De NGK bespreekt dit najaar op de Generale Synode van Deventer het rapport van het studiedeputaatschap ‘Homoseksualiteit in de kerk’. Die bespreking is een aantal maanden uitgesteld om de plaatselijke kerken en de regio’s de gelegenheid te geven om input te leveren. Die tijd is nog steeds te kort om als plaatselijke kerk of als regionale vergadering tot een definitieve beoordeling van de voorstellen te komen.
Toch zou het goed zijn om als kerken (plaatselijk of regionaal) een aantal overwegingen aan de synode mee te geven. Dat geldt zeker voor kerken die van mening zijn dat het deputatenrapport veel ruimte, maar weinig richting geeft (zoals hier verwoord). De kerkenraad van de Hooge Eschkerk van Oosterwolde (Fr.) heeft vier aandachtspunten opgesteld die begin oktober op de Regio Fryslân besproken zullen worden. Als de Regio Fryslân die overneemt, gaat het namens de regio naar de synode toe. Als de Regio Fryslân het niet overneemt, zal Oosterwolde het zelf aan de synode toesturen. Misschien is het een idee dan andere kerken of regio’s hetzelfde doen. Daarom volgt hieronder de tekst van het voorstel aan de synode.
Eén van mijn collega’s, die dit stuk van te voren heeft ingezien, maakte bij alle vier de aandachtspunten een aantal kritische opmerkingen. Die wil ik hier ook eerlijk noemen en van mijn eigen commentaar voorzien. Daardoor kan iedereen nog beter tot een eigen afgewogen mening komen.
Belangrijk om nog op te merken is, dat de vier overwegingen géén ingenomen standpunten zijn van de kerk van Oosterwolde (of welke kerk of regio ze ook maar inbrengt op de synode van Deventer). Het zijn vier punten waarop de synode geattendeerd wordt, omdat die in het deputatenrapport ‘Ruimte en richting’ geen of te weinig aandacht krijgen. Het zijn dus geen voorstellen tot besluit, maar argumenten om tot een zorgvuldig besluit te komen.
Vier overwegingen voor de synode m.b.t. het rapport ‘Ruimte en richting’
*1* We delen de mening van deputaten dat homoseksuele christenen die in een relatie van liefde en trouw samenleven, in principe welkom zijn aan de maaltijd van de Heer. We willen de synode in overweging geven om daaraan toe te voegen: ‘in liefde, trouw en geloof’, omdat een relatie met een ongelovige in de Bijbel dringend afgeraden wordt en dat (het aangaan van) zo’n relatie niet per definitie betekent dat de gelovige partner automatisch aan het avondmaal deel mag nemen.
*2* Het huwelijk tussen man en vrouw wordt in het rapport principieel onderscheiden van homoseksuele relaties, maar het rapport stelt niet voor om uit te spreken dat het burgerlijke homohuwelijk niet gelijk staat aan het christelijke huwelijk. Het rapport stelt ook niet voor om uit te spreken dat een homorelatie daarom niet op dezelfde manier bevestigd kan worden als een christelijk huwelijk. We vinden dit een merkwaardige inconsequentie en geven de synode daarom in overweging om uit te spreken dat een homosekuele relatie in liefde en trouw niet gelijk staat aan het bijbelse huwelijk en daarom niet kerkelijk kan worden bevestigd / ingezegend. Aanvullend is van belang dat ook alle andere protestants-gereformeerde kerken, waaronder de PKN, dit ook niet toestaan.
*3* Een homoseksuele relatie in liefde en trouw is bijbels gezien geen variant op het huwelijk tussen man en vrouw, spreekt het rapport expliciet uit op blz. 104. Toch stellen deputaten zonder enige argumentatie voor om uit te spreken “dat plaatselijke gemeenten de mogelijkheid hebben om ook leden die in een homoseksuele verbintenis samenleven tot het ambt te roepen, zo daar binnen de plaatselijke gemeente voldoende draagvlak voor is” (blz. 134)? Er wordt op geen enkele manier verwezen naar één van de bijbelse criteria voor oudsten als voorbeeldfunctie voor de gemeente en naar de buitenwereld, zoals Paulus dat voorschrijft aan Titus: oudsten moeten “onberispelijke mannen [zijn], die maar één vrouw hebben” (Titus 1:6) en aan Timoteüs: “Een opziener moet onberispelijk zijn. Hij kan slechts de man van één vrouw zijn” (1 Tim. 3:2). We geven de synode in overweging om deputaten eerst een vervolgopdracht te geven waarbij niet alleen de praktische, maar juist ook de bijbelse afwegingen om homoseksuele belijdende leden die in een relatie van liefde en trouw samenleven al dan niet toe te laten tot het ambt van ouderling en predikant in kaart gebracht worden, en pas daarna een uitspraak te doen over de vraag of het ambt van ouderling of predikant voor leden die in een homoseksuele relatie leven open staat.
*4* Opvallend is dat de opstellers van het rapport op geen enkele manier ingaan op de vraag naar de kinderwens binnen homoseksuele relaties. We geven de synode in overweging om uit te spreken dat het recht van kinderen op biologische ouders belangrijker is dan de wens van homoparen (of alleenstaande moeders) op een ‘eigen’ kind dat niet afkomstig is van de partner (of waarbij de partner bewust afwezig is) en dat wie wel gebruik maakt van kunstmatige inseminatie zich schuldig maakt aan wat prof. dr. Jochem Douma indertijd al ‘kunstmatig overspel’ noemde. Mocht de synode op dit punt een eventuele vervolgopdracht geven, zowel de wenselijkheid tot het nemen van half-biologische kinderen of van adoptief-kinderen, dan hoort daar volgens ons ook de vraag bij hoe je moet denken over de doop van kinderen die geboren en/of geadopteerd worden in een vaste homoseksuele relatie.
Afsluiting
Onze afwegingen laten zich samenvatten als ‘milde tegemoetkomendheid’ en ‘royale acceptatie’: homoseksuele kerkleden die in een vaste relatie van geloof, liefde en trouw leven, doen net als ieder ander kerklid op alle fronten volop mee in de gemeente. Maar op het punt van huwelijksbevestiging, ambtsdrager-zijn en kinderwens zou het wijs en verstandig zijn dat we als Nederlandse Gereformeerde Kerken eerst nagaan of er op grond van Gods Woord al dan niet zwaarwegende belemmeringen zijn.
Kritiek op de vier aandachtspunten
Een collega leverde de volgende kritiek, die ik cursief beantwoord
*1* De toevoeging ‘geloof’ bij het toelaten tot het avondmaal is overbodig, want het richt zich niet op de homoseksualiteit van de broeder of zuster maar op het geloof of ongeloof van de partner. Als we bij heteroseksuele broeders en zuster deze toevoeging niet doen, waarom hier dan wel? Onze kerken tellen heel veel trouwe leden met een niet-gelovige partner die wel aan het avondmaal worden toegelaten.
Mijn antwoord: het gaat er niet om dat er veel christenen met een niet-gelovige partner zijn die tot het avondmaal worden toegelaten. Het punt is: in een-relatie in liefde, trouw én geloof is dat automatisch zo, maar bij ‘liefde en trouw’ terwijl je bewust een relatie met een niet-gelovige partner aangaat, is dat geen automatisme. Dan moet je, als je een bepaalde groep broeders of zusters die in een homoseksuele relatie leven ook automatisch toe wilt laten tot het avondmaal, naast ‘liefde en trouw’ ook, ‘geloof’ erbij noemen.
*2* Als kerken zien we wel in dat het burgerlijk huwelijks tussen heteroseksuelen niet hetzelfde is als een christelijk huwelijk. Maar we hebben dat nergens officieel uitgesproken. Waarom wordt het ontbreken van zo’n uitspraak dan nu bekritiseerd?
Ook wordt het kerkelijk bevestigen en het inzegenen van een homorelatie in één adem genoemd. Maar deputaten geven zelf aan dat ze te weinig tijd gehad hebben om alle vragen rond het zegenen of bevestigen van een homoverbintenis goed te doordenken. Het gaat dan juist over de vraag of er een onderscheid gemaakt kan worden tussen bevestigen en inzegenen van een relatie waarbij het principiële verschil tussen een huwelijk van man en vrouw en een homoseksuele relatie gehandhaafd kan blijven.
Mijn antwoord: De eerste alinea berust op een misverstand. In overweging 2 gaat het niet om het onderscheid tussen het burgerlijk hetero-huwelijk en het christelijke huwelijk. Het gaat erom dat ook volgens deputaten een huwelijk van man en vrouw op grond van de Bijbel uniek is en niet als een variatie allerlei andere relatievormen, waaronder een homoseksuele relatie in liefde en trouw, beschouwd mag worden.
Verder maken deputaten, zoals mijn collega zelf aanhaalt, een onderscheid tussen ‘zegenen’ en ‘bevestigen’. Daar wordt vervolgens van gemaakt: er is verschil tussen ‘inzegenen’ en ‘bevestigen’. Dat laatste klopt niet. We spreken, zowel binnen de NGK als binnen andere kerken als PKN en CGK, over ‘kerkelijke bevestiging of inzegening’. Dat zijn synonieme begrippen (ook al hebben ze een andere gevoelswaarde). De PKN staat geen ‘inzegening’ van een homohuwelijk toe, wel een ‘zegening’. Dus juist als je als deputaten zegt dat het bijbelse huwelijk tussen man en vrouw uniek is en niet gelijk staat met andere relatievormen, ook niet met een homo-relatie in liefde en trouw, lijkt het mij niet meer dan logisch om aan de synode te vragen, dat openlijk uit te spreken en dan ook iets te zeggen over wat dat betekent m.b.t. het al dan niet bevestigen/inzegenen van niet-huwelijkse relaties.
*3* Een beroep op Titus 1:6 en 1 Timoteüs 3:2 (een oudste moet de man van één vrouw zijn) als het gaat om de vraag of een homoseksuele broeder of zuster die in liefde in trouw samenleeft, wel geschikt is om ambtsdrager te zijn is om meer dan één reden niet houdbaar. Allereerst wordt hier het telwoord ‘één’ (1) gebruikt. Het gaat dus uitsluitend om polygamie. Een christen die gelijktijdig met meer dan één (1) vrouw leeft, kon geen oudste worden. De vraag of een homoseksuele christen die in liefde en trouw met één (1) partner samenleeft, is simpelweg niet in beeld. In de tweede plaats zou, als je deze bijbelteksten zo letterlijk neemt, ook als voorwaarde moeten gelden dat als een ouderling kinderen heeft, die per se allemaal gelovig moeten zijn. Hoeveel trouwe ambtsdragers in onze kerken kunnen dan uit hun ambt ontheven worden?
Mijn antwoord: hier is geen sprake van te letterlijk lezen van de Bijbel. Omgekeerd is het juist nogal biblicistisch om alle nadruk te leggen op het telwoord één bij één vrouw. Dat gold inderdaad in die tijd: een man met meerdere vrouwen was niet geschikt voor het ambt van oudste, omdat het tegen Gods bedoeling met het huwelijk in ging: het bijbelse huwelijk is de relatie van één man en één vrouw, zoals deputaten ook duidelijk aangeven in hun rapport. Maar dan moet je 2000 later niet zeggen: dit voorschrift is voor ons niet meer van toepassing, want we kennen in ons land en in onze kerken geen polygamie meer. Daarmee verklaar je de Bijbel in feite tijdgebonden, terwijl het in 2024 juist een heel aktuele tekst is als het om homorelaties in liefde en trouw gaat. Want nu gaat het erom, dat we het er samen éérst met elkaar erover hebben, of je van een ouderling mag eisen, dat hij of zij in zijn relatie nog steeds aan het bijbelse huwelijk voldoet, namelijk de man van één vrouw of de vrouw van één man te zijn. Die vraag bij de synode neerleggen is niet meer dan logisch.
Als je, zoals deputaten doen en de synode hopelijk ook, openlijk uitspreekt en belijdt dat het huwelijk volgens Gods bedoeling de unieke, levenslange, exclusieve, alomvattende levenseenheid van één man en één vrouw is, en dat er bijbels gezien dus een onderscheid blijft bestaan tussen het huwelijk en een homo-verbintenis, moet je als het om de keus van je ambtsdragers gaat, dat niet zonder enige argumentatie overlaten aan het draagvlak in de plaatselijke gemeente, maar daar éérst met elkaar goed over doorpraten en kwaliteitseisen aan stellen, net zoals de christelijke gemeenten in de tijd van Paulus dat ook deden.
De opmerking over niet-gelovige kinderen is wat flauw, want dat is in de afgelopen jaren nooit een argument geweest om ouderlingen niet te verkiezen of uit het ambt te ontheffen.
*4* De vragen over een eventuele kinderwens zijn terecht, maar behoorde niet tot de taak van het deputaatschap, dus dit zou moeten worden meegenomen in een nieuwe opdracht.
Mijn antwoord: hier zijn we het wel aardig met elkaar eens. Maar het punt van de kinderwens komt wel een paar keer terug in het rapport. Het hangt er ook zo zeer mee samen, dat het mij heel terecht lijkt om de synode hier op te attenderen. En op het moment dat dat gebeurt, of het nu door afgevaardigden is of door plaatselijke kerken of een Regio, kan ook de huidige synode hier al eventueel een besluit over nemen. En bij een vervolgopdracht zou het advies moeten zijn (net als bij wel of geen kerkelijk huwelijk en wel of niet in het ambt): zolang er geen goede onderbouwing is om het wél te doen, voorlopig geen stappen in die richting zetten, omdat bij wezenlijke onderwerpen het een hele christelijke houding is om niet alleen je eigen voorkeuren door te zetten, maar ook het belang van anderen en de eenheid in de plaatselijke gemeente en het landelijke kerkverband niet op het spel te zetten.



Net als bij een doopbediening en bij viering van het avondmaal kun je tegenwoordig kiezen welk formulier je wilt gebruiken voor de kerkelijke inzegening / bevestiging van je huwelijk. Het zijn twee korte formulieren, de één uit 1999 en de ander uit 2014. Allebei even sprankelend qua taalgebruik. De keus laat ik graag aan het stel dat trouwt.
Op de synode van 2014 komt daar verandering in. De deputaten die over de liturgische formulieren gaan constateren: “Tegen de huidige tekst van de huwelijksvragen en –beloften bestaat een vrij grote weerstand.” Als reden noemen zij “de ongelijkheid in de belofte van bruidegom en bruid.” Volgens de deputaten berust deze formulering op een omstreden uitleg van Efeze 5 die niet algemeen gedeeld wordt in onze kerken. Daarom stellen ze voor om bij de eerste vragen de “elementen die al te zeer voor discussie vatbaar zijn” weg te laten en voor een eenvoudiger belofte te kiezen waarbij “in ieder geval liefde, trouw en zorg benoemd worden” en die voor bruidegom en bruid gelijk is:
mag een mens niet scheiden.’ Die bijbelse heeft God ingesteld in het paradijs en die handhaaft Hij in alle tijden en culturen. Dus geldt die richtlijn ook onverkort voor ons vandaag. Toch eindigt bijna 40% van de huwelijken in Nederland in een echtscheiding. In christelijke kringen ligt dat beduidend percentage lager, maar het zou me niet verbazen als ook 1 op de 10 huwelijken binnen onze gereformeerde kerken in een echtscheiding eindigt.
Ik heb wel een verklaring waarom ook christenen steeds vaker met echtscheiding te maken krijgen. Ik wil dat graag proberen te verduidelijken met het voorbeeld van de vier stoplichten. In een christelijk huwelijk zijn er vier stoplichten, die Jezus je geeft. Vier seinen die op rood staan en ervoor zorgen, dat je elkaar trouw blijft. Die vier seinen zijn, om het maar even gemakkelijk te houden, de vier G’s van Gevoel – Geweten – Geloof – Gezin. Dat zijn vier goede meetinstrumenten om je te houden aan de opdracht van Jezus om niet te scheiden. En toch gebeurt het binnen elke kerkelijke gemeente met de regelmaat van de klok dat huwelijken uit elkaar vallen. Als je terugkijkt bij een scheiding, dan zie je meestal altijd, dat die vier stoplichten één voor één op groen zijn gaan staan. Je hebt beloofd dat je in voorspoed en tegenspoed bij elkaar zou blijven. Op de dag dat je trouwt, weet je dat je ook moeilijke tijden door zult maken in je huwelijk. Maar op een gegeven moment merk je, dat je vast begint te lopen in je huwelijk.
Wat ik dan vaak zie is dit: dat na een poosje springt ook het tweede stoplicht op groen. Die van het geweten. Want je hebt wel beloofd, dat je elkaar trouw zult blijven tot de dood je zal scheiden. En daar heb je je ook aan vast gehouden toen het de eerste tijd niet meer zo goed ging. Maar je ziet geen vooruitgang. Je merkt niet bij de ander dat die nog wil. En dus vraag je jezelf af: moet ik nog wel verder? En steeds luider klinkt het stemmetje: dit is niet wat ik beloofd heb. Zo hoef ik niet verder. Als je zover bent, heb je het als niet-christen denk ik iets gemakkelijker dan wanneer je echt in God gelooft. Want geloven is prachtig, maar als het zwaar tegen zit in je leven, kan het geloof het ook stukken moeilijker maken. Ergens kan ik de mensen goed begrijpen, die zeggen: ik kan niet geloven in een God die zoveel ellende toelaat in de wereld en in mijn leven. Ergens is het gemakkelijker, denk ik, om te geloven in toeval en noodlot, dan in een God die alles geschapen heeft en nog steeds bestuurt. Aan de andere kant: wie echt gelooft, kan niet zonder God.
En dan is er nog het vierde stoplicht. Het gezin. De kinderen bedoel ik daarmee eigenlijk. Dat is, denk ik, voor de meeste echtparen die willen scheiden, nog wel het moeilijkste moment: aan de kinderen vertellen dat papa vanaf volgende week niet meer thuis komt, of dat mama binnenkort ergens anders gaat wonen. En als je dan ook weet, dat alle statistieken vertellen, dat jongeren van gescheiden ouders het tussen de 12 en 20 het stukken minder goed doen en veel meer met zichzelf en iedereen overhoop zitten – hoe kan het dan dat dit stoplicht ook op rood gaat? Hoe kan het dan gebeuren, dat je je kinderen laat lijden onder een bezoekregeling? Om maar niet te spreken over de extreem negatieve gevolgen van een echte vechtscheiding? Eén van mijn professoren in Kampen zei hierover: ‘Mijns inziens zou de kerk veel aktiever moeten opkomen voor de kinderen aan wie levenslang schade wordt toegebracht en dat zijn dan Gods eigen lieve kinderen, gedoopt en wel!’ En inderdaad: we mogen best eens hardop zeggen, dat de kinderen van gescheiden ouders het meest de dupe zijn van het uit elkaar gaan van papa en mama. Als dit stoplicht ook op groen komt te staan, worden er meestal twee argumenten tegelijk gebruikt., namelijk: deze spanning is nu nog slechter voor onze kinderen dan de risiko’s als ze ouder worden (1e argument) en bovendien hebben een goede omgangsregeling met onze kinderen afgesproken (2e argument), dus zij slaan zich er later wel doorheen.’ Maar de zorgen blijven, vooral bij de meest gelovige van de gescheiden ouders. Die maakt zich niet alleen zorgen om de stabiliteit van zijn of haar kinderen, maar ook om het geloof van de kinderen. Als je ex iets heel anders voorleeft – hoe kun je dan nog consequent zijn in de opvoeding en samen je kinderen bij de Here Jezus brengen?
Nu zag je al dat de trouwdag voor veel mensen niet meer het officiële feestelijk begin van hun relatie is. Het wordt steeds meer een willekeurig gekozen moment van twee mensen die al lang een relatie hebben waarin ze met elkaar samenwoonden. Om het even in de woorden van Ad de Bruijne te zeggen: Het burgerlijk huwelijk markeert niet meer het begin van je verbondenheid voor het leven, maar vormt een vooral rituele romantische vervolggebeurtenis, die de zelfexpressie en beleving van een liefdespaar dient. En wat voor vervolggebeurtenis! De manier waarop de man zijn vrouw ten huwelijk vraagt en de vrijgezellenfeesten die daarop volgen vragen al de nodige tijd, geld en aandacht. En de dag van de bruiloft zelf moet toch wel zo uniek zijn, dat je die nooit van je leven meer vergeet. Wie om die redenen gaat trouwen na al een flink aantal jaren te hebben samengewoond, sluit geen huwelijk meer, maar geeft een feestje. Waarom? Omdat iedereen die een relatie heeft, ergens de behoefte heeft om samen een keer helemaal in het middelpunt van de belangstelling te staan.
Bruijne noemt dat de “verschoven gevoelswaarde van het burgerlijk huwelijk”.
jaren heeft samengewoond zonder daar officieel God en zijn gemeente bij te betrekken? Wanneer men dan later op een zelfgekozen moment een feest organiseert met de aankondiging ‘Wij gaan trouwen!’ – moet de dominee dan automatisch op komen draven omdat men pas dan wél Gods zegen wil ontvangen over hun relatie? Wat mij betreft is de kerkelijke bevestiging van een vervolggebeurtenis nog wel een dingetje. Misschien dat Ad de Bruijne ook daar zijn licht nog eens over kan laten schijnen :-).
moeizucht, hoor je sommige mensen wel eens zeggen. Maar zo is het, als het goed is, niet bedoeld. Het is vooral een kwestie van oprechte belangstelling en welgemeende aandacht. Want waar gaat het uiteindelijk om? Om het Gods verlangen is dat mensen hun hart aan Hem geven en in hun relatie ervaren hoe goed en fijn het is om samen de HERE te dienen, in Jezus te geloven en voor Hem te leven.


Waarom kan er geen kerkelijke huwelijksbevestiging plaatsvinden als het om echtparen gaat waarvan de ene partner wel gelooft en de andere (nog) niet? Is dat niet in strijd met de afspraak die in art. 70 van de oude kerkorde staat: De kerkeraad zal erop toezien dat de huwelijken kerkelijk bevestigd worden, waarbij het daarvoor vastgestelde formulier dient te worden gebruikt.
Bij het trouwen gaat het om het bruidspaar zelf. Zij herhalen in de kerk hun beloften die ze op het stadhuis gegeven hebben nogmaals tegenover elkaar voor God en zijn gemeente. En ze ontvangen daarna de zegen van de HERE over hun huwelijk. Hierbij kun je geen onderscheid maken tussen de gelovige man/vrouw en de niet-christelijke wederhelft.
Het was altijd al gebruikelijk om ook Gods zegen te vragen over gemengde huwelijken, gedwongen huwelijken, huwelijken na samenwonen of echtscheiding, en in andere situaties, bijvoorbeeld als iemand om psychische redenen niet voor in de kerk durfde te zitten. Bijna altijd werd dan de zondag erop in de kerkdienst voor het pasgetrouwde echtpaar gebeden. Als dit op de zondag erna kan, is er geen principieel bezwaar om dit ook op de trouwdag zelf te doen. Als kerk wil je graag op de hoogtepunten en dieptepunten van het leven met het Woord van de HERE bij de mensen zijn. Ook als het geen trouwdienst kan zijn, is er nog veel mogelijk. Zo doen we dat in onze kerken ook bij het overlijden van gemeenteleden: dan wordt er geen kerkdienst gehouden. Maar we beleggen wel een samenkomst waarin een dominee voorgaat. Dat is een samenkomst die de familie belegt, maar die toch ook heel duidelijk vanuit de kerkelijke gemeente gehouden wordt. Vanuit dat oogpunt kan een kerkenraad ook vrijmoedig zijn medewerking verlenen aan een kerkelijke samenkomst op de trouwdag van een huwelijk dat niet kerkelijk bevestigd kan worden. Met de twee voorwaarden die hierboven genoemd zijn er de volgende mogelijkheden: