Vrijblijvendheid troef als het om homo-relaties in de NGK gaat?

De Nederlandse Gereformeerde Kerken (NGK) worstelen met hun visie op homoseksuele relaties. Onlangs kwam een commissie met konkrete voorstellen die op 8 maart a.s. op de landelijke synode besproken zullen worden. De voorstellen gaan veel verder dan het studierapport ‘Ruimte en richting’ en ook dan eerdere voorstellen die op de synode lagen. Voor CVandaag schreef ik hierover een opinie-artikel met als titel Synodecommissie walst als een roze olifant door de NGK-porseleinkast.

Een korte samenvatting hiervan geef ik hier:

  • De voorstellen laten zien dat we als NGK in deze kwestie geen kleur durven bekennen.
  • De voorstellen geven allerlei meningen over homoseksualiteit ten onrechte een legitieme plaats binnen het gereformeerd belijden.
  • De voorstellen stellen feitelijk homo-relaties in liefde en trouw gelijk aan het bijbelse huwelijk tussen man en vrouw.
  • De voorstellen laten belangrijke bijbelse gegevens buiten beschouwing als het om toelating tot de ambten gaat.
  • De voorstellen gaan volledig voorbij aan kerkrechtelijke vragen bij de openstelling van het ambt van predikant voor broers en zussen die in een homoseksuele relatie leven.

Mijn slotconclusie in het opiniestuk op CVandaag is:

Als de NGK-synode deze verregaande voorstellen overneemt zonder eerst over de impact hiervan na te denken, zet ze de eenheid binnen de NGK kerken ongelooflijk onder druk. Dan is mijn NGK verworden tot een kleurloos kerkverband, waarin Gods oorspronkelijke goede schepping waarin homoseksualiteit niet voorkwam (Genesis 1 en 2) niet meer serieus genomen wordt,  waarin het huwelijk tussen man en vrouw zoals God dat bedoeld heeft niet meer in alle omstandigheden in ere gehouden wordt (Hebreeën 13:4) en waarin het ambt, dat aan gemeenteleden hogere eisen stelt dan aan iedere avondmaalsganger, niet meer hoog gehouden wordt (1 Timotëus 3:1-13) en Titus 1:5-9).

Oprechte verootmoediging geeft homo’s bijbelse ruimte in de kerk

De landelijke synode van de Nederlandse Gereformeerde Kerken heeft in het najaar van 2024 ‘woorden van verootmoediging’ gesproken over hoe er vaak gesproken is over homoseksuele broers en zussen en hoe er naar hen toe gehandeld is. De tekst daarvan vind je hier. De redactie van CVandaag vroeg mij om hierop te reageren.

In 1983 deed ik als eerstejaars student mee aan het AVRO-radio-programma ‘Waar geen wil is ben je weg’. Jongeren t/m 18 jaar spraken daar over allerlei aktuele thema’s en ze zochten een ‘strenge christen’ die mee wilde discussiëren over abortus. Zo geschiedde. Een week later belde de AVRO-redactie me met de vraag of ik over een maand ook mee wilde doen in de uitzending over ‘homoseksualiteit’.  Daar heb ik voor bedankt. Ik kende geen homo’s of lesbiennes en had me ook nog niet echt verdiept in wat ik daar als bijbelgetrouw christen van moest vinden.

In diezelfde tijd was ik de meest enthousiaste fan in het Noorden des lands van de vrijgemaakt-gereformeerde muziekgroep Wingerd. Ze traden binnen de GKV zowel omstreden omdat ze popmuziek maakten en hun optreden met licht- en rookeffecten opvrolijkten als ook razend populair onder veel gereformeerde jongeren. Minder bekend was, dat de leadzanger, Cees van Moolenbroek, en nog een aantal leden van de band, homoseksueel waren en een relatie aangingen. In het boek Gebonden aan een bandeloos bestaan van Johan Bakker uit 2023, dat je wel ‘de Wingerd-biografie’ mag noemen, wordt ook beschreven hoe in de jaren ’70 en ’80 hier kerkelijk mee omgegaan werd. Vaak volgde daarop kerkelijke tucht, in een enkel geval volgden er geen tuchtmaatregelen. Voor die tijd vond de schrijver dit “een opmerkelijk voorbeeld van de pragmatische omgang met verschil in opvattingen binnen de vrijgemaakte kerk.” Maar in de jaren ’80 was dit bij de fans van Wingerd niet echt bekend. Pas toen Cees van Moolenbroek ernstig ziek werd, werd er gefluisterd dat hij aids had. In 1992 is hij daar op 40-jarige leeftijd aan overleden.

In dat jaar werd ik dominee in de GKV. Jaarlijks hielden de predikanten een ééndagsconferentie in de Eudokiakerk te Kampen. Daar sprak ergens halverwege de jaren ’90 prof. J. Douma, hoogleraar ethiek aan de vrijgemaakte Theologische Universiteit, over het onderwerp ‘homofilie’. Die term is nu omstreden, maar werd die tijd, mede onder invloed van  Douma, in heel gereformeerd en evangelisch Nederland gebruikt om onderscheid te maken tussen de geaardheid (iemand is ‘homofiel’ net zoals een hetero die geen seks voor het huwelijk heeft ‘heterofiel’ is) en het praktiseren ervan (iemand die binnen of buiten een relatie seksuele omgang heeft met een ander is ‘homoseksueel’ of ‘heteroseksueel’) – een onderscheid dat volgens mij nog steeds goed te gebruiken is. Terug naar die predikantenconferentie: Douma vond dat bij het aangaan van een relatie tussen twee kerkleden van het gelijke geslacht er vermaand moest worden met gelijktijdig afhouding van het Avondmaal zolang men met elkaar in gesprek was. Ik vroeg hem: “En als ze daarna toch bij elkaar blijven terwijl het verder hele gelovige christenen zijn, moet ze dan levenslang onder tucht blijven staan?” Daarop gaf Douma als antwoord: “Nee, je kunt iemand niet levenslang de toegang tot het Avondmaal onthouden. Als je geen vrijmoedigheid hebt om de vervolgstap te zetten, namelijk die van excommunicatie, waarmee je een zondaar die zich niet wil bekeren buiten de kerk en daarmee buiten Gods Koninkrijk plaatst (Zondag 31 H.C.), moet je als kerkenraad de keus om wel te blijven samenwonen in een homoseksuele relatie bij de beide broeders of zusters laten en daarmee het oordeel over hun levensstijl aan God.”

Tenslotte nog een voorbeeld van een jaar of 10 geleden. Iemand zei toen tegen mij: “In mijn omgeving weet iedereen dat ik lesbisch ben. En ze weten ook dat ik er bewust voor kies om zonder partner, dus celibatair, door het leven te gaan. Want ik geloof oprecht op grond van heel de Bijbel dat volgens de HERE God de beleving van seksualiteit alleen thuis hoort in het huwelijk van één man en één vrouw. Maar ik merk ook dat toen ik rond 1990 uit de kast kwam met dit standpunt, de meeste christenen in mijn omgeving dat een duidelijk, bijbels standpunt vonden. Ik was een voorbeeld voor alle homo’s en lesbiennes. Maar nu, in 2015, vinden steeds meer christenen in mijn kerkelijke omgeving het vooral dapper van mij. Want, zeggen ze, je hoeft volgens God en Jezus toch niet je leven lang alleen te blijven? Als je verliefd wordt op een gelovige vriendin en het is wederzijds, dan is er toch niets op tegen om elkaar in geloof liefde en trouw voor het leven te beloven? Ik begin in mijn eigen omgeving een uitzondering te worden.”

Waarom deze lange aanloop als het gaat om een reactie op de verootmoediging van de NGK over de omgang met homoseksuele medechristenen in de afgelopen jaren? Nou, omdat die verootmoediging volgens mij zeer terecht is. Als gereformeerde kerken hebben we veel te lang broeders en zusters met een homoseksuele geaardheid in eenzaamheid daarmee laten worstelen. We hebben veel te lang niet naar hen persoonlijk geluisterd, maar hun situatie als ‘kerkelijke kwestie’ behandeld. We hebben hen veel te lang veroordeeld en buitengesloten. Dat deden we op grond van Gods Woord. En daar moet je het ook zeker over hebben. Maar we deden het ook vanuit onze biologische onderbuikgevoelens. Want voor een 100% hetero (en dat is nog steeds de overgrote meerderheid van de bevolking) staat seks tussen twee mannen of twee vrouwen gelijk aan ‘vies en smerig’. Maar dat durfden we zo niet hardop te benoemen, dus beriepen we ons op de voorbeelden in de Bijbel die zonder uitzondering homoseksuele uitspattingen als zondig veroordeelt.

Andere kerkleden die op het gebied van relaties zich ook niet aan de duidelijke bijbelse voorschriften hielden, pakten we niet zo stevig aan. Seks voor het huwelijk, gedwongen huwelijken vroeger en samenwonen vandaag, het toenemende aantal echtscheidingen en het relatieve gemak waarmee daarna nieuwe relaties worden begonnen, en steeds meer huwelijken tussen ‘zij gelooft – hij niet’, het zijn allemaal situaties die niet in overeenstemming zijn met wat God Zelf in de Bijbel over het huwelijk zegt. Als het goed is wordt dat bij een open Bijbel besproken, ook in onderwijzende en vermanende zin. Maar bijna altijd werd en wordt de uiteindelijke verantwoordelijkheid bij het gelovige kerklid neergelegd als er verder geen sprake is van een onchristelijke manier van leven of denken. Behalve, in het verleden, bij het onderwerp ‘homoseksualiteit’. Dat zagen we vooral als een heel principieel onderwerp, waarbij we de personen om wie het ging, vaak uit het verloren.

Het is heel goed dat we ons als Nederlandse Gereformeerde Kerken daarover verootmoedigen. In onze tijd zijn we andere bijbelse lijnen en accenten gaan herwaarderen. Het geeft, hoop ik, gelvoige homo’s en lesbiennes ruimte om te kunnen ademen in Gods gemeente. Voor hen geen andere criteria om samen aan het Avondmaal te vieren dat we leven van de liefde van God en van genade die Jezus verdiend heeft, en dat de Heilige Geest van daaruit ons leven stempelt.

Geen kritiek op de verootmoediging dus? Nou … een paar accenten zou ik anders gelegd hebben. Het is wel een beetje ‘en-en’ als het gaat om hoe we zowel de homo’s die wel een relatie aangingen als de homo’s die bewust zonder partner verder wilden, tekort gedaan hebben. En als er gezegd wordt dat er vanuit de Bijbel verschillende perspectieven op homoseksualiteit zijn, volgt meteen de zin: “We willen absoluut niet de indruk wekken dat vooral zij die een ander perspectief hanteren dan wij zich zouden moeten verootmoedigen.” Dan vraag ik mij af: OK, voor welk perspectief gaan wij als NGK dan? Toch die van de gebrokenheid? En als we dat, zoals ik verwacht en hoop, vinden, mogen we daar dan ook nog bepaalde consequenties aan verbinden zonder onze homoseksuele medechristenen tekort te doen of weg te zetten? Het risiko van een verootmoediging is vaak dat er daarna niets meer gezegd mag worden als iemand toch gevaarlijk dicht bij de bijbelse grens komt of er zelfs over heen gaat. Dat open gesprek moeten we wel met elkaar blijven voeren. Maar dan in het grotere verband van hoe God relaties voor het leven bedoeld heeft en hoe we daar, in alle gebrokenheid, maximaal vorm aan willen geven.

Ruimte en richting – vier overwegingen m.b.t. homoseksuele relaties aan de NGK-synode

De NGK bespreekt dit najaar op de Generale Synode van Deventer het rapport van het studiedeputaatschap ‘Homoseksualiteit in de kerk’. Die bespreking is een aantal maanden uitgesteld om de plaatselijke kerken en de regio’s de gelegenheid te geven om input te leveren. Die tijd is nog steeds te kort om als plaatselijke kerk of als regionale vergadering tot een definitieve beoordeling van de voorstellen te komen.

Toch zou het goed zijn om als kerken (plaatselijk of regionaal) een aantal overwegingen aan de synode mee te geven. Dat geldt zeker voor kerken die van mening zijn dat het deputatenrapport veel ruimte, maar weinig richting geeft (zoals hier verwoord). De kerkenraad van de Hooge Eschkerk van Oosterwolde (Fr.) heeft vier aandachtspunten opgesteld die begin oktober op de Regio Fryslân besproken zullen worden. Als de Regio Fryslân die overneemt, gaat het namens de regio naar de synode toe. Als de Regio Fryslân het niet overneemt, zal Oosterwolde het zelf aan de synode toesturen. Misschien is het een idee dan andere kerken of regio’s hetzelfde doen. Daarom volgt hieronder de tekst van het voorstel aan de synode.

Eén van mijn collega’s, die dit stuk van te voren heeft ingezien, maakte bij alle vier de aandachtspunten een aantal kritische opmerkingen. Die wil ik hier ook eerlijk noemen en van mijn eigen commentaar voorzien. Daardoor kan iedereen nog beter tot een eigen afgewogen mening komen.

Belangrijk om nog op te merken is, dat de vier overwegingen géén ingenomen standpunten zijn van de kerk van Oosterwolde (of welke kerk of regio ze ook maar inbrengt op de synode van Deventer). Het zijn vier punten waarop de synode geattendeerd wordt, omdat die in het deputatenrapport ‘Ruimte en richting’ geen of te weinig aandacht krijgen. Het zijn dus geen voorstellen tot besluit, maar argumenten om tot een zorgvuldig besluit te komen.

Vier overwegingen voor de synode m.b.t. het rapport ‘Ruimte en richting’

*1* We delen de mening van deputaten dat homoseksuele christenen die in een relatie van liefde en trouw samenleven, in principe welkom zijn aan de maaltijd van de Heer. We willen de synode in overweging geven om daaraan toe te voegen: ‘in liefde, trouw en geloof’, omdat een relatie met een ongelovige in de Bijbel dringend  afgeraden wordt en dat (het aangaan van) zo’n relatie niet per definitie betekent dat de gelovige partner automatisch aan het avondmaal deel mag nemen.

*2* Het huwelijk tussen man en vrouw wordt in het rapport principieel onderscheiden van homoseksuele relaties, maar het rapport stelt niet voor om uit te spreken dat het burgerlijke homohuwelijk niet gelijk staat aan het christelijke huwelijk. Het rapport stelt ook niet voor om uit te spreken dat een homorelatie daarom niet op dezelfde manier bevestigd kan worden als een christelijk huwelijk. We vinden dit een merkwaardige inconsequentie en geven de synode daarom in overweging om uit te spreken dat een homosekuele relatie in liefde en trouw niet gelijk staat aan het bijbelse huwelijk en daarom niet kerkelijk kan worden bevestigd / ingezegend. Aanvullend is van belang dat ook alle andere protestants-gereformeerde kerken, waaronder de PKN, dit ook niet toestaan.

*3* Een homoseksuele relatie in liefde en trouw is bijbels gezien geen variant op het huwelijk tussen man en vrouw, spreekt het rapport expliciet uit op blz. 104. Toch stellen deputaten zonder enige argumentatie voor om uit te spreken “dat plaatselijke gemeenten de mogelijkheid hebben om ook leden die in een homoseksuele verbintenis samenleven tot het ambt te roepen, zo daar binnen de plaatselijke gemeente voldoende draagvlak voor is” (blz. 134)? Er wordt op geen enkele manier verwezen naar één van de bijbelse criteria voor oudsten als voorbeeldfunctie voor de gemeente en naar de buitenwereld, zoals Paulus dat voorschrijft aan Titus: oudsten moeten “onberispelijke mannen [zijn], die maar één vrouw hebben” (Titus 1:6) en aan Timoteüs: “Een opziener moet onberispelijk zijn. Hij kan slechts de man van één vrouw zijn” (1 Tim. 3:2). We geven de synode in overweging om deputaten eerst een vervolgopdracht te geven waarbij niet alleen de praktische, maar juist ook de bijbelse afwegingen om homoseksuele belijdende leden die in een relatie van liefde en trouw samenleven al dan niet toe te laten tot het ambt van ouderling en predikant in kaart gebracht worden, en pas daarna een uitspraak te doen over de vraag of het ambt van ouderling of predikant voor leden die in een homoseksuele relatie leven open staat.

*4* Opvallend is dat de opstellers van het rapport op geen enkele manier ingaan op de vraag naar de kinderwens binnen homoseksuele relaties. We geven de synode in overweging om uit te spreken dat het recht van kinderen op biologische ouders belangrijker is dan de wens van homoparen (of alleenstaande moeders) op een ‘eigen’ kind dat niet afkomstig is van de partner (of waarbij de partner bewust afwezig is) en dat wie wel gebruik maakt van kunstmatige inseminatie zich schuldig maakt aan wat prof. dr. Jochem Douma indertijd al ‘kunstmatig overspel’ noemde. Mocht de synode op dit punt een eventuele vervolgopdracht geven, zowel de wenselijkheid tot het nemen van half-biologische kinderen of van adoptief-kinderen, dan hoort daar volgens ons ook de vraag bij hoe je moet denken over de doop van kinderen die geboren en/of geadopteerd worden in een vaste homoseksuele relatie.

Afsluiting

Onze afwegingen laten zich samenvatten als ‘milde tegemoetkomendheid’ en ‘royale acceptatie’: homoseksuele kerkleden die in een vaste relatie van geloof, liefde en trouw leven, doen net als ieder ander kerklid op alle fronten volop mee in de gemeente. Maar op het punt van huwelijksbevestiging, ambtsdrager-zijn en kinderwens zou het wijs en verstandig zijn dat we als Nederlandse Gereformeerde Kerken eerst nagaan of er op grond van Gods Woord al dan niet zwaarwegende belemmeringen zijn.

Kritiek op de vier aandachtspunten

Een collega leverde de volgende kritiek, die ik cursief  beantwoord

*1* De toevoeging ‘geloof’ bij het toelaten tot het avondmaal is overbodig, want het richt zich niet op de homoseksualiteit van de broeder of zuster maar op het geloof of ongeloof van de partner. Als we bij heteroseksuele broeders en zuster deze toevoeging niet doen, waarom hier dan wel? Onze kerken tellen heel veel trouwe leden met een niet-gelovige partner die wel aan het avondmaal worden toegelaten.

Mijn antwoord: het gaat er niet om dat er veel christenen met een niet-gelovige partner zijn die tot het avondmaal worden toegelaten. Het punt is: in een-relatie in liefde, trouw én geloof is dat automatisch zo, maar bij ‘liefde en trouw’ terwijl je bewust een relatie met een niet-gelovige partner aangaat, is dat geen automatisme. Dan moet je, als je een bepaalde groep broeders of zusters die in een homoseksuele relatie leven ook automatisch toe wilt laten tot het avondmaal, naast ‘liefde en trouw’ ook, ‘geloof’ erbij noemen.

*2* Als kerken zien we wel in dat het burgerlijk huwelijks tussen heteroseksuelen niet hetzelfde is als een christelijk huwelijk. Maar we hebben dat nergens officieel uitgesproken. Waarom wordt het ontbreken van zo’n uitspraak dan nu bekritiseerd?

Ook wordt het kerkelijk bevestigen en het inzegenen van een homorelatie in één adem genoemd. Maar deputaten geven zelf aan dat ze te weinig tijd gehad hebben om alle vragen rond het zegenen of bevestigen van een homoverbintenis goed te doordenken. Het gaat dan juist over de vraag of er een onderscheid gemaakt kan worden tussen bevestigen en inzegenen van een relatie waarbij het principiële verschil tussen een huwelijk van man en vrouw en een homoseksuele relatie gehandhaafd kan blijven.

Mijn antwoord: De eerste alinea berust op een misverstand. In overweging 2 gaat het niet om het onderscheid tussen het burgerlijk hetero-huwelijk en het christelijke huwelijk. Het gaat erom dat ook volgens deputaten een huwelijk van man en vrouw op grond van de Bijbel uniek is en niet als een variatie allerlei andere relatievormen, waaronder een homoseksuele relatie in liefde en trouw, beschouwd mag worden.

Verder maken deputaten, zoals mijn collega zelf aanhaalt,  een onderscheid tussen ‘zegenen’ en ‘bevestigen’. Daar wordt vervolgens van gemaakt: er is verschil tussen ‘inzegenen’ en ‘bevestigen’. Dat laatste klopt niet. We spreken, zowel binnen de NGK als binnen andere kerken als PKN en CGK, over ‘kerkelijke bevestiging of inzegening’. Dat zijn synonieme begrippen (ook al hebben ze een andere gevoelswaarde). De PKN staat geen ‘inzegening’ van een homohuwelijk toe, wel een ‘zegening’. Dus juist als je als deputaten zegt dat het bijbelse huwelijk tussen man en vrouw uniek is en niet gelijk staat met andere relatievormen, ook niet met een homo-relatie in liefde en trouw, lijkt het mij niet meer dan logisch om aan de synode te vragen, dat openlijk uit te spreken en dan ook iets te zeggen over wat dat betekent m.b.t. het al dan niet bevestigen/inzegenen van niet-huwelijkse relaties.

*3*  Een beroep op Titus 1:6 en 1 Timoteüs 3:2 (een oudste moet de man van één vrouw zijn) als het gaat om de vraag of een homoseksuele broeder of zuster die in liefde in trouw samenleeft, wel geschikt is om ambtsdrager te zijn is om meer dan één reden niet houdbaar. Allereerst wordt hier het telwoord  ‘één’ (1) gebruikt. Het gaat dus uitsluitend om polygamie. Een christen die gelijktijdig met meer dan één (1) vrouw leeft, kon geen oudste worden. De vraag of een homoseksuele christen die in liefde en trouw met één (1) partner samenleeft, is simpelweg niet in beeld. In de tweede plaats zou, als je deze bijbelteksten zo letterlijk neemt, ook als voorwaarde moeten gelden dat als een ouderling kinderen heeft, die per se allemaal gelovig moeten zijn. Hoeveel trouwe ambtsdragers in onze kerken kunnen dan uit hun ambt ontheven worden?

Mijn antwoord: hier is geen sprake van te letterlijk lezen van de Bijbel. Omgekeerd is het juist nogal biblicistisch om alle nadruk te leggen op het telwoord één bij één vrouw. Dat gold inderdaad in die tijd: een man met meerdere vrouwen was niet geschikt voor het ambt van oudste, omdat het tegen Gods bedoeling met het huwelijk in ging: het bijbelse huwelijk is de relatie van één man en één vrouw, zoals deputaten ook duidelijk aangeven in hun rapport. Maar dan moet je 2000 later niet zeggen: dit voorschrift is voor ons niet meer van toepassing, want we kennen in ons land en in onze kerken geen polygamie meer. Daarmee verklaar je de Bijbel in feite tijdgebonden, terwijl het in 2024 juist een heel aktuele tekst is als het om homorelaties in liefde en trouw gaat. Want nu gaat het erom, dat we het er samen éérst met elkaar erover hebben, of je van een ouderling mag eisen, dat hij of zij in zijn relatie nog steeds aan het bijbelse huwelijk voldoet, namelijk de man van één vrouw of de vrouw van één man te zijn. Die vraag bij de synode neerleggen is niet meer dan logisch.

Als je, zoals deputaten doen en de synode hopelijk ook, openlijk uitspreekt en belijdt dat het huwelijk volgens Gods bedoeling de unieke, levenslange, exclusieve, alomvattende levenseenheid van één man en één vrouw is, en dat er bijbels gezien dus een onderscheid blijft bestaan tussen het huwelijk en een homo-verbintenis, moet je als het om de keus van je ambtsdragers gaat, dat niet zonder enige argumentatie overlaten aan het draagvlak in de plaatselijke gemeente, maar daar éérst met elkaar goed over doorpraten en kwaliteitseisen aan stellen, net zoals de christelijke gemeenten in de tijd van Paulus dat ook deden.

De opmerking over niet-gelovige kinderen is wat flauw, want dat is in de afgelopen jaren nooit een argument geweest om ouderlingen niet te verkiezen of uit het ambt te ontheffen.

*4* De vragen over een eventuele kinderwens zijn terecht, maar behoorde niet tot de taak van het deputaatschap, dus dit zou moeten worden meegenomen in een nieuwe opdracht.

Mijn antwoord: hier zijn we het wel aardig met elkaar eens. Maar het punt van de kinderwens komt wel een paar keer terug in het rapport. Het hangt er ook zo zeer mee samen, dat het mij heel terecht lijkt om de synode hier op te attenderen. En op het moment dat dat gebeurt, of het nu door afgevaardigden is of door plaatselijke kerken of een Regio, kan ook de huidige synode hier al eventueel een besluit over nemen. En bij een vervolgopdracht zou het advies moeten zijn (net als bij wel of geen kerkelijk huwelijk en wel of niet in het ambt): zolang er geen goede onderbouwing is om het wél te doen, voorlopig geen stappen in die richting zetten, omdat bij wezenlijke onderwerpen het een hele christelijke houding is om niet alleen je eigen voorkeuren door te zetten, maar ook het belang van anderen en de eenheid in de plaatselijke gemeente en het landelijke kerkverband niet op het spel te zetten.

Samenwonende homo’s als ambtsdrager: op z’n minst een slechte timing

De Nederlandse Christelijke Gereformeerde Kerk van Hilversum heeft besloten het ambt van ouderling en diaken ook open te stellen voor homoseksuele broers en zussen met een relatie.

Sommigen noemen het een moedig besluit, dat integer en met pastorale wijsheid genomen is. Anderen vinden het een zorgelijke ontwikkeling die christenen steeds verder laat afdwalen van de Bijbel en het volgen van  Jezus onder druk van de maatschappelijke ontwikkelingen.

Ik ben geneigd de laatsten gelijk te geven. In het boek ‘Tim Keller – zijn geestelijke en intellectuele vorming’ schrijft Collin Hansen, dat Keller zelf ervaren heeft dat hij in 2017 juist op dit punt als voorheen gerespecteerd eigentijds gereformeerd theoloog gecanceld werd,  terwijl een aantal jaren eerder zijn kerk, de Redeemer Presbyterian Church, nog geroemd werd omdat in hun orthodoxe kerk iedereen welkom was en geholpen werd, of je nou man of vrouw, blank of zwart, homo of hetero was. Maar in 2017 werd de prestigieuze Kuyper Prize die al aan Keller was toegekend, na protest weer ingetrokken, omdat “Kellers opvattingen over de vrouw in het ambt en over homoseksualiteit indruisten de heersende normen (…) van de cultuur.” Kellers biograafkwam met een scherpe analyse: “In minder dan tien jaar was de [westerse] cultuur (…) verschoven van tolerantie van homoseksualiteit naar intolerantie van iedereen die homeseksualiteit niet bevestigde.” (beide citaten blz. 237). Volgens Tim Keller zelf ziet het seculiere Westen zichzelf als een tolerant toevluchtsoord tegen het beperkende christelijke verleden, maar gebruikt ze haar macht om precies hetzelfde te doen door bijbelgetrouwe christenen op allerlei terreinen uit te sluiten. Mede daardoor is er sprake van toenemende vijandigheid en polarisatie in de samenleving, zowel cultureel als politiek. (blz. 241).

Wat heeft dit met het besluit van de NCGK Hilversum te maken? Zonder de plaatselijke kerkenraad hiervan te beschuldigen, zie ik het besluit op zich als een te grote knieval richting de seculiere samenleving. Volgens Keller is het geen optie om je gelovig terug te trekken uit de samenleving of om je stevig tegenover de samenleving te profileren of om je open en relevant naar de samenleving op te stellen, maar moet je ‘gelovig present’ willen zijn door je eigen bijbelse uitgangspunten voluit serieus te nemen en je tegelijk met de hedendaagse cultuur te verbinden. Keller verwijst daarbij naar 1 Petrus 2:12.

In mijn optiek betekent dit, dat we de heiligheid van het bijbelse huwelijk tussen man en vrouw hooghouden, terwijl we mild tegemoetkomend zijn tegenover andere relatievormen die zich vanuit de samenleving aan ons opdringen en die dus ook onder christenen steeds meer normaal gevonden worden. Want als het regent in de wereld, druppelt het in de kerk. En elke generatie christenen ademt vooral de lucht in van de eigen cultuur, en dus word je daardoor beïnvloed en ga je daarin mee, of je het wilt of niet. Maar niet tegen elke prijs, want dan wordt de kerk een club van bleke christenen. Anderen zullen dat ‘veelkleurig’ noemen, maar ik denk eerder dat het een onherkenbare potpourri van kleuren wordt – een verwaterd christendom.

Op het punt van homo-relaties betekent dat, dat ik het eens ben met het rapport dat op de huidige synode nog besproken moet worden, dat we homoseksuele broers en lesbische zusters die in een monogame relatie van liefde, trouw en gedeeld geloof leven, voluit accepteren als mede-christen, en dat als het onderdeel ‘geloof’ mist, ze daar op dezelfde wijze over worden aangesproken als elke christen die een relatie met een niet-gelovige aangaat.

Maar het is volgens mij bijbels gezien een brug te ver om te stellen, zoals men in Hilversum doet, dat “het hebben van een homoseksuele relatie geen belemmering vormt voor het vervullen van een ambt” (citaat in RD), omdat er alleen gekeken wordt naar “geschiktheid en gerichtheid op Christus” (citaat in ND). Het bekleden van een ambt vraagt ook een bepaalde levenswijze en voorbeeld in geloof en levenswandel. Paulus somt in 1 Timoteüs 3:1-7 en in Titus 1:5-9 een aantal vereisten op waar ouderlingen aan moeten voldoen. In beide gevallen wordt het hebben van één vrouw als eerste voorwaarde gesteld. In die tijd was zo’n bepaling nodig omdat sommige christen-mannen meerdere vrouwen hadden. Ze waren volwaardig lid van de gemeente, bekleedden verschillende funkties, werden toegelaten tot het avondmaal, maar waren als ambtsdrager niet geschikt, omdat het huwelijk volgens Gods eigen instelling een relatie tussen één man en één vrouw is.

Ook in onze tijd vinden we als gereformeerde kerken nog steeds, dat het huwelijk volgens Gods bedoeling een relatie voor het leven is tussen één man en één vrouw. Het rapport dat nu op de synode dienst, geeft ook nadrukkelijk aan dat het bijbelse huwelijk uniek is en niet één van de vele relatievormen die naast elkaar mogen bestaan, zoals onze seculiere maatschappij doet geloven.

Het onbegrijpelijk van het synoderapport is dan ook, dat ze zonder ook één zin te wijden aan 1 Timoteüs 2 en Titus 1 en zonder er verder ook maar een woord aan te wijden, vindt dat iedere plaatselijke kerk zelf moet afwegen of er plaatselijk genoeg draagvlak is om samenlevende homoseksuele broers en zussen tot ouderling of diaken te benoemen. Als je met de mond belijdt dat het huwelijk volgens Gods bedoeling de unieke, levenslange, exclusieve, alomvattende levenseenheid van één man en één vrouw is, en dat er bijbels gezien dus een onderscheid blijft bestaan tussen het huwelijk en een homo-verbintenis, moet je dat principe als kerk ook hoog houden in de keus van je ambtsdragers, net zoals de christelijke gemeenten in de tijd van Paulus dat ook deden.

Daarom is in mijn ogen het besluit van Hilversum een stap in de verkeerde richting. Het houdt te weinig rekening met de hogere normen en waarden die de Heilige Geest in Gods Woord voorhoudt aan volgelingen van Jezus die geroepen worden om met woord én daad een voorbeeld te zijn voor de gemeente en de wereld.

Het besluit van Hilversum getuigt ook van onwijs ongeduld. Binnen de CGK liggen er duidelijke uitspraken over homo-relaties in het algemeen: daar moet na vele gesprekken tucht op toegepast worden. Die harde lijn deel ik niet, maar met zo’n uitspraak moet je als samenwerkingsgemeente wel rekening houden. Vandaar dat deze zaak nu opnieuw op de landelijke synode van de CGK ligt. Binnen de oude NGK heeft men hier in 2016 een landelijke uitspraak over gedaan, namelijk: homoseksuele relaties in liefde en trouw worden geaccepteerd, maar men kan dan geen ambt bekleden. En binnen de oude GKV is in 2017 het studiedeputaatschap aangesteld dat nu, zeven jaar later, met een eindrapport komt.

Het klopt dus niet wat de huidige synodevoorzitter in het RD zegt, dat er voor de NCGK er geen kerkrechtelijke belemmeringen waren om dit besluit te nemen. Want, zei hij, de oud-NGK-uitspraken van vóór de fusie zijn niet overgenomen en de oude GKV had nog niets uitgesproken. Dat is wat flauw, want ten eerste liggen er wel CGK-uitspraken waaraan Hilversum gebonden is en ten tweede geven zowel de uitspraken van 2016 en het rapport dat nu op de synode ligt aan, dat het om een gevoelig onderwerp gaat, waar je graag samen tot een afgewogen oordeel wilt komen. Dan is het onwijs ongeduld om een half jaar voordat dat oordeel er komt, voor de muziek uit te gaan lopen. Vergelijk het met de vrouw in het ambt binnen de GKV: ook al was een meerderheid al jaren vóór de vrouw in het ambt en stond nergens in de kerkorde of de belijdenis dat het niet mocht, toch hebben nagenoeg alle GKV-kerken gewacht tot in 2017 de landelijke synode groen licht gaf om vrouwen in het ambt te bevestigen. Dat is de koninklijke weg. En die had, m.i. ook Hilversum moeten volgen, in plaats van licht provocerend een eigen koers uit te zetten waarmee men het ene kerkverband tegen de schenen schopt en het andere kerkverband in verlegenheid brengt.

Tenslotte: ik hoop en bid van harte dat dit najaar de landelijk synode ruimte geeft voor homo-relaties in liefde en trouw en tegelijk richting geeft door ook aan te geven waar bijbels gezien de grenzen liggen. Eén daarvan is volgens mij, op grond van Genesis 2 en 1 Timoteüs 2 + Titus 1, dat er geen ruimte is voor samenlevende homo’s om het ambt te bekleden. Daarin zijn zij niet anders dan gemeenteleden na een ongeoorloofde scheiding of gemeenteleden in een relatie met een niet-gelovige of leden (of, om iets anders te noemen: die bewust hun kinderen niet willen laten dopen). Ook die zijn en blijven doorgaans volwaardig lid, vervullen allerlei functies en taken, maar komen uit en in principe niet in aanmerking voor het ambt.

Zie verder voor informatie en beoordeling van het synoderapport: Een zee van ruimte zonder veel richting

Ruimte en richting – vier gespreksvragen bij het NGK-rapport over homoseksualiteit

In de NGK is het rapport ‘Ruimte en richting’ over homosekualiteit in de kerk op dit moment in bespreking. De landelijke synode wil graag input vanuit de plaatselijke kerken en de regio’s, zodat er in het najaar van 2024 breed gedragen besluiten genomen kunnen worden onder de zegen van de HERE.

In deze blog staan vier gespreksvragen die volgens mij de kern van het onderwerp raken. Ik hoop dar regio’s en kerkenraden er hun winst mee kunnen doen.

Een korte samenvatting van het rapport ‘Ruimte en richting’ vind je hier

Mijn kritische evaluatie van het rapport ‘Ruimte en richting’ vind je hier.

Uit dit synoderapport zijn vier gespreksvragen te halen.

Gespreksvraag 1

Het rapport maakt onderscheid tussen * homoseksuele oriëntatie en * gelijkgeslachtelijk seksueel gedrag.

Bij homoseksuele oriëntatie gaat het om de emotionele, romantische en/of seksuele aantrekkingskracht tot personen van hetzelfde geslacht. Deze oriëntatie is geen ziekte of inbeelding (zoals vroeger wel gedacht werd), maar heeft alles te maken met iemands identiteit en wie iemands te diepste is.

Bij gelijkgeslachtelijk seksueel gedrag gaat het om de beleving van de seksualiteit tussen twee mensen van hetzelfde geslacht.

In de Bijbel tref je alleen passages aan die gelijkgeslachtelijke seks afkeuren.

In de Bijbel gaat het nergens over aantrekkingskracht, verliefdheid, intimiteit of zielsverwantschap tussen twee mensen van hetzelfde geslacht.

Vraag 1: Hoe denk jij over dit onderscheid?

Gespreksvraag 2

Volgens het rapport is het gezag van de Bijbel niet in het geding bij dit onderwerp. Maar je kunt wel van mening verschillen over de vraag of de Heilige Geest de bijbelschrijvers boven hun eigen tijd en cultuur uittilde, zodat het verbod op homoseksuele relaties voor alle latere tijden en culturen geldt, of dat de Heilige Geest door de eeuwen heen in nieuwe omstandigheden Gods kinderen ook nieuwe inzichten geeft die in overeenstemming zijn met de grote lijn van de Bijbel. Dan kun je de Bijbel op twee manieren lezen en toepassen:

*1* de concrete teksten in de Bijbel (‘een man zal geen seks hebben met een man en een vrouw zal geen seks hebben met een vrouw’)

*2* de grote lijn van de Bijbel (‘het is niet goed dat de mens alleen blijft’)

Vraag 2: Welke van deze twee lijnen heeft jouw voorkeur?

Gespreksvraag 3

Het rapport maakt duidelijk dat er door christenen verschillend gedacht wordt over het wel of niet aangaan van homoseksuele relaties. Dit wordt duidelijk gemaakt met het beeld van de drie lenzen.

1/ De lens van de scheppingsorde

God schiep de mens mannelijk en vrouwelijk en stelde het huwelijk tussen man en vrouw in. Heel de Bijbel wijst op morele gronden elke vorm van seksuele omgang tussen mensen van hetzelfde geslacht af.  Elke vorm van homoseksueel verkeer is zonde, ook als het plaatsvindt binnen een relatie van liefde en trouw.

2/ De lens van gebrokenheid

Als gevolg van de zondeval is veel van Gods oorspronkelijk bedoeling verstoord geraakt. Ook op het gebied van seksualiteit en relaties. In de Bijbel zie je dat God ook rekening houdt met die gebrokenheid. Daarom is er ruimte voor homorelaties als ‘blijk van milde tegemoetkomendheid’, maar je kunt dit  ‘noodverband’ niet gelijk stellen aan het huwelijk.

3/ De lens van variatie

God heeft in zijn schepping een veelkleurige variatie aangebracht, en dus zijn er naast mensen met een heteroseksuele oriëntatie ook mensen met een homoseksuele  oriëntatie. Deze verrijkende minderheidsvariant is geen verarming of degradatie van Gods goede schepping en ook geen gevolg van de zondeval of een teken van gebrokenheid. Dit vraagt van een kerkelijke gemeente dat zij een ’inclusieve’ gemeenschap is waarin iedereen even welkom is ongeacht zijn seksuele oriëntatie en de aard van zijn levensverbintenis.

Vraag 3: Welke van de drie ‘lenzen’ vind jij het meest overtuigend?

Gespreksvraag 4

Het rapport zegt: de Bijbel kent niet het verschijnsel van een homoseksuele oriëntatie, maar wel het herkenbare en diep-menselijke verlangen naar een partner voor het leven. Omdat HERE een barmhartig God is, legt Hij mensen geen ondraaglijke lasten op. In de gebrokenheid van dit bestaan kunnen homoseksuele relaties in liefde en trouwe geaccepteerd worden. Dat betekent dat iedere homoseksuele christen die zich door God geroepen voelt om ongetrouwd door het leven te gaan, respect en ondersteuning verdient. Het betekent ook dat iedere homoseksuele christen die het voor God kan verantwoorden om in liefde en trouw een relatie aan te gaan met een partner voor het leven, een volwaardige plek in de gemeente Christus mag hebben.

Vraag 4: wat betekent dit volgens jou, als er sprake is van een homo-relatie, voor

  • Het toelaten tot het Avondmaal
  • Het (in)zegenen van die relatie
  • Het toelaten tot het ambt
  • Een eventuele kinderwens

Een zee van ruimte zonder veel richting – over het NGK-rapport ‘Homoseksualiteit in de kerk’

In mijn eerste blog gaf ik een korte samenvatting van het NGK-rapport ‘Homoseksualiteit in de kerk’ (klik hier). Het kreeg van de opstellers de titel ‘Ruimte en richting’ mee. In deze tweede blog wil ik inhoudelijk ingaan op het rapport. Ik doe dat zonder al veel te citeren. Kort gezegd komt mijn reaktie hier op neer: het is een zeer integer rapport met indrukwekkende lifestory’s. Tegelijk vind ik het, zeker nadat ik het nog een paar keer herlezen heb, toch wel een teleurstellend rapport. De opstellers wilden graag zoveel mogelijk ruimte bieden voor de verschillende keuzes die gelovige homo’s en lesbiennes op grond van de Bijbel maken. Tegelijk wilden ze intens zoeken naar richting in de Bijbel en voor Gods aangezicht vanuit een diepe verbondenheid in Christus.

Wat de ruimte betreft: de opstellers hebben de veelheid van opvattingen binnen onze kerken helder en duidelijk beschreven. Maar als het om de adviezen gaat, laten ze het aan de plaatselijke kerken over om uit die veelheid hun eigen keus te maken.

Wat de richting betreft wordt er eigenlijk geen richting gewezen. Er wordt alleen maar een oproep gedaan om elkaar in liefde te verdragen wanneer kerken plaatselijk tot verschillende beleidskeuzes komen. Daarvoor beroept men zich op Romeinen 14 en 15, waarin Paulus aangeeft dat elke christen naar eer en geweten voor Gods aangezicht z’n eigen keus maakt, want Paulus zegt, aldus het rapport “heel beslist: ‘alles wat niet uit geloof voortkomt is zondig’ (14:23). We mogen elkaar als kerken en broers en zussen daarom niet dwingen, zelfs niet verleiden te doen wat ingaat tegen het geweten, wat ingaat tegen de geloofsovertuiging. Een landelijke uitspraak mag dan ook niet dwingend opgelegd worden aaneen lokale kerk wanneer die daarmee een gewetensprobleem heeft.” (blz. 136+137)

Wat zijn dan die landelijke uitspraken die we als Nederlandse Gereformeerde kerken zouden moeten doen? Nou, eigenlijk zijn dat er maar twee.

1/ Heet in alle gemeentes homoseksuele broers en zussen die in een relatie van liefde en trouw samenleven, welkom aan de maaltijd van de Heer.

2/ Laat, als er voldoende draagvlak in de plaatselijke gemeente is, homoseksuele broers en zussen die in een relatie van liefde en trouw samenleven ook toe tot het ambt van ouderling en diaken.

Verder schuift het rapport twee andere onderwerpen door naar een nieuwe landelijke commissie. Die moet zich de komende drie jaar buigen over:

3/ Het al of niet zegenen of bevestigen van een homoverbintenis / homohuwelijk.

4/ Het al of niet toelaten van predikanten die in een homosekuele verbintenis samenleven.

Tenslotte komt (behalve in één van de life-story’s) in het rapport op geen enkele manier een ander belangrijk vraagstuk aan de orde:

5/ Is in het licht van de Bijbel een kinderwens binnen een homoseksuele relatie van liefde en trouw geoorloofd?

Als het erop aan kom laat dit rapport de plaatselijke kerken dus zwemmen in een zee van ruimte zonder duidelijk een richting te wijzen.

Dat komt, denk ik, omdat het rapport niemand in verlegenheid wil brengen. Dat blijkt bijvoorbeeld in de beschrijving van de drie verschillende ‘lenzen’ van waaruit christenen de Bijbel op dit punt benaderen, nl. vanuit 1/ de scheppingsorde, vanuit 2/ de gebrokenheid en vanuit 3/ de variatie. Die drie opvattingen zijn er inderdaad.

Het rapport wijst lens 1/ af, benadruk heel sterk lens 2/ en voelt weinig sympathie voor lens 3/. Het noemt bij de eerste twee lenzen ook orthodoxe theologen uit eigen kring en schaart ten onrechte Ad de Bruijne onder de voorzichtige aanhangers van de derde lens.

Maar als men tot een afweging komt, wil men niemand tekort doen en is elke invulling vanuit de drie lenzen mogelijk, behalve de strikte opvatting dat samenlevende homoseksuele broers en zussen geen belijdenis mogen doen en geen avondmaal mogen vieren.

De opstellers van het rapport willen zowel aan Gods Woord recht doen als aan de inzichten in onze tijd die we als christelijke kerk onder leiding van de Heilige Geest vanuit Bijbels perspektief moeten wegen. Dan kun je, aldus het rapport, tot verschillende konklusies komen als het gaat om de vraag of er in de Bijbel ruimte is voor het aangaan van homoseksuele relaties in liefde en trouw. Want enerzijds tref je in de Bijbel alleen passages aan die gelijkgeslachtelijke seks afkeuren. Anderzijds gaat het in de Bijbel nergens over aantrekkingskracht, verliefdheid, intimiteit of zielsverwantschap tussen twee mensen van hetzelfde geslacht.

Nu laat het rapport dat laatste, hedendaagse inzichten, een belangrijke rol in zijn afweging spelen. Ik ben het daar mee eens. Tegelijk aarzelt het rapport om deze homoseksuele oriëntatie gelijk te stellen aan het door God ingeschapen verlangen van een man naar een vrouw en omgekeerd. Het verlangen is een scheppingsgegeven, aldus het rapport, maar de homoseksuele oriëntatie … niet … eigenlijk niet … “een pijnlijk raadsel” (blz. 57). Het valt mij op hoe aarzelend het rapport hier telkens spreekt.

Hoe kan dat? Want de opstellers van het rapport zijn unaniem van mening dat een homoseksuele relatie in liefde en trouw niet een gelijkwaardige variant op het bijbelse huwelijk tussen man en vrouw is. Ze zeggen namelijk klip en klaar op blz. 104 van hun rapport: “We willen ook aandacht vragen voor de polariteit van ‘mannelijk en vrouwelijk’. (…) Dit scheppingsgegeven willen we hoog blijven houden. De seksuele omgang tussen man en vrouw is vanwege dat wonder van het nieuwe leven meer dan een variant binnen het spectrum van de menselijke seksualiteit.”

Als dit werkelijk hun gemeenschappelijke overtuiging is, zou je op grond daarvan ook een aantal voorstellen mogen verwachten die concreet een richting aanwijst die we in de zee van opvattingen gezamenlijk als Gods kinderen binnen ons kerkverband zouden moeten gaan.

Maar dat doet men niet. En de reden is duidelijk. Meteen op het citaat hierboven volgt namelijk de zin: “Tegelijkertijd erkennen we in de werkelijkheid van mensen om ons heen een breedte van variaties waar we respectvol nabij willen zijn.”

Volgens mij zit hier de bottleneck van het rapport. Uit respect voor de veelheid van meningen wil men geen duidelijke keuzes maken die recht doen aan wat men eigenlijk wel vindt: de relatie tussen man en vrouw die uitmondt in het huwelijk, zoals God dat heeft ingesteld en beschrijft in Genesis 1 en 2, is van een andere orde dan homoseksuele relaties in liefde en trouw. En dus krijgt, met een beroep op Romeinen 14 en 15 (blz. 135+135), elke plaatselijke kerk alle ruimte om zelf uit te zoeken hoe men over homoseksuele relaties denkt en welke consequenties men daar in de praktijk aan verbindt. Alleen de optie ‘afhouding van het avondmaal’ wordt streng afgeraden.

Ik vind dit teleurstellend. Daarmee houdt het rapport toch wel heel erg veel rekening met wat “de dominante visie in onze cultuur” acceptabel vindt, ook al is men voortdurend oprecht en intensief bezig geweest met “de doordenking van God hierin van ons wil” (beide citaten staan op blz. 110). Wolter Rose schrijft in zijn minderheidshoofdstuk dat het rapport weinig oog heeft voor de corrigerende functie van de Bijbel. In het Nederlands Dagblad van 24 feb. 2024 zei Dick Westerkamp iets soortgelijks: als het over homorelaties gaat, krijgt het pastorale spreken van de Bijbel zo veel aandacht, dat het profetisch spreken van de Bijbel ondersneeuwt.

Omdat het rapport in de zee van ruimte geen duidelijke richting wil aanwijzen, zitten er ook een paar merkwaardige inconsequenties in. Ik noem er een paar.

*1* Het huwelijk tussen man en vrouw wordt wel principieel onderscheiden van homoseksuele relaties, maar het rapport stelt niet voor om uit te spreken dat het burgerlijke homohuwelijk niet gelijk staat aan het christelijke huwelijk. Het rapport stelt ook niet voor om uit te spreken dat een homo-relatie daarom niet op dezelfde manier bevestigd kan worden als een christelijk huwelijk.

*2* Als een homoseksuele relatie in liefde en trouw bijbels gezien geen variant is op het huwelijk tussen man en vrouw, zoals het rapport expliciet zegt op blz. 104, hoe kan men dan zonder enige argumentatie voorstellen om uit te spreken “dat plaatselijke gemeenten de mogelijkheid hebben om ook leden die in een homoseksuele verbintenis samenleven tot het ambt te roepen, zo daar binnen de plaatselijke gemeente voldoende draagvlak voor is” (blz. 134)? Er wordt, zelfs niet in een voetnoot, verwezen naar één van de bijbelse criteria voor oudsten, zoals Paulus dat voorschrijft aan Titus: oudsten moeten “onberispelijke mannen [zijn], die maar één vrouw hebben” (Titus 1:6) en aan Timoteüs: “Een opziener moet onberispelijk zijn. Hij kan slechts de man van één vrouw zijn” (1 Tim. 3:2).

*3* Opvallend is ook dat de opstellers van het rapport wel de vragen rond relatievorming en het krijgen van kinderen eventjes aanstippen als belangrijk aandachtspunt, maar dat ze er echt op geen enkele manier op ingaan. Terwijl, als je het over het legitieme verlangen naar een partner dat God in de schepping gelegd heeft, je het toch ook serieus over de even legitieme kinderwens van homoseksuele christenen zou moeten nadenken. Daar hoort ook meteen de vraag bij hoe je moet denken over de doop van kinderen die geboren en/of geadopteerd worden in een vaste homoseksuele relatie.

Terecht kan iemand nu vragen: welke ruimte én richting zouden we als Nederlandse Gereformeerde Kerken dan wel moeten geven en wijzen?

Zelf kom ik vanuit de lens van de gebrokenheid uit bij een mix van ‘milde tegemoetkomendheid’ en ‘royale acceptatie’.

Dat betekent volgens mij dat we als bijbelgetrouwe kerken niet bang moeten zijn om uit te spreken dat het huwelijk door God bedoeld is als de blijvende liefdesrelatie tussen man en vrouw. Andere relaties binnen de christelijke kerk zijn daar geen variatie op. Daarom kunnen we als Nederlandse Gereformeerde Kerken homo-relaties niet op dezelfde manier inzegenen als het huwelijk van een christelijke man en een christelijke vrouw.

Het betekent ook dat we na de zondeval leven allemaal van Gods barmhartigheid leven. Dus is er ruimte voor homo’s en hetero’s aan de maaltijd van de HERE,  of ze nu zonder partner door het leven gaan of in een relatie van liefde en trouw samenleven – tenminste, wanneer ze niet in grove zonden leven. Voor mij is het enkele feit van een vaste relatie van een vrouw met een bewust-niet-gelovige man (of omgekeerd) of een relatie van twee mannen of twee vrouwen met elkaar of een tweede huwelijk na een ongeoorloofde echtscheiding niet te beschouwen als zo’n grove zonde. Maar al deze drie situaties zijn voor mij wel een belangrijker verhindering om iemand toe te laten als ambtsdrager, omdat de Bijbel aan hogere eisen stelt aan deze geestelijke taak.

Als het om een kinderwens gaat, is mijn denklijn als volgt: of het nu om onvruchtbare hetero-stellen of om homo-stellen met een kinderwens gaat of om alleenstaande vrouwen die dolgraag moeder willen worden: je kind is biologisch van een andere persoon dan je partner. Bijbels gezien is er dan sprake van kunstmatig overspel. En als het gaat om een afweging van belangen: het recht van kinderen op twee biologische ouders weegt volgens mij zwaarder dan het verlangen naar een eigen kind terwijl het niet van je partner is.

‘Milde tegemoetkomendheid’ en ‘royale acceptatie’ betekent voor mij dus, dat homoseksuele kerkleden die in een vaste relatie van geloof, liefde en trouw leven, op alle fronten volop meedoet in de gemeente, net als ieder ander kerklid. Maar op het punt van huwelijksbevestiging, ambtsdrager-zijn en kinderwens mogen we volgens mij als kerken uitspreken dat er op grond van Gods Woord zwaarwegende belemmeringen zijn.

Ruimte en richting – het NGK-rapport ‘Homoseksualiteit in de kerk’

Eind 2023 verscheen (met bijgaande foto op de NGK-website) het langverwachte NGK-rapport ‘Homosekualiteit in de kerk’. In deze eerste blog geef ik in eigen woorden een korte samenvatting van de inhoud van het rapport. De opstellers hebben, naast het officiële rapport van 258 bladzijden (klik hier) ook een ‘leeswijzer en samenvatting’ van 38 bladzijden (klik hier) gepubliceerd. Dat is nog behoorlijk uitgebreid, dacht ik. Dus vandaar deze nog beknoptere weergave. Daarin leg ik mijn eigen accenten en is er op één punt een volgens mij noodzakelijke korrektie. In een tweede blog wil ik inhoudelijk ingaan op het rapport.

Opdracht

De (toen nog GKV-)synode van Meppel gaf in 2017 een commissie de opdracht antwoord te geven op de vraag: ‘Wat heeft de gemeente van Christus te bieden aan lesbische zusters en homofiele broeders in haar midden?’

De volgende synode (die van Goes) gaf daarnaast in 2020 de commissie een aantal konkrete vragen mee:

  • geef een Schriftuurlijk onderbouwde visie op de bestaande seksuele diversiteit.
  • geef een Schriftuurlijk onderbouwde waardering van mogelijke seksuele relaties.
  • beschrijf hoe de christelijke gemeente veiligheid kan bieden aan mannen en vrouwen die niet in staat zijn om de weg te volgen die Genesis 2:24 wijst.
  • beschrijf hoe de christelijke gemeente ondersteuning kan bieden aan wie op grond van teksten als Matteüs 19:12 en 1 Korintiërs 7:37 kiezen voor een celibataire levensstijl.
  • beschrijf hoe een kerkenraad kan handelen in het geval gemeenteleden een seksuele relatie aangaan die naar het oordeel van de kerkenraad niet overeenstemt met de Schriftuurlijke norm.

Uitgangspunten

De opstellers hebben steeds een drietal algemene uitgangspunten voor ogen gehouden in het gesprek over LHBTI: het gaat om Christus, het gaat om mensen en het gaat om samen gemeente van Christus zijn.

Hoofdstuk 1 – Het wijdere verband (rapport blz. 30-36, samenvatting blz. 5-6)

Dit hoofdstuk laat zien dat onze westerse samenleving anno 2024 een heel andere tijd is dan die van een paar honderd jaar geleden. De antwoorden van toen zijn daarom niet één op één op vandaag toe te passen. Tegelijk moet het ons voorzichtig maken, want hoe wij in onze cultuur tegen homoseksualiteit aankijken is niet per definitie beter dan in andere tijden en in andere culturen. Als kerk moeten we ons niet laten leiden door de traditie (conservatief) of de huidige stand van zaken in de wetenschap (progressief). Als kerk moeten we telkens zelfstandig, in vertrouwen op Gods Woord en onder voortdurend gebed om wijsheid door Gods Geest, antwoord zoeken op aktuele vragen.

Hoofdstuk 2 – Homoseksualiteit: definitie en terminologie (rapport blz. 53-52, samenvatting blz. 6-8)

Dit hoofdstuk maakt onderscheid tussen * homoseksuele oriëntatie en * gelijkgeslachtelijk seksueel gedrag. Bij homoseksuele oriëntatie gaat het om de emotionele, romantische en/of seksuele aantrekkingskracht tot personen van hetzelfde geslacht. Men beschouwt zichzelf vaak als ‘homo’ of ‘lesbienne’. Vandaag is algemeen aanvaard dat deze oriëntatie geen ziekte of inbeelding is, maar alles te maken heeft met iemands identiteit en met wie hij of zij ten diepste is. Daarvan te onderscheiden is gelijkgeslachtelijk seksueel gedrag: de beleving van de seksualiteit tussen twee mensen van hetzelfde geslacht. Dit werd in het verleden nog wel eens beschouwd als hét criterium m.b.t. homoseksualiteit. Dat is onjuist. Gelijkgeslachtelijk seksueel gedrag is één van de uitingen (en dat nog niet eens altijd) van een homoseksuele oriëntatie.

Hoofdstuk 3 – Bijbel en ‘homoseksualiteit’ (rapport blz. 55-70, samenvatting blz. 9-13)

Dit hoofdstuk zet het onderwerp ‘homoseksualiteit’ in het grotere kader van Gods bedoeling met deze wereld en met zijn kinderen. Genesis 1+2: de unieke, levenslange, exclusieve, alomvattende levenseenheid van één man en één vrouw is een door God ingeschapen verlangen. Genesis 3: Gods goede schepping wordt diepgaand verstoord door de zondeval. Is de homoseksuele oriëntatie daarvan een rechtstreeks gevolg of te omschrijven als ‘pijnlijk raadsel’? Ook bij homo’s en lesbiennes is het door God ingeschapen verlangen naar een maatje voor het leven intact gebleven. Hooglied: binnen de relatie tussen man en vrouw heeft God de seksualiteit gegeven om van te genieten.

Relaties en seksualiteit hebben dus drie doelen: voortplanting, levenseenheid en genieten.

Het O.T. spreekt verschillende keren over ‘gelijkgeslachtelijke seks’ als uitwas (Genesis 19 – Sodom; Rechters 19 – Gibea) of in algemene zin als gruwel in de ogen van de HERE (Leviticus 18:22 en 20:13).

In het N.T. was men binnen het Jodendom unaniem van mening dat gelijkgeslachtelijke seks ‘tegen de natuur’ inging. Opvallend is dat Jezus in Matteüs 19 aangeeft, dat in Gods koninkrijk zoals Hij dat brengt, gelovigen ervoor kunnen kiezen vrijwillig van het huwelijk af te zien om zich volledig in te zetten voor de Heer.

In de rest van het Nieuwe Testament zijn drie plaatsen te vinden waarin gelijkgeslachtelijke seks expliciet genoemd en afgewezen wordt. In 1 Korintiërs 6:9 en in 1 Timoteüs 1:10 gaat het zeer waarschijnlijk om homo-prostitutie.

Paulus schrijft in Romeinen 1:26-27 uitgebreid over gelijkgeslachtelijke seks. Het gaat tegen de door God geschapen orde in. Paulus gebruikt hier dezelfde woorden als in Genesis 1: ‘vrouwelijk’ en ‘mannelijk’. Bij seksueel verkeer tussen mensen van hetzelfde geslacht wordt de door de Schepper gestelde grens overschreden.

Het rapport trekt twee belangrijke conclusies uit dit hoofdstuk:

1/ In de Bijbel tref je alleen teksten aan die gelijkgeslachtelijke seks afkeuren.

2/ Nergens gaat het over aantrekkingskracht, verliefdheid, intimiteit of zielsverwantschap tussen twee mensen van hetzelfde geslacht.

Hoofdstuk 4 – Verschillende visies (rapport blz. 74-98, samenvatting blz. 13-19)

Dit hoofdstuk beschrijft hoe christenen op drie verschillende manieren aankijken tegen de vraag of en hoeveel ruimte er mag zijn voor homoseksuele relaties. Deze drie lenzen leveren vanuit de Bijbel waardevolle inzichten op, zowel ethisch als pastoraal. Elke lens leidt meestal ook tot een andere uitkomst. [Zelf voeg ik nog een vierde lens toe – zie hierna]

1/ De lens van de scheppingsorde

God schiep de mens mannelijk en vrouwelijk en stelde het huwelijk tussen man en vrouw in. Heel de Bijbel wijst op morele gronden elke vorm van seksuele omgang tussen mensen van hetzelfde geslacht af. Twee theologen die deze visie aanhangen zijn Wolter Rose (NGK-gkv) en William Webb (Amerikaans Baptist)

Vanuit dit standpunt is elke vorm van homoseksueel verkeer zonde, ook als het plaatsvindt binnen een relatie van liefde en trouw. Wie zo’n relatie heeft kan niet worden toegelaten tot het doen van openbare geloofsbelijdenis, de heilige doop en de viering van het heilig avondmaal en kan geen kerkelijk ambt vervullen.

2/ De lens van gebrokenheid

Als gevolg van de zondeval is veel van Gods oorspronkelijk bedoeling verstoord geraakt. Ook op het gebied van seksualiteit en relaties. In onze gebroken wereld maakt God Zich bekend en gaat Hij met mensen om. Hij geeft geboden en verboden en houdt ook rekening met de gebrokenheid. Drie theologen die deze visie aanhangen zijn Henk de Jong (NGK-ngk), Bert Loonstra (CGK) en Jan Mudde (NGK-ngk).

Vanuit dit standpunt is er ruimte voor homorelaties als ‘blijk van milde tegemoetkomendheid’, maar dit ‘noodverband’ is niet gelijk te stellen aan het huwelijk.

3/ De lens van variatie

God heeft in zijn schepping een veelkleurige variatie aangebracht, en dus zijn er naast mensen met een heteroseksuele oriëntatie ook mensen met een homoseksueleoriëntatie. Deze verrijkende minderheidsvariant is geen verarming of degradatie van Gods goede schepping en ook geen gevolg van de zondeval of een teken van gebrokenheid. Volgens het rapport is Ad de Bruijne (NGK-gkv) op een zeer genuanceerde wijze aanhanger van deze visie.

Vanuit dit standpunt komt men in het algemeen tot een volledige acceptatie van alle samenlevingsvormen. Het vraagt van een kerkelijke gemeente dat zij een ’inclusieve’ gemeenschap is waarin iedereen even welkom is ongeacht zijn seksuele oriëntatie en de aard van zijn levensverbintenis.

4/ De lens van de herschepping

Het is volgens mij onterecht dat volgens rapport Ad de Bruijne tot een “voorzichtige duiding van homoseksualiteit als variant” komt. Hij heeft wel veel waardering voor de ‘variatie’-lens, maar ziet een homoseksuele oriëntatie ten diepste als iets wat niet in Gods goede schepping voor komt. De relatie man-vrouw blijft hij beschouwen als een bijbels basisgegeven van het menselijk bestaan. Wat De Bruijne echter sterk benadrukt is, dat we seksualiteit niet alleen vanuit de schepping, maar ook vanuit de toekomst van Gods Koninkrijk moeten benaderen. Daarin heeft seksualiteit geen plaats meer. Hij bekijkt homoseksualiteit dus vooral door de vierde lens van de herschepping. In het Nieuwe Testament zie je daar nu al contouren van, bv. in de herwaardering van het ongetrouwd zijn. Op basis daarvan ziet De Bruijne ook ruimte voor homorelaties, al dan niet incl. seksuele gemeenschap.

Het rapport constateert dat bijna iedereen binnen onze kerken erkent dat de Bijbel zelf zonder enige uitzondering gelijkgeslachtelijke seks afwijst. Toch ziet de een wel en de ander geen ruimte voor homoseksuele relaties. Hierbij is het gezag van de Bijbel niet in het geding. Wel verschilt men van meningover de vraag of de Heilige Geest op dit onderwerp de bijbelschrijvers boven hun eigen tijd en cultuur uittilde, zodat het verbod op homoseksuele relaties voor alle latere tijden en culturen geldt, of dat de Heilige Geest door de eeuwen heen in nieuwe omstandigheden Gods kinderen ook nieuwe inzichten geeft die geheel in lijn met de Bijbel liggen. Het rapport roept aan het eind van dit hoofdstuk op om ruimte te geven aan de verschillen.

Hoofdstuk 5 – Het gesprek (rapport blz. 101-118, samenvatting blz. 19-22)

Dit hoofdstuk laat zien dat er tussen de opstellers van het rapport overeenstemming is over het volgende:

  • De Bijbel schrijft uitsluitend in veroordelende zin over gelijkgeslachtelijke seks.
  • Homoseksualiteit is een modern concept dat je als zodanig niet terug kunt vinden in de Bijbel.
  • Basale verlangens naar geborgenheid, een maatje, intimiteit, iemand met wie je een nieuwe levenseenheid zijn door de HERE God Zelf ook in homoseksuele mensen gelegd.
  • De opvatting dat een homoseksuele oriëntatie een directe uiting is van zonde of verkeerde keuzes wordt nadrukkelijk afgewezen.
  • De seksuele omgang tussen man en vrouw is een scheppingsgegeven met het oog op de voortplanting. Het is dus meer dan een variant binnen het spectrum van de menselijke seksualiteit. Dit heeft gevolgen voor hoe je, als het om homoseksualiteit gaat, over relatievorming en kinderwens denkt.
  • De gemeente van Christus moet een veilige plek voor LHBTI’ers zijn.

De opstellers van het rapport verschillen van mening over de vraag of er binnen de gemeente van Christus ruimte mag zijn voor duurzame, uit liefde gegroeide homoseksuele relaties waarbinnen ook de seksuele omgang een plek heeft. Daarom kan één van hen, Wolter Rose, zich niet vinden in de keuzes die in hoofdstuk 6 gemaakt worden. Hij verantwoordt dat in hoofdstuk 7.

Hoofdstuk 6 – Keuzes maken (rapport blz. 121-138, samenvatting blz. 22-34)

Dit hoofdstuk bevat een aantal voorstellen m.b.t avondmaal, ambten en kerkelijke inzegening van homo-relaties. De Bijbel kent het verschijnsel van een homoseksuele oriëntatie niet, maar wel het herkenbare en diep-menselijke verlangen om niet alleen door het leven te gaan, zoals ook homo’s en lesbiennes dat hebben. De HERE is een barmhartig God en legt mensen geen ondraaglijke lasten op. In de gebrokenheid van dit bestaan kunnen homoseksuele relaties in liefde en trouw daarom geaccepteerd worden. Dat betekent dat iedereen die zich door God geroepen voelt om ongetrouwd door het leven te gaan, respect en ondersteuning verdient. Het betekent ook dat iedereen die het voor God kan verantwoorden om in liefde en trouw een relatie aan te gaan met een partner voor het leven, een volwaardige plek in de gemeente Christus mag hebben. Dit leidt tot de volgende adviezen:

6.2 Heilig Avondmaal

  • Laat homoseksuele broers en zussen die leven in een relatie van liefde en trouw toe tot het Avondmaal.

De motivatie hierbij is, dat het samenleven in een homoseksuele verbintenis van liefde en trouw geen grotere zonde is dan zoveel andere vormen van kwaad in onze cultuur en samenleving waaraan we ons allemaal schuldig maken.

6.3 Homoverbintenissen

  • Stel een nieuwe studiecommissie in om de vragen rondom het al of niet zegenen en/of bevestigen van homoverbintenissen en homohuwelijken te beantwoorden.

De motivatie hierbij is, dat men erkent dat er bijbels gezien een onderscheid blijft tussen het huwelijk tussen man en vrouw en het homohuwelijk. Het is-gelijk-teken dat de overheid tussen beide gezet heeft, kan de kerk niet zomaar overnemen. Aan de andere kant mag geen enkele vorm van een totaalrelatie die twee gelovige mensen voor het leven aangaan binnen de gemeente van Christus vrijblijvend van aard zijn.

6.5 Ambten

  • Plaatselijke kerken mogen kerkleden die in een homoseksuele relatie leven toelaten tot de ambten als daar binnen de gemeente voldoende draagvlak voor is.

Sommige opstellers willen hier terughoudend in zijn omdat ze homo’s die bewust ongetrouwd willen blijven niet in gewetensnood willen brengen. Andere opstellers vinden dat als we een duurzame relatie in liefde en trouw accepteren, dat ook geen belemmering voor het ambt mag zijn.

  • Stel een nieuwe studiecommissie in als het gaat om de vraag of we landelijk ook kerkleden die in een homoseksuele relatie leven kunnen toelaten in het ambt van predikant.

De motivatie hiervoor is, dat predikanten in het hele kerkverband mogen preken en de sakramenten bedienen, en er dus ook regionaal en landelijk voldoende draagvlak moet zijn.

Hoofdstuk 6 eindigt met de oproep om elkaar in liefde te verdragen, ook als kerken plaatselijk verschillende afwegingen maken. Paulus geeft immer aan in Romeinen 14 en 15, dat elke christen naar eer en geweten voor Gods aangezicht z’n eigen keus maakt. Dat mag ook elke plaatselijke kerk biddend doen.

Hoofdstuk 7– Een zijspoor, een dwaalspoor (rapport blz. 144-160, samenvatting blz. 34-35)

In dit hoofdstuk geeft Wolter Rose aan waarom hij niet kan instemmen met de inhoud en de adviezen van de overige opstellers in hoofdstuk 6. In zijn optiek is een homoseksuele oriëntatie niet verkeerd of zondig, maar roept Jezus zijn volgelingen dan op om in seksuele onthouding te leven en te kiezen voor het celibaat. Het rapport schuift volgens hem met een beroep op de barmhartigheid van God het duidelijke onderwijs van heel de Bijbel als het om ‘gelijkgeslachtelijke seks’ gaat op een zijspoor. De kern van Rose’s bezwaren zit ‘m vooral hierin: er wordt geen rekening mee gehouden dat Gods woorden in de Bijbel ook bedoeld zijn om onze opvattingen te corrigeren. We moeten het bijbels onderwijs over huwelijk en seksualiteit onvoorwaardelijk accepteren, zonder argumenten van buiten in te voeren om tot andere conclusies te komen. Ook vindt hij het vreemd dat de meerderheid zich op Romeinen 14+15 beroept om elkaar de ruimte te geven, terwijl uit het hele onderwijs van Paulus blijkt, dat keuzes op dit terrein juist niet onder de christelijke vrijheid vallen. Door op dit onderwerp alles in de vrijheid van de plaatselijke kerken te laten, leggen we met mooie woorden ten diepste Gods Woord naast ons neer en wordt de Bijbel een soort ‘wassen neus’, vatbaar voor elke interpretatie.

Het tweede deel van het rapport (blz. 172-230) bevat een verdieping met als onderwerpen: # Homoseksualiteiten van de negentiende tot de eenentwintigste eeuw — een verkenning; # Biologische aspecten van geslacht, gender en seksuele oriëntatie; # Identiteitsontwikkeling en trends; # Persoonlijke reflecties van de opstellers. Het derde deel (blz. 231-246) geeft praktische tips en adviezen voor het gesprek binnen de kerk. In de samenvatting van het rapport wordt dit allemaal kort genoemd (blz. 35-38)