewerken aan een kerkelijke samenkomst. Tijdens zo’n dienst zullen de onderdelen die duidelijk bij een kerkelijke huwelijksbevestiging horen (formulier, beloften + jawoord, persoonlijke zegen op knielbank) niet voorkomen.

Over krekeltjes, korenbloemen en zwart-witte koeien

Een paar gedachten bij de start van de GKV-synode in Ede

De drie kleine kleutertjes op het hek spraken over krekeltjes en korenbloemen blauw. En in het weiland zagen ze vast en zeker wat zwart-witte koeien lopen.Korenbloem

In Ede ging op 31 januari 2014 de Generale Synode van onze vrijgemaakte kerken van start met een bidstond. De volgende dag, zaterdag 1 februari 2014, werd de vergadering officieel geopend en het moderamen gekozen. Via www.synode.gkv.nl is alles goed te volgen. Misschien dat de 36 synodeleden ook nog wel toe komen aan krekeltjes en korenbloemen blauw, als ze bv. een Ginkelse hei-sessie houden. Maar de meeste tijd zal toch wel opgaan aan andere onderwerpen.

In dit artikel wil ik een paar dingen noemen, die volgens mij zeker met belangstelling gevolgd zullen worden. En daarna nog kort ingaan op de zwart-witte koeien die ik in de nabijheid van Ede ook ontwaar.

Waarover spreken zij? Over vrouwen in de ambten

Het onderwerp dat volgens mij met de meeste interesse gevolgd gaat worden, is het studierapport ‘Mannen en vrouwen in dienst van het evangelie’. Daarin geven deputaten ‘M/V in de kerk’ hun visie op de bijbelse (on)mogelijkheid om vrouwen toe te laten tot de ambten van predikant, ouderling en diaken. Ze komen er samen niet uit, dus liggen er twee verschillende voorstellen op de synode.

In de pers is er al door heel veel mensen heel verschillend op gereageerd, dus ik voel me niet geroepen om bij dezen nog een duit in het overvolle zakje te stoppen. Het zijn ook nog maar voorstellen van een studiedeputaatschap. Nadat de synode met een uitspraak is gekomen, is er alle gelegenheid voor de plaatselijke kerken om te zeggen wat ze hiervan vinden.

Waarover spreken zij? Over Liedboek en Kerkboek

Verder denk ik, dat ook de bespreking van het rapport van deputaten liturgie en kerkmuziek voor de nodige discussie zal zorgen. Deze deputaten stellen namelijk voor om het complete nieuwe Liedboek 2013 in te voeren en om daarnaast een nieuw Gereformeerd Kerkboek uit te geven met daarin 102 psalmen, alle overige gezangen die niet in het Liedboek staan en daarachter de belijdenisgeschriften, de ordes van dienst en de taalkundig geheel vernieuwde liturgische formulieren en gebeden.

Krekel 1Misschien denkt iemand nu: hoezo 102 psalmen?

Nou, zeggen deputaten: van onze 150 psalmen komen er 48 uit het oude Liedboek. Het nieuwe Liedboek heeft alle 150 Psalmen van het oude Liedboek ongewijzigd overgenomen, dus hoeven we die niet meer in ons nieuwe Gereformeerde Kerkboek op te nemen. Dat scheelt al gauw 100 pagina’s, en dat is mooi meegenomen, vinden deputaten.

Dit lijkt mij beslist niet verstandig. Wie wil er nou een nieuw incompleet Gereformeerd Kerkboek invoeren? Bovendien zadel je een aantal kerken met een dubbel dilemma op.

Dilemma 1: we hebben jaren geleden gekozen voor 150 psalmberijmingen waarvan een groot deel niet uit het Liedboek kwam. Soms vanwege de betere kwalititeit van een andere berijming. Soms ook omdat een Liedboek-berijming bijbels-theologisch echt niet deugde. Dan kun je nu toch niet zonder enige argumentatie voorstellen: “het Liedboek 2013, inclusief de psalmen, vrij te geven voor gebruik in de gemeenten”? Bovendien ging de opdracht van de vorige synodes toch duidelijk over het invoeren van al de gezangen van het compleet herziene Liedboek. Dat staat niet expliciet in de opdracht, maar daar is het wel altijd over gegaan. Deputaten smokkelen daar nu plotseling 150 zeer gedateerde, meer dan 50 jaar oude psalmen bij in, die door het Liedboek op geen enkele manier herzien zijn. Zie ook mijn eerdere blog https://ernstleeftink.wordpress.com/2013/05/15/nieuwe-liedboek-nu-al-met-psalmen-en-al-overnemen/

Dilemma 2: deputaten geven in hun voorstellen nadrukkelijk aan, dat “gemeenten zelf [mogen] kiezen welke liederen ze zingen, op basis van het eigenmuziekprofiel”. Tegelijk stellen ze doodleuk voor om in het nieuwe Gerormeerd Kerkboek alleen “de psalmen uit het Gereformeerd Kerkboek 1986 die niet uit de IKB geselecteerd zijn”  op te nemen.

Wat is het gevolg van dit voorstel?

Ik denk dat er kerken zullen zijn die straks zeggen: wij willen in de toekomst graag vooral uit het Gereformeerd Kerkboek zingen en voor andere liederen (bv. kinderliederen en Opwekkingsliederen) we gebruiken de beamer; ook weten we nog niet of we veel gebruik zullen maken van het nieuwe Liedboek, dus die voeren we voorlopig nog niet in.

Als het aan deputaten ligt, kunnen zulke gemeentes maar 102 van de 150 Psalmen zingen uit het nieuwe Gereformeerd Kerkboek. En waarom? Omdat het 100 bladzijdes scheelt! Want dat is het enige argument. Deputaten schrijven namelijk in hun rapport: De praktijk in onze kerken is momenteel dat de meeste de psalmen uit de kerkboek-selectie zingen, maar dat vooral in samenwerkingssituaties de psalmen in de liedboekberijming gezongen worden. Om beide versies beschikbaar te hebben moet de nieuwe uitgave het Gereformeerd Kerkboek in ieder geval de 102 niet-IKB-psalmen bevatten. De andere 48 kunnen in het Liedboek 2013 gevonden worden. Door deze niet in het kerkboek op te nemen van het boek ongeveer honderd pagina’s dunner worden.”

Deputaten vinden dus dat beide versies van de 48 psalmen beschikbaar moeten zijn. Terecht! Maar wees dan ook consequent! Stel die gemeentes die niet meteen het nieuwe Liedboek in zullen voeren, eveneens in de gelegenheid om alle 150 Psalmen te kunnen zingen, ook  als ze het nieuwe Gereformeerd Kerkboek willen gaan gebruiken.

Ik hoop van harte, dat op de synode besloten wordt, om onze eigen 150 psalmen uit de eerste en de tweede versie van het Gereformeerd Kerkboek gewoon allemaal op te nemen in deze derde editie. Dan hebben we niet alleen een actueel, maar ook een compleet Gereformeerd Kerkboek.

Waarover spreken zij? Over wat echt een huwelijk is

Ik denk dat er nog een derde onderwerp is, dat de tongen op de synode los zou kunnen maken. Het zit wat verscholen in de synoderapporten, dus het is nog bijna niemand opgevallen. Ik werd erop geattendeerd doordat ik aan de Theologische Universiteit in Kampen de PEP-cursus ‘In de ban van de ring’ volg. Die gaat over de vraag hoe we als kerken aankijken en omgaan met alle vormen van relaties die tegenwoordig in onze samenleving mogelijk zijn. Tijdens de tweede studiemorgen moesten we als voorbereiding o.a. het rapport ‘Huwelijk en Samenlevingsvormen’ lezen. Dat is een studie die is opgesteld door een denktank van Deputaten Relatie Kerk en Overheid en Deputaten Huwelijk en Echtscheiding. Deze denktank kreeg in 2011 de opdracht “om een advies uit te brengen over twee vragen: a. hoe je als kerken omgaat met de verschillende samenlevingsvormen van man en vrouw die publiek en juridisch zijn vastgelegd, en b. of en hoe die samenlevingsvormen kunnen voldoen aan wat iroos huwelijkn de Bijbel staat over het huwelijk”.

De meerderheid van deze deputaten is van mening, dat we in onze kerken een nieuwe, eigen omschrijving moeten geven van wat een ‘huwelijk in bijbelse zin’ is. Want het burgerlijk huwelijk is tegenwoordig zo opgerekt en zo vrijblijvend geworden, dat het niet meer per definitie bijbels is. Daartegenover staat het geregistreerd partnerschap nagenoeg gelijk aan het burgerlijk huwelijk. En sommige mensen die gaan samenwonen beloven elkaar meer oprecht levenslange trouw dan vele anderen die wel officieel trouwen.

Daarom vinden de meeste deputaten, dat de gang naar het stadhuis wél gemaakt moet worden, maar dat de christelijk kerk er daarnaast zelfstandig op toe moet zien, dat elke wettige relatie ook kerkelijk erkend wordt als een ‘huwelijk in bijbelse zin’. En wat is dat dan? Lees de volgende definitie: “Een ‘huwelijk in bijbelse zin’ is een levensverband waarin één man en één vrouw in antwoord op Gods leiding van hun leven voor de duur van hun aardse bestaan hun levens aan elkaar verbinden tot een nieuwe eenheid, die wederzijds verplichtend is en die een publiek erkend karakter heeft.”

Ik vind dat dit rapport meer aandacht verdient dan het tot nu toe gekregen heeft. Want hier wordt gezegd, dat bij elke relatie die twee mensen met elkaar aangaan (of het nu ongehuwd samenwonen is, of notarieel samenwonen, of een geregistreerd partnerschap, of een homo-huwelijk, of een huwelijk tussen man en vrouw) de kerk moet toetsen en uitspreken of het ook een ‘huwelijk in bijbelse zin’ is.

Dat is een geweldige switch in denken. Want sinds de tijd van Napoleon zit het al 200 jaar tussen onze oren: alleen het burgerlijk huwelijk is een bijbels huwelijk. En als kerk volgen we daarin de overheid.

Maar vandaag de dag is het burgerlijk huwelijk geen bijbels huwelijk meer. En dus moeten we als kerk antwoord geven op de vraag: moeten we het initatief weer naar onszelf toetrekken en alleen die relaties erkennen, waarvan we als kerk zeggen: dat is een ‘huwelijk in bijbelse zin’ zoals God het bedoelt? Dat is een veel belangrijkere vraag dan de discussie over wat we zingen in de kerkdiensten. Ook, vind ik, belangrijker dan de vraag naar vrouwen in de ambten.  Want het huwelijk zoals God het bedoeld heeft, kom je al in het paradijs tegen. Zo’n bijbels huwelijk moeten we “in alle omstandigheden in ere houden”, staat er in Hebreeën 13 vers 8. Dat is een geweldige uitdaging in onze tijd.  En dus ook voor de komende synode in Ede.

Ja, het gaat daar op de synode over meer dan krekeltjes en korenbloemen blauw. Laten we als kerkleden bidden voor ‘onze’ mannen daar en meeleven met wat daar besproken en besloten wordt.

Waarover spreken zij? Misschien ook over zwart-witte koeien

Tenslotte zal er op de synode ook aandacht besteed worden aan een ‘Appel op de Generale Synode 2014’.  Dat is een initiatief van zeven predikanten die samen de website http://www.gereformeerdekerkblijven.nl/wp/ in de lucht houden. In een ‘Brief GS Ede 2014’ brengen ze hun zorgen onder woorden en roepen de Generale Synode op, door duidelijke uitspraken hun zorgen weg te nemen. De initiatiefnemers hebben kerkleden en kerkeraden uitgenodigd om dit dringende appel mee te ondertekenen. Dat is gebeurd door 2 kerkenraden en 1541 kerkleden.
Ik heb het appel gelezen en besloten het niet te ondertekenen.

Allereerst niet, omdat ik erop vertrouw, dat alle afgevaardigden op de synode niet alleen naar eer en geweten, maar ook vanuit hartelijke verbondenheid aan de Bijbel en het gereformeerd belijden hun werk zullen doen.

Verder vind ik de zorgpunten die het appel aan de orde stelt, wel wat zwart-wit geformuleerd en ook een tikkeltje eenzijdig. Het is ‘een verkeerd appel’, schreef ds. Henk Folkers in het Nederlands Dagblad van 25januari 2014 (zie http://www.nd.nl/artikelen/2014/januari/25/een-verkeerd-appel).

Het viel mij op, dat het appel zich concentreert op zes onderwerpen, namelijk:

  1. Binding aan de gereformeerde belijdenisgeschriften
  2. Het gezag van de Heilige Schriften
  3. De vrouw in het ambt
  4. Visie op de kerk van Jezus Christus
  5. Kerkdiensten en catechismusprediking
  6. Is binnen het christelijk leven een homoseksuele relatie mogelijk

Als ik lees waar het dan over gaat, kom ik bij 1) een verwijzing naar ds. W. van der Schee tegen en de gang van zaken bij de missionaire gemeente Stroom in Amsterdam. Dan denk ik: moet je daar een synode mee lastig vallen? Sinds wanneer reageren we als kerken op elke (on)zinnige opmerking op internet? En sinds wanneer leggen we een prachtig missionair project op voorhand langs de meetlat van de gang van zaken in een traditonele plattelandsgemeente? Wat mij betreft verdienen projekten zoals Stroom alle credits en vooral heel veel gebed – zonder het kritische gesprek te schuwen overigens. Zie mijn eerdere blog https://ernstleeftink.wordpress.com/2013/05/31/saul-en-david-jongerendag-en-landelijke-dag-gkbnb/

Als het om 2) gaat: waarom moeten opnieuw de opvattingen van Stefan Paas uit 2008 en Koert van Bekkum uit 2010 weer uit de sloot gehaald worden? Dat is toch echt een grijsgedraaide plaat geworden.

Over de punten 4) en 5) valt hetzelfde op te merken: kontakten met andere kerken en deelname aan de Nationale Synode worden tegenover de belijdenis van de ware en valse kerk gezet en de terugloop van de tweede kerkdienst en de catechismuspreek kan alleen maar worden tegengegaan als de synode van Ede 2014 uit zou spreken dat de catechismuspreek “een verplichting blijft voor de kerken” – met als minimale afwijking: plaatselijk mag wel af en toe thematisch uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis of de Dordtse Leerregels gepreekt worden.

homo in de kerkEn dan punt 6): alle zorgen over de verwereldlijking van de christelijke levensstijl en het gebrek aan tucht daarover worden samengebald in “één zaak .. die wij exemplarisch mogen noemen voor de huidige situatie”, namelijk hoe we als kerken omgaan met homoseksualiteit. Wat vind ik dit een eenzijdige versmalling van de terechte zorgen die er op dit punt leven. Alsof een homoseksuele relatie de meest zichbare uiting en dus het topje van de ijsberg van onchristelijk gedrag zou zijn! Laat ik er maar niet meer over zeggen dan collega Henk Folkers deed. Behalve dit: volgens mij staat dit onderwerp niet eens op de agenda van deze synode – behalve een brief van één kerk die vraagt om een duidelijke koers van de website www.homoindekerk.nl. Achteraf kun je het betreuren dat in 2005 de generale synode het voorstel heeft afgewezen om juist over dit gevoelige onderwerp een studiedeputaatschap in te stellen. Maar dat is niet wat de indieners van het appel van de synode vragen. Zij gebruiken één van de meest gecompliceerde vraagstukken over christelijke levensstijl als kop van jut om alle ontwikkelingen op het gebied van relaties aan te kaarten. En vergeten te vermelden, hoe we als kerken de laatste 12 jaar ons enorm hebben ingezet op bijbels onderwijs en catechese als het om huwelijk en echtscheiding gaat.koeien zwart wit

Kortom: ik vind het een teleurstellend appel wat betreft toonzetting en argumentatie.  Tegelijk hoop ik niet, dat de synode er gauw klaar mee is. Hoe zwart-wit de toonzetting ook is en welke oude koeien er ook weer van stal gehaald worden – het zijn wel signalen van oprechte zorg vanuit een diepe verbondenheid met de vrijgemaakte kerken. Daar hebben we wel rekening mee te houden – net als met kerkleden die steeds minder overweg kunnen met het gereformeerde gedachtengoed binnen onze kerken.