De derde oplossing voor de CGK wordt door Selderhuis niet genoemd

Dat de Christelijke Gereformeerde Kerken in een crisis verkeren is voor iedereen wel duidelijk. Eerst werd een voorstel om samen verder te gaan in een A-afdeling en een B-afdeling met een meerderheid van 60% (31 – 21) afgeschoten, omdat men de drempel op 80% gelegd had. Daarna stelden 31 broeders voor om de synode dan maar helemaal te sluiten, tenzij de ‘ongehoorzame’ kerken die al vrouwen in het ambt hadden bevestigd, zich massaal zouden bekeren. Een onmogelijke en ook onwaarachtige eis. Met dit besluit kondigde men, zoals het Reformatorisch Dagblad het in een hoofdredaktioneel kommentaar omschreef, ‘als het ware een ultimatum af’, waarmee men niet alleen de ‘ongehoorzame’ kerken enorm voor het blok heeft gezet, maar ook de middengroep van kerken die in 2024 op het Convent en begin 2025 via een oproep aan de synode in overgrote meerderheid hebben aangegeven ondanks verschillende visies én praktijk als het om vrouwen in de ambten gaat, toch de onderlinge eenheid te willen bewaren.

In het Reformatorisch Dagblad van 7 april schreef prof. dr. Herman Selderhuis een artikel over de ontstane situatie. Ook hij vond, dat “iedereen wel snapt dat de oplossing dat kerken terugkeren op hun schreden wel principieel maar niet zo heel reëel is.” Dus ging hij in op de vraag:  hoe nu verder?

Hij kwam uit bij twee mogelijke oplossingen. De eerste heeft duidelijk zijn voorkeur, namelijk “een kerkmodel waarin gemeenten ruimte krijgen voor vrouwelijke ambtsdragers, maar dan zo geregeld dat gemeenten die zich wel aan synodebesluiten houden daardoor niet in de moeite komen. Daar is op basis van de belijdenis best wat voor te bedenken, ook zonder congregationalistisch model (een kerkgenootschap waarin de plaatselijke gemeente centraal staat, zonder bestuurlijke hiërarchie). Gereformeerd kerkrecht is binnen die confessionele grens flexibel.”

Wat Selderhuis hier zegt is, kort geformuleerd: je kunt landelijk op basis van de gereformeerde belijdenis en het gereformeerde kerkrecht samen kerk blijven als je dat echt wilt. En dat is wat de grote meerderheid van de Christelijke Gereformeerde Kerken wil, blijkt uit het Convent van 2024 en de Oproep van 2025.

Maar er is nog een tweede mogelijkheid, aldus Selderhuis. En dat is, dat alle CGK-kerken met vrouwen in de ambten en “zich niet aan het CGK-beleid houden, zich aansluiten bij de Nederlandse Gereformeerde Kerken (NGK). Dat is nog steeds een kerk op gereformeerde grondslag en een kerk waar al heel lang samenwerking mee is. Zo’n overgang is dan ook geen scheuring maar een herschikking van kerken. Die tweede mogelijkheid opper ik niet om van lastige kerken af te zijn, maar wel om ieder van veel werk, moeite en frustratie af te helpen, zodat we weer toekomen aan het eigenlijke werk van de kerk.” Inderdaad, dat is ook een optie. Onwenselijk wat Selderhuis en mij betreft.

MAAR … wat mij dan bevreemdt is, dat Selderhuis niet in alle eerlijkheid erbij zegt: er is ook nog een derde mogelijkheid, net zo ongewenst, maar misschien nog wel realistischer dan de tweede optie,  namelijk dat de CGK-kerken op de rechterflank zich aansluiten bij de Hersteld Hervormde Kerk, en dat niet om van die lastige broeder af te zijn, maar om als meerderheid van de CGK-kerken die elkaar wel wil verdragen, ook als het om vrouwen in de ambten gaat, weer toe te komen aan het eigenlijke werk van de kerk.

Want laten we wel zijn: de 31 afgevaardigden op de synode die aan de achterban van de andere 21 afgevaardigden een ultimatum stellen, spreken niet namens het gevoel van de meerderheid van de CGK. Die meerderheid wil namelijk de eenheid bewaren en ruimte bieden aan zowel de vooruitstrevende als de behoudende flank. Zoals een Bewaar-het-Pand-collega mij vertelde: “Er is geen meerderheid voor synodale tucht.”  Als het klopt wat Selderhuis zegt, dat 70% van de CGK-gemeentes zich loyaal houdt aan de uitspraak dat vrouwen niet in het ambt mogen, vergeet hij erbij te zeggen, dat er een grote middengroep is, die desalniettemin toch die 30% ‘ongehoorzame’ gemeentes als plaatselijke kerken van Christus wil blijven erkennen, omdat de CGK-synode in 1998 al uitgesproken heeft dat je vanuit een gelovig gereformeerd bijbellezen ook vóór vrouwen in de ambten kunt zijn. Toendertijd is er geen ambtsdrager om geschorst of afgezet en vandaag ziet een gerespecteerd predikant als ds. D.J. Steensma, die volgens mij echt midden in het midden van de CGK staat, daar ook alle ruimte voor binnen de kaders van de gereformeerde belijdenis.

De vraag is dus niet, zoals Selderhuis suggereert: als we er samen niet uitkomen (optie 1), waarom gunnen die 30% CGK-gemeentes die vóór vrouwen in het ambt zijn de andere 70% niet de rust en de ruimte om klassiek-orthodox-gereformeerd te blijven door zelf NGK te worden (optie 2)? Want een groot deel van die andere 70% gunt juist die vooruitstrevende 30% wel de ruimte en hoopt zo de rust en de eenheid te bewaren.

De vraag die Selderhuis beter had kunnen stellen is: als we er samen niet uitkomen (optie 1), en de pak ‘m beet 40% van de CGK-kerken die tot het midden behoren willen graag beide flanken binnen boord houden, waarom gunnen die 30% CGK-gemeenten die het toelaten van vrouwen in de ambten op bijbelse en kerkrechtelijke gronden als een grote zonde beschouwen die andere 70% niet de rust en de ruimte om eigentijd-orthodox-gereformeerd te blijven door zelf HHK te worden?

“Het is heel, heel erg” – de CGK dreigt van bovenaf te scheuren

Eens trok er een scheur van bovenaf waardoor mensen in hun geweten vrij gezet werden voor God door het bloed van het Lam.

Nu dreigt er van bovenaf een scheur door de Christelijke Gereformeerde Kerken getrokken te worden omdat een minderheid binnen de CGK de gewetens van alle plaatselijke kerken wil binden aan hun eigen visie op wat wel of niet bijbelgetrouw gereformeerd is. Men is zelfs bereid om daar de eenheid van het kerkverband en het voortbestaan van het prachtige zendingswerk en de Theologische Universiteit te Apeldoorn voor in de waagschaal te stellen.

Het zou van moed getuigen wanneer deze minderheid met een zuiver geweten vrijwillig het CGK-kerkverband verlaat en zelfstandig verder gaat of zich aansluit bij de Hersteld Hervormde Kerk.

Dat de CGK in een diepe crisis verkeerd is al jaren duidelijk. De kwestie van vrouwen in de ambten is daarbij het springende punt. De vorige synode bevestigde in 2022 met 2/3 meerderheid het synodebesluit van 1998 dat op basis van de Bijbel het ambt van predikant, ouderling en diaken voor vrouwen niet openstaat. Maar in tegenstelling tot de synode van 1998 voegde ze daar de oproep aan toe om als kerkverband “vermaan (vanwege zonde tegen ten diepste de liefde) toe te passen als kerken op het gebied van ‘vrouw en ambt’ eigen wegen gaan.”

Met name deze laatste uitspraak zorgde ervoor dat 46 van de 181 CGK-kerken (en 3 CGK-gemeenteleden) een revisieverzoek indiende bij de huidige synode. Die wees op 29 januari 2025 met 31 tegen 18 stemmen alle revisieverzoeken over ‘vrouw en ambt’ af.

Ik denk dat de synode kerkrechtelijk een beslissing nam die je deels kunt verdedigen. Eén van de twee voorwaarden om een synodebesluit te herzien is namelijk: er moeten nieuwe argumenten aangedragen worden. En die waren er niet. Alle voors en tegens zijn in 2022 al gewogen. Een andere weging van de argumenten op een volgende synode is geen  reden om tot een ander besluit te komen. Want dan zou de willekeurige samenstelling van een volgende synode bepalen of besluiten gehandhaafd of veranderd worden. Dat is kerkelijke jojo-beleid en geen geestelijk leidinggeven. Een andere vraag die terecht gesteld wordt is, dat die 50 revisieverzoeken wél behandeld hadden moeten worden omdat er inhoudelijke bezwaren ingebracht zijn tegen de synode-uitspraak. Dat is volgens de CGK-kerkorde een tweede voorwaarde om een revisieverzoek te mogen indienen. Dat aspekt is, als ik CGK-er J.R. Bügel, jurist en advocaat, geloven mag (klik hier), ten onrechte door de synode helemaal niet meegewogen in het afwijzen van de revisieverzoeken.

Maar … en dat is wat een diep bedroefde collega uit het midden van de CGK mij mailde: deze redenering over revisieverzoeken zal wellicht formeel kloppen. Maar formalisme is het laatste dat nu nodig is. Als meer dan een kwart van de kerken (46 van de 181) een revisieverzoek indient en zich dus kennelijk niet gehoord acht in het genomen besluit ben je onverstandig als je dat gesprek blokkeert met een beroep op de regeltjes van het kerkrecht.

Ik snap dat. Zeker als je weet dat in 2024 maar liefst 179 van de 181 CGK-kerken bij elkaar kwamen en ongeveer 120 “CGK-kerkenraden elkaar meer ruimte wil geven, desnoods ook om vrouwen in het ambt van diaken of ouderling te hebben” en er dus “minstens twee keer zo veel kerkenraden voor meer vrijheid in het kerkverband zijn dan dat daar kerkenraden tegen zijn.” (RD 24-04-2024).

Toch snap ik wel dat de revisieverzoeken zijn afgewezen. Maar dan moet je als synode jezelf wel de volgende vraag stellen: hoe bewaren we de eenheid als we weten dat 2/3 van de kerken elkaar wil vasthouden, terwijl wij als synode met 2/3 uitspreken dat plaatselijke kerken die vrouwen in het ambt bevestigen vermaand moeten worden vanwege hun zondige besluiten?

Daarom was voor velen het volgende agendapunt op de synode nog spannender: is een synode die dit uitspreekt bereid om 2/3 van de plaatselijke kerken die er anders over denkt, te verdragen of is men bereid om van bovenaf een scheur te trekken waar slechts 1/3 van de plaatselijke kerken toe oproept?

De kritiek van vele synodeleden op het voorstel om tot twee soorten classes te komen en de eis die het synode-bestuur vooraf stelde dat er een draagvlak van 80% moest zijn voor dit voorstel doen het laatste vermoeden. Geen wonder dat de commissie die met deze mogelijke oplossing om een kerkscheuring te voorkomen dit voorstel introk. Niemand die weet hoe het nu verder moet.

“Het is heel, heel erg. De Here moet zich over ons ontfermen en ons bekeren van onze dwaasheid.” Dat was het gevoelen van mijn CGK-collega.

Hoe kon het zover komen? Al veel langer leeft binnen de CGK-kring het gevoelen “dat de afgevaardigden naar de synode ‘rechtser’ zijn dan de Christelijke Gereformeerde Kerken als geheel” (ND 24-04-2024), of, zoals het RD van 24-04-2024 dat n.a.v. het CGK-convent onder woorden bracht: “Zie je wel, die generale synodes van ons geven geen representatief beeld van hoe er in de breedte van onze kerken over gevoelige thema’s gedacht wordt.”

Ik denk dat deze constatering klopt. En wat, helaas, steeds duidelijker wordt: de rechterflank van de CGK ligt op ramkoers en is bereid om de eenheid van de CGK op te offeren voor de eigen overtuiging die ze aan alle plaatselijke kerken wil opleggen. Ik was er vorig jaar al bang voor – zie mijn blog.

Daarmee brengt dit smaldeel niet alleen de kerken die vóór de vrouw in het ambt zijn in gewetensnood (ongeveer 1/3 van de CGK), maar ook de zogenaamde ‘middenkerken’ die zelf geen vrouwen in het ambt kennen, maar elkaar als kerken wel willen vasthouden (ook ongeveer 1/3 van de CGK). De rechterflank spreekt vooral over eigen gewetensnood vanwege aantasting van het Schriftgezag binnen het kerkverband door andere voorgangers en kerken. Men doet dat met een onterecht en door eerdere CGK-synodes afgewezen beroep op art. 32 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Merkwaardig is daarbij trouwens, dat binnen diezelfde rechterflank men wel kanselruil toestaat met predikanten uit de Gereformeerde Bond en dus zelf voorgaat in de Protestantse Kerk – een kerkverband waar zelfs de meest vrijzinnige opvattingen over het lijden en sterven van onze Heer en Heiland verkondigd mogen worden. Een merkwaardige inconsequentie.

Hoe moet het nu verder binnen de CGK als de rechterflank bewust op het ravijn afkoerst? Het synodebestuur komt over een paar maanden met een plan om een ongecontroleerd uiteenvallen te voorkomen. Ik hoop dat het in de lijn ligt van het voorstel van ds. Arjan Witzier in 2022 lanceerde en dat veel lijkt op het federatieve kerkmodel dat wijlen prof. W. van ’t Spijker ooit lanceerde: twee deelsynodes ‘licht’ en ‘zwaar’ die samen regelmatig op een landelijke synode besluiten nemen over de gezamenlijke verantwoordelijkheden zoals het zendingswerk, de Theologische Universiteit, de emeritkas, de kerkelijke rechtspraak en het gereformeerde karakter van de kerken. Ook binnen de huidige CGK-synode kwamen ds. W.E. Klaver, oud. J. Mauritz en ds. G.J. Post met een vergelijkbaar voorstel. Ik ben alleen zo bang, dat daar in de rechterflank geen draagvlak meer voor is.

Het zou van moed getuigen wanneer de rechterflank met een zuiver geweten vrijwillig het CGK-kerkverband verlaat en zelfstandig verder gaat of zich aansluit bij de Hersteld Hervormde Kerk.

De 2/3 meerderheid van CGK-kerken die de eenheid wil bewaren kan dan samen verder. Het alternatief is een rampzalige kerkscheuring waarbij niet alleen kerken, maar ook complete classes en misschien wel een particuliere synode uit het kerkverband gezet worden. Dat gebeurde in de jaren ’60 in onze eigen NGK-kerken. Gevolg: 25% van het kerkvolk en 40% van de predikanten raakte ‘buitenverband’, maar slechts een klein deel van hen stapte over naar de toen steeds vrijzinnig wordende synodaal-gereformeerde kerken. Want, zoals meestal, liep de breuklijn niet langs de principiële lijn, maar langs de lijn van de tolerantie. Het duurde 56 jaar voordat in 2023 de breuk van 1967 hersteld werd.

De schade binnen de CGK bij een harde scheuring zal, vrees ik, nog groter zijn wanneer op een volgende synode de rechterflank weer oververtegenwoordigd is én op ramkoers blijft liggen. Dan wordt met meerderheid van stemmen 2/3 van de Christelijke Gereformeerde Kerken uit het kerkverband gezet.

Een scheur van bovenaf. Quis non fleret – wie zou dan niet wenen?

Terwijl die andere scheur van bovenaf Gods kinderen in hun geweten vrij zet door het bloed van het Lam.

Laat er, binnen en buiten de Christelijke Gereformeerde Kerken, veel gebeden worden om wijsheid van Boven.

Het kerkschip van de GKV verlaten – is dat te driest gedrost?

Rond de jaarwisseling stond in het blad Onderweg, dat de emeritus-predikanten Henk Drost en Alko Driest niet langer lid willen blijven van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). Henk Drost heeft zich aangesloten bij één van de twee nieuw-vrijgemaakte kerkverbanden en Alko Driest weet nog niet waar hij zich bij aan zal sluiten. Met beiden heb ik contact gehad n.a.v. hun vertrek en over hun persoonlijke motivatie zal ik niet verder uitweiden. Wat ik hieronder signaleer is gaat niet over hun persoonlijke afwegingen, maar is mijn taxatie van de mix aan redenen waarom mede-broeders en – zusters uit diepe verontrusting de GKV verlaten hebben en nog steeds verlaten.

Wie geen vreemdeling in Jeruzalem is voelt wel aan dat het herhaalde besluit (2017 en 2020) om vrouwen toe te laten tot de ambten bij veel oud-GKV’ers het laatste duwtje is geweest voor deze stap. Daarachter ligt een grotere moeite, namelijk hoe er wordt omgegaan met het gezag van de Bijbel, zowel in de prediking als in de christelijke levensstijl. Blijkbaar vinden predikanten en kerkleden die uit verontrusting de vrijgemaakte kerk verlaten, dat de GKV op die twee punten zo weinig gereformeerd meer is, dat je het kerkschip wel moet verlaten.

Het gevoel speelt ook een rol

Dat vind ik persoonlijk erg jammer. En ook, met alle respect voor ieders persoonlijke keus, net iets te gemakkelijk. Ik vergelijk het met de toename van het aantal echtscheidingen in de afgelopen jaren. Daar krijg je als gemeentepredikant behoorlijk wat van mee. En eigenlijk kun je bij elke specifieke situatie nooit zeggen: ‘Dit stel ging heel gemakkelijk uit elkaar.’ Nee, het gaat altijd met verdriet en pijn gepaard. Maar als je alle echtscheidingen op een rijtje zet, zie je wel een rode lijn, namelijk: echtparen gaan gemakkelijker uit elkaar dan 20-30 jaar geleden, ongeacht de bijbelse oproepen van Mozes, Jezus en Paulus om toch echt te proberen bij elkaar te blijven. (zie hierover mijn blog Echtscheiding – alle seinen staan op groen).

Als het om kerkverlating vanuit verontrusting gaat, zie ik hetzelfde. Individueel is het altijd een moeilijke stap die met pijn in het hart genomen wordt. Maar als je alle overstappen naast elkaar zet, zie je als rode draad, dat de eigen overtuiging over wat gereformeerd is belangrijker gevonden wordt dan waar we samen als gereformeerde kerken en christenen voor willen staan. ‘Ik voel me niet meer thuis in mijn eigen kerk(verband)’ is vaker een oorzaak dan men zelf toegeven wil. Toen prof. Jochem Douma een aantal jaren geleden de GKV verliet, noemde ik dat in mijn blog Een mix van principe en heimwee.

Geduld en acceptatie

Eén ding vind ik vooral pijnlijk aan het vertrek van gemeenteleden en predikanten die jarenlang met hun gaven hun plaatselijke gemeente en het kerkverband gediend hebben. Ze laten daarmee blijken dat ze niet hetzelfde geduld kunnen opbrengen als al die gemeenteleden en predikanten die wel blij zijn met een aantal ontwikkelingen in de GKV sinds half jaren ’90. Toegegeven: uit onvrede over het strakke vrijgemaakte exclusivisme zijn die 25 jaar ook kerkleden vertrokken. Maar er zijn er meer die uit liefde en loyaliteit gebleven zijn, ook al waren ze al die jaren vóór de vrouw in het ambt, misten ze in de prediking de persoonlijke component (de ‘weerklank’ om het met prof. Trimp te zeggen) en waren ze het niet eens met rigide kerkelijke praktijken zoals onttrekkingen (zelfs als je CGK of NGK werd), niet mogen trouwen in de kerk als je allebei geen belijdend lid van de GKV was) en het oeverloos gediskussieer over hoeveel gezangen er uit het Liedboek gezongen mochten worden. Deze minderheid schikte zich naar de meerderheid omdat de meesten van hen beseften: uiteindelijk gaat het niet om dit soort dingen. Het gaat om de vraag of Christus op een gereformeerde manier gepredikt wordt en of we daar samen op aanspreekbaar willen zijn in ons dagelijks leven.

Nu zijn de rollen omgedraaid. De meerderheid is in veel opzichten de minderheid geworden. Dat voelt onprettig als je altijd tot de meerderheid behoord hebt. Als je dan overstapt, geef dan eerlijk toe dat nostalgie ook een belangrijke rol meespeelt.

De predikant als kapitein

Wat ik vooral bij predikanten die overstappen mis, is het besef dat je geroepen bent om Gods Woord trouw te blijven verkondigen, ook als het kerkschip in zwaar weer terecht gekomen is. Dat laatste ontken ik namelijk niet. De mentaliteit van de westerse maatschappij is als een orkaan die alle kerken op hun grondvesten doet schudden en alle christenen van hun fundament Christus af wil blazen.  Dat leidt tot spanning tussen ‘kerk’ en ‘samenleving’. En tot de spanning tussen ‘veelkleurigheid’ en ‘herkenbaar gereformeerd’. Het kerkschip van GKV+NGK deint naar mijn inschatting wel wat te gemakkelijk mee op de golven van de samenleving. Andere kerkverbanden lijken meer op een kerkvloot waar men uit elkaar drijft omdat de meerderheid de minderheid geen enkele ruimte wil bieden om een iets bredere koers te varen.   

Er zijn dus spanningen binnen de GKV. En we varen samen vrij unaniem een bepaalde koers die je best zorgelijk kunt vinden. Maar ik begrijp niet waarom sommige kapiteins dan het kerkschip verlaten. Zijn de GKV-kerken dan zo erg uit koers geraakt, dat onze Stip op de horizon, ons Oriëntatiepunt waar we naartoe willen geheel verdwenen is? En dat ons objectieve Kompas hebben ingeruild voor de subjectieve deskundigheid van elke willekeurige kapitein? Ik geloof daar niets van. Maar ik ben ook maar één iemand. Anderen ervaren het heel anders. Samen vormen we dat kerkschip.  

Is het een oplossing om, als je niet meer blij gereformeerd kunt zijn binnen de GKV, het kerkschip te verlaten en aansluiting te zoeken bij een nieuw-vrijgemaakt kerkverband dat sinds 2009 is ontstaan en waarvan de synode op 1 okt. 2016 weliswaar uitspreekt dat eenheid en eenvormigheid niet met elkaar gelijk gesteld mogen worden, maar tegelijk bindend voorschrijft dat alle plaatselijke kerken in hun erediensten niets anders mogen zingen dan de 150 Psalmen en 41 Gezangen van het Gereformeerd Kerkboek 1984 + een selectie van 36 liederen (inclusief het verbod op het zingen van vers 5 van ‘Eens als de bazuinen klinken’ en de verzen 6-9 van ‘Neem mijn leven, laat het, Heer’) Of om over te stappen naar een Gereformeerde Bondsgemeente binnen een hotelkerk waar de pluraliteit vele malen groter is dan binnen het kerkverband waar je je gevoelsmatig en theologisch niet meer thuis voelt?

In de Bijbel lees ik, dat er eens een koning was (Joas) die van een profeet  (Elisa) de opdracht kreeg om een pijl af te schieten als overwinningsteken van de HEER in de oorlog tegen de vijanden van Gods volk. Daarna moest Joas met de overgebleven pijlen op de grond stampen. Dat deed hij drie keer. Elisa werd woedend en riep: ‘Had maar vijf of zes keer geslagen!’ (2 Koningen 13:14-19)

De ouderling, de professor en Calvijn

Persoonlijk heb ik erg veel waardering voor een ouderling die tegen mij zei:

‘Ik ben erg verontrust. Ik kan niet meer dienen in het ambt. Maar weggaan mag en wil ik niet. Want dat is geen optie als je lijdt aan de kerk. Dan moet je op je post blijven en je daar inzetten, waar Christus je nog steeds roept.’

Ook herinner ik me een interview van prof. dr. J. van Bruggen in het Reformatorisch Dagblad (16-12-2016). De interviewer probeert hem tot uitspraken over de ontwikkelingen in de GKV te verlokken, maar daar gaat Van Bruggen niet op in. Hij benadrukt iets anders:

U bent uit volle overtuiging gereformeerd vrijgemaakt.

„Daar ben ik niet trots op. Wel heb ik van harte het goede voor deze kerk gezocht. Maar de vraag is niet goed gesteld. Niemand heeft bij zijn geboorte voor de ene of andere kerk gekozen. Aan niemand wordt bij de geboorte gevraagd of hij rooms-katholiek, Russisch-orthodox of oud gereformeerd wil zijn. Je kunt ook niet zeggen dat je liever andere ouders zou hebben gehad. Het is de mens niet gegeven om zijn eigen kerk uit te kiezen. Die krijg je toegewezen. We zijn maar eenvoudige mensjes en we worden allemaal van Hogerhand ergens geplaatst. En die plaats heb ik getrouw willen innemen. Trouw zijn is hier het sleutelwoord. Ontrouw is een ziekte van onze tijd.”

In de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt is veel aan de hand. Er is veel wat ver­anderd.

„Dat is op dit moment van meer kerken te zeggen, nietwaar? Veel is aan het schuiven, maar ik wil voor mezelf voorkomen dat deze dingen gaan afleiden van de kern van de zaak. Dat zou vervalsing van het perspectief zijn.”

En die kern van de zaak is…?

„Strijdt om in te gaan.”

Tenslotte moet ik denken aan de woorden van Calvijn uit zijn Institutie. Vorig jaar rond deze tijd werden die op de Generale Synode geciteerd door de synodecommissie BBK die zich bezig hield met de Betrekkingen met de Buitenlandse Kerken. Die waren heel kritisch over de koers van de GKV. Sommigen hadden de zusterkerkrelatie al verbroken, anderen zouden dat zeker doen als de vrouw in het ambt gehandhaafd bleef. De commissie BBK, waar ik zelf lid van was, riep op om elkaar te blijven erkennen als kerken van Christus met een beroep op Calvijn:

“Volgens mij is de zuivere bediening van het Woord en het zuivere gebruik en de zuivere bediening van de sacramenten dus een duidelijk bewijs dat we een gemeenschap waarin die beide aanwezig zijn, veilig als echte kerk kunnen accepteren. De betekenis daarvan gaat zo ver dat we zo’n kerk nooit mogen afwijzen zolang ze die beide dingen vasthoudt. Zelfs al zit ze verder vol fouten. Sterker nog, er kan zelfs in de bediening van de leer of van de sacramenten een fout sluipen, zonder dat we ons daarom van haar gemeenschap mogen vervreemden. (…) De apostel Paulus zegt: ‘Laten wij daarom, zovelen als er volmaakt zijn, hetzelfde denken. Als jullie iets anders denken, dan zal God jullie ook dat openbaren.’ (Filippenzen 3:15)  Maakt Paulus daarmee niet voldoende duidelijk dat verschil van mening over dingen die niet zo nodig zijn, tussen christenen geen reden mogen zijn om uit elkaar te gaan? (…) Maar het is niet mijn bedoeling om hiermee zelfs maar de kleinste dwalingen in bescherming te nemen, alsof ik zou vinden dat die vriendelijk door de vingers gezien zouden mogen worden. Nee, ik bedoel dat we de kerk niet zomaar, om een of ander klein meningsverschil, mogen verlaten. Als in die kerk maar de gezonde leer van ons behoud bewaard blijft, waarin de vroomheid ongeschonden overeind staat. En als de sacramenten er maar gebruikt blijven worden zoals de Heer die heeft ingesteld. En als we dan ondertussen maar ons best doen om te corrigeren waar we ontevreden over zijn, dan doen we onze plicht.”  (Calvijn – Institutie deel IV hoofdstuk 1, paragraaf 12 – vertaling Gerrit Veldman).

Het kerkschip biedt behouden vaart als Christus aan het roer blijft staan, met de Bijbel en de Heilige Geest als kompas. Naar mijn mening is dat binnen de GKV nog steeds zo en wordt er in veel gevallen te driest gedrost.

Wederzijds respect bij het al dan niet invoeren van de vrouw in het ambt

‘Unaniem en dankbaar’ hebben de 32 synodeleden de besluiten van ‘Meppel 2017’ om de ambten in de vrijgemaakt-gereformeerde kerken voor de vrouwen open te stellen, gehandhaafd. Aan de behandeling van het jarenlang slepende vraagstuk of de ambten in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt ook moesten worden opengesteld voor vrouwen, lijkt formeel althans een einde gekomen. Het is niet meer mogelijk voor gemeenten, classis of regionale synodale verbanden beroep of revisie aan te tekenen.

Zo vatte het Nederlands Dagblad onder de kop ‘GKV houdt ambt open voor vrouw’ de besluiten die de Generale Synode van Goes op 5 september 2020 heeft genomen. Er waren 23 kerken die om revisie hadden gevraagd, deels omdat het in strijd is met de Bijbel dat vrouwen ouderling en/of predikant kunnen zijn, deels omdat ze de onderbouwing vóór de openstelling van de ambten voor vrouwen onvoldoende vonden. En er waren ook 23 kerken die niet tegen de besluiten in 2017 waren, maar ook vonden dat het allemaal beter onderbouwd moest worden.

Die onderbouwing heeft deze synode in twee commissierapporten geleverd (klik hier en dan nr. 22b + 22c). Daarmee is inderdaad een einde gekomen aan een lang traject. Vanaf 2005 stond het onderwerp ‘vrouwen in de ambten’ zes keer achter elkaar op de synode-agenda. De GS van Ede-Zuid wees in 2014 openstelling af met 15-21. De GS van Meppel koos in 2017 voor openstelling met 23-9 (ouderling) en 21-10 (predikant). De GS van Goes heeft nu, in 2020, de openstelling gehandhaafd met 32-0. Kerkrechtelijk is de discussie hiermee beëindigd.

Twee volwaardige bijbelse meningen

Hoe zal dit besluit vallen binnen de plaatselijke kerken? Een belangrijke uitspraak van de synode is – en ik zeg het even in eigen woorden: zowel de overtuiging dat op basis van Gods Woord het ambt niet voor vrouwen openstaat als de overtuiging dat dat op grond van de Bijbel wel mogelijk is, komen voort uit een eerbiedige en zorgvuldige afweging van de Schriftgegevens. Of, zoals de vice-voorzitter van de synode, ds. Dinand Krol, in de pers zei: ‘Beide meningen zijn gebaseerd op een Schriftlezing die correct is.’

Dit is niet een vrijgemaakte eigenaardigheid. Ook binnen de CGK hebben beide visies recht van bestaan. In 1998 sprak de CGK-synode van Nunspeet uit, “dat uit het geheel van het spreken van de Heilige Schrift duidelijk is dat het gezaghebbend leidinggeven aan de gemeente aan de man en niet aan de vrouw toekomt.” Tegelijk werd de mening van de minderheid niet als schriftkritisch beoordeeld. Beide visies “hadden dezelfde hermeneutische basis, hetzelfde Schriftverstaan, terwijl daarna een verschillende evaluatie van de Schriftgegevens leidde tot een verschillende uitkomst.” Oftewel: de CGK-synode van 1998 waakte ervoor “om een principiële veroordeling van het standpunt van de minderheid van de studiecommissie uit te spreken.”

Plaatselijke vrijheid

In tegenstelling tot de CGK geeft de GKV nu definitief aan plaatselijke kerken de ruimte om te kiezen welke lijn ze willen volgen als het om de verkiezing van ouderlingen en het beroepen + voorgaan van predikanten gaat. Dat vind ik nog steeds een wijs besluit. Daarmee geven we elkaar de vrijheid binnen ons kerkverband om hierover verschillend te mogen denken.

Want als er in de Bijbel twee lijnen zijn aan te wijzen, waardoor we niet tot een eenduidig standpunt kunnen komen, moeten we elkaar als kerken de ruimte geven om plaatselijk naar eer en geweten te besluiten wat goed is voor de gemeente en wat tot eer van God strekt. En dat vanuit een houding van liefde tot Christus en liefde tot elkaar, ook als de pijn wederzijds voelbaar blijft. Als we ons werkelijk vasthouden aan Christus en zijn Woord, moeten we ook elkaar vast willen houden.

Ruimte voor elkaar

Wat betekent dat in de praktijk? Volgens mij dit: we geven elkaar optimaal de ruimte om een plaatselijk een keus te maken op grond van de beide bijbelse lijnen die er zijn. Als we echt vinden dat beide lijnen een volwaardige plaats binnen het raamwerk van Schrift en belijdenis hebben, zou het heel vreemd zijn dat er nu in (sorry voor de tweedeling en de terminologie) in behoudende gemeentes door progressieve leden actie gevoerd wordt om de vrouw ook daar in het ambt te krijgen, terwijl in vooruitstrevende gemeentes een conservatieve minderheid dit probeert tegen te houden.

Ben ik hier bang voor? Ja, wel een beetje. Al in de jaren vóór 2017 proefde ik een verharding in de standpunten. Voorstanders van de vrouw in het ambt gaven blijk van ongeduld en onbegrip dat niet meteen tot openstelling werd overgegaan. Sommigen verlieten zelfs de GKV om lid te worden van een PKN of evangelische gemeente waar vrouwen wel mochten preken. In de afgelopen decennia zijn een aantal vrouwelijk theologen uit de GKV en de CGK alvast predikant geworden in de PKN. Als ik daar dan een wat kritische kanttekening bij maakt, kreeg ik vaak een reactie terug in de trant van: ‘Maar je begrijpt toch wel dat bevlogen christenen deze stap zetten?’ Ja, ergens snapte ik het wel, maar ik vond het vooral jammer. En ook minder juist. Want mensen gingen weg terwijl we samen in een proces zaten. Dus zou ik het heel spijtig vinden als er straks nog meer mensen weglopen omdat een plaatselijke kerk besluit om op grond van de Bijbel de ambten níet open te stellen voor vrouwen. Dat wekt bij mij de indruk dat men het eigen gelijk belangrijker vindt dan de geloofseenheid met je eigen broeders en zusters in de plaatselijke gemeente.

Omgekeerd gebeurde de afgelopen drie jaren precies hetzelfde. Kerkleden vertrokken en sommige buitenlandse zusterkerken verbraken meteen de kerkelijke banden, omdat de GKV door dit besluit een valse kerk zou worden. Nu de kogel definitief zullen er nog meer zusterkerken volgen en gaan nog een aantal verontruste kerkleden actief op zoek naar een andere kerkelijke gemeente. Dat gaat nog niet meevallen trouwens, want de hele Gereformeerde Bond valt af omdat die ook de vrouw in het ambt tolereren in hun eigen PKN-kerkverband. Ook de CGK zal, denk ik, in de komende tien jaar hetzelfde traject aflopen als wij nu gedaan hebben, maar dan in een veel trager tempo. En de meeste evangelische gemeentes waar vrouwen niet toegelaten worden als voorgangers hebben een nog zwaarwegender breekpunt: ze eisen dat je je laat overdopen. De keus is dus beperkt tot nieuw-vrijgemaakt (DGK / GKN) of bevindelijk-gereformeerd (HHK / div. soorten GerGem). Wie dit soort keuzes maakt, terwijl in de eigen plaatselijke gemeente de vrouw in het ambt nog niet is ingevoerd, voelt zich zó verantwoordelijkheid voor wat de synode besluit en voor wat andere gemeentes beslissen, dat men plaatselijk liever een breuk forceert dan samen het gesprek aan te gaan over wat wijs en verstandig is voor de eigen gemeente.

In beide gevallen zie ik een negatieve trekje naar boven komen waar gereformeerden wel vaker last van hebben: de eigen mening staat gelijk aan Gods Woord en daar moet iedereen in het kerkverband voor buigen. Oftewel: men wil heersen over de mening van anderen: mede-christenen, andere GKV-gemeentes, het hele kerkverband. Dan heb ik meer respect voor een ouderling die aftrad op de dag nadat in zijn gemeente het principe-besluit om vrouwen toe te laten als ouderling en predikant en daarbij zei: “Ik kan dit besluit niet uitdragen in de gemeente, maar ik ga niet weg, want als je moet ‘lijden aan de kerk’ is dat een te gemakkelijke stap.’

Elkaar aanvaarden

Het kan ook anders. Als we beginnen met de erkenning dat we samen willen luisteren naar Gods Woord en onze redding bij Jezus Christus zoeken, moeten we elkaar ook kunnen vasthouden als we erg van mening verschillen over de vrouw in het ambt.

Echt vasthouden betekent dat we vooral plaatselijk met elkaar in gesprek gaan. En dat op grond daarvan elke gemeente zelf een besluit neemt. Een besluit dat gerespecteerd wordt binnen de gemeente en door de andere GKV-kerken. Een besluit waarvan, als het aan mij ligt, ook niet elk jaar opnieuw getornd wordt, maar dat voor de komende vijf jaar vast staat. Want als we echt vinden dat je vanuit de Bijbel twee lijnen kan aanwijzen, moet je elkaar ook de ruimte gunnen om een keus te maken die de rust in de gemeente ten goede komt. En moet je jezelf de gelegenheid geven om na een aantal jaren er nog eens goed over na te denken.

Ongeveer 15 jaar geleden zei een collega-predikant tegen mij toen het om de zondagsdiscussie in onze kerken ging (is de zondag als rustdag nu wel of niet gegrond op een goddelijk gebod?): ‘Dat is geen kwestie waarvoor christenen in de tijd van de Reformatie de brandstapel opgingen.’ Ik denk dat dat ook geldt voor de vraag of vrouwen wel of niet als diaken / ouderling mogen dienen of als predikant mogen voorgaan. Ik vind zelf van wel (hier vind je mijn argumentatie) en steun daarom de synodebesluiten. Maar ik heb er geen enkele moeite mee om te preken of te werken in een gemeente die niet of voorlopig niet overgaat tot de openstelling van de ambten.

Laten we ook bij dit verschil van mening elkaar blijven aanvaarden zoals Christus ons aanvaard heeft. (Romeinen 14).

Deze blog is een bewerking van de blog die ik op 22 juni 2017 onder dezelfde titel geschreven heb.

De synode werkt niet achter de rug van kerkleden om

Onder deze titel plaatste ds. Dinand Krol, de tweede voorzitter van de Generale Synode van de GKV, op 1 mei 2020 een kort ingezonden in het Nederlands Dagblad. Het is een reaktie op een vijf pagina’s lang artikel van Pieter Pel in het blad Nader Bekeken van april 2020. Daarin beschuldigt hij de synode er opnieuw van achter gesloten deuren de revisieverzoeken behandelt van kerken die bezwaren hebben tegen de vrouw in het ambt.

Hieronder volgt de tekst van het artikel.

Het vergaderwerk van de vrijgemaakte synode staat momenteel op een laag pitje en speelt zich grotendeels achter schermen af. Doordat er weinig tot niets plenair gebeurt, onttrekt het zich veelal aan de waarneming. Het Nederlands Dagblad van 27 april gaf in een samenvatting de kritiek in het blad Nader Bekeken door, dat de openheid ook vóór de coronacrisis al te wensen overliet. Die kritiek is niet terecht.
Dat niet iedereen bij alle zittingen aanwezig mag zijn en niet meteen over alle stukken beschikt, wil niet zeggen dat de synode achter de rug van kerkleden om haar eigen gang gaat.

De kritiek betreft met name het vermeende gebrek aan openheid rond de behandeling van revisieverzoeken. De synode van Meppel (2017) besloot de kerken ruimte te geven om vrouwen tot de ambten toe te laten; een aantal kerken vraagt aan de huidige synode om op dat besluit te herzien.
Op twee momenten hebben die revisieverzoeken tot nu toe tijdens zittingen van deze synode op de agenda gestaan. De eerste keer was in november, tijdens toerustingsdagen voor nieuw aangetreden synodeleden. Het is gebruikelijk die in een informele, besloten setting te houden.

tussentijdse polsing

In januari heeft de synode om tafel gezeten met de commissie die de behandeling van de
revisieverzoeken voorbereidt. Deze commissie had haar eerste bevindingen aan de leden
van de synode voorgelegd, om te vragen of ze op de juiste weg zit. Deze vergaderingen,
waarin tussentijdse rapportage plaatsvond, waren wel toegankelijk voor pers en
belangstellenden. In eerdere synodes vond zo’n tussentijdse polsing door een commissie
vaak plaats buiten de publieke zittingen. Het moderamen koos in dit geval voor een
openbare bespreking, juist om zo transparant mogelijk te zijn. Dat het moderamen het
werkdocument dat tijdens deze vergaderingen besproken werd, niet publiek hebben
gemaakt, was om te voorkomen dat er voortijdig conclusies aan verbonden werden.

De kritiek bepaalt het moderamen er bij hoe belangrijk het is om helder te communiceren en openheid van zaken te geven. Die boodschap neemt het moderamen ter harte! Terugkijkend beseft het we dat dat soms te wensen overliet. Er is echter geen sprake van dat bewust de publiciteit wordt gemeden.

ruimte geven

Het moderamen ziet uit naar het moment waarop het mogelijk is om in alle openheid de
revisieverzoeken met betrekking tot het besluit de kerken ruimte te geven om vrouwen tot de ambten toe te laten, inhoudelijk te bespreken, in aanwezigheid van belangstellenden en pers.

Wie nog eens wil nalezen hoe de synode in alle openheid vergadert, kan terecht op mijn blog van 5 maart 2020. Ook op die weergave levert Pieter Pel in het genoemde artikel van Nader Bekeken stevige, maar in mijn ogen ongefundeerde kritiek.

In alle openheid – over hoe de GKV-synode vergadert

In het plaatselijk kerkblad schrijf ik regelmatig een stukje over de Generale Synode 2020 waar ik naar afgevaardigd ben. Dit artikel gaat over wat er in februari besproken is over de de besluiten die de vorige synode nam over de vrouw in het ambt.

Waarover spraken zij daar op de synode in februari 2020? Over de NGK en over MVEA. Dat klinkt lekker geheimzinnig. Maar dat is het niet. In dit stukje ga ik op het tweede in – MVEA.

Vrouwelijke ambtsdragers – handhaven of herzien?

MVEA staat voor Man-Vrouw-en-Ambt. De synode van 2017 sprak uit dat er twee lijnen zijn in de Bijbel als het om de plaats van vrouwen in de kerk gaat. Volgens de ene lijn mogen vrouwen geen predikant of ouderling worden. Volgens de andere lijn wel. Omdat de plaatselijk kerk volgens het gereformeerd kerkrecht belangrijker is dan een classis of synode, sprak de synode ook uit dat plaatselijke kerken zelf mochten kiezen of ze wel of geen vrouwen toelaten in het ambt. Tegen dat besluit hebben 23 kerken bezwaar gemaakt. Sommigen vonden de tweede lijn onbijbels. Anderen vonden de onderbouwing vóór de vrouw in het ambt te onduidelijk. Nog eens 24 andere kerken hebben ook gevraagd om een betere onderbouwing. Daar moet deze synode serieus mee aan de slag. En dat gebeurt ook. Een commissie van zes synodeleden is er fulltime mee bezig.

Helaas stond er op 28 februari een paginagroot artikel in het Nederlands Dagblad waarin Dick Slump en Pieter Pel als woordvoerders van acht “SRV-kerken” (zoals ze zichzelf noemen: Samenwerkende Revisie Verzoekende kerken) beweerden, dat de synode achter gesloten deuren over dit onderwerp vergaderde en dat de bezwaarde kerken een geheim dokument niet mochten inzien. Dus zou deze synode het wantrouwen alleen maar voeden, dat alles al voorgekookt is en dat ‘de vrouw in het ambt’ gewoon doorgaat.

Wat deze broeders beweren, is volledig onjuist. Alle inhoudelijke besprekingen van de bezwaren tegen de vrouw in het ambt zijn in alle openheid gevoerd. Dat gold voor de zware kritiek van de buitenlandse kerken. Daar heeft het ND uitvoerig verslag van gedaan. Ook de eerste behandeling van de 23 kerken die om revisie vragen en de 24 kerken die om verduidelijking vragen was openbaar, met meer dan 30 belangstellenden uit het hele land op de publieke tribune. Ook de volgende zittingen zullen toegankelijk zijn voor iedereen die de behandeling bij wil wonen.

 Geheime vergaderingen?

Maar er is toch ook achter gesloten deuren over MVEA gesproken? Ja, inderdaad. Eén keer. Dat was op de allereerste officiële vergaderdag van de synode op 22 november. Toen hebben de 32 synodeleden met elkaar doorgepraat over de twee belangrijkste zaken van deze synode: de fusie met de NGK en de besluiten over MVEA. Niet inhoudelijk, maar over de vraag: hoe gaan we deze twee best wel gevoelige onderwerpen behandelen? Als je voor het eerst als 32 vreemden bij elkaar komt, is het best belangrijk om daar heel zorgvuldig over na te denken. En dat gebeurde inderdaad ‘in comité’ – dus zonder dat daar belangstellende kerkleden of journalisten bij waren.

Maar inhoudelijk zijn de synodebesluiten over de NGK en over MVEA + de brieven van 4 kerken over de naderende fusie met de NGK en 47 kerken over MVEA daar niet besproken. Het is dus bijzonder flauw van de woordvoerders van de acht SRV-kerken om paginagroot te beweren dat de synode “te veel achter gesloten deuren” en in “achterkamertjes” vergadert als het om de inhoudelijke bespreking van de MVEA-besluiten gaat.

Geheime dokumenten?

Hoe zit het dan met de klacht dat er een geheim dokument is dat zelfs de bezwaarde kerken niet in mogen zien? Ook die bewering is volledig onjuist. Er is namelijk geen geheim dokument. Er is wel een ‘raamdokument’ dat door de synodecommissie is opgesteld. Daar hebben ze vanaf december heel hard aan gewerkt. Eerst heeft de commissie met alle 23 bezwaarde kerken een gesprek gevoerd. Toen bleek dat acht kerken alleen maar als groep het gesprek wilden aangaan. Ze hebben ook geen gesprek gevoerd, maar een aanvullende nota ingediend, waarin acht woordvoerders de bezwaren die eerst per kerk, en dan ook nog niet eens gelijkluidend, waren ingediend, nog weer in acht punten uitwerkten. Met daarin o.a. de beschuldiging dat het “foute boel” is dat de synode achter gesloten deuren SRV-wagenover MVEA vergadert. Daarna heeft de redactie van het blad Nader Bekeken (waartoe ook sommige woordvoerders behoren) besloten om als SRV-wagen de complete nota bij alle abonnees thuis te bezorgen. Wat moet je van zo’n huis-aan-huis-actie zeggen?

Na de eerste hoorzitting stelde de commissie haar raamdokument op. Dat was een allereerste ruwe versie. Het moderamen besloot om die versie nog niet in de openbaarheid te brengen. Want dan zou iedereen daar wat van vinden, terwijl het op de synode nog niet besproken was. Die keus kun je van wijsheid vinden getuigen, zoals de meerderheid van de synodeleden. Die keus kun je betitelen als ‘koudwatervrees’, zoals de minderheid waar ik ook toe behoorde.

Maar het punt is: dit raamdokument zou aan alle bezwaarde kerken toegestuurd worden in het kader van een tweede hoorzitting met de commissie. Alleen: de woordvoerders van de acht SRV-kerken wilden zelf de agenda bepalen van de tweede hoorzitting. Ze zeiden namelijk: ‘Beste synodecommissie, we willen niet met u spreken over het raamdokument, maar u moet met ons het gesprek aangaan over de inhoud van onze bezwaren.’

Het is dus volstrekt onjuist om te beweren, dat de acht SRV-kerken “een nog geheim dokument” nooit heeft gezien. Men heeft er zelf voor gekozen het dokument niet te wíllen ontvangen. En waarom? Omdat van de 23 kerken die werden uitgenodigd voor een tweede hoorzitting er acht waren, die zeiden: ‘We komen alleen als collectief én we willen zelf bepalen wat er ter sprake moet komen.’ Wat moet je hiervan vinden? Blokvorming binnen het kerkverband? Minachting van een synode die de moeite neemt om met jou in gesprek te blijven?

Volledige openheid!

Hoe dan ook: de twee woordvoerders van de acht SRV-kerken zitten er behoorlijk naast als ze zeggen dat de synode te veel achter gesloten deuren bespreekt en bepaalde dokumenten achterhoudt als het om de behandeling van de bezwaren en vragen van 47 GKV-kerken gaat. Vanaf de eerste vergadering waarin deze brieven behandeld zijn, gebeurde dat in alle openheid. En dat zal zo blijven ook. Dus iedereen is op 23+24 april welkom op de publieke tribune als er verder gesproken wordt over de bezwaren tegen de besluiten over de vrouw in het ambt.

Bye bye Canada & Australia, welcome Chinese Indonesia

De eerste vergaderweek van de Generale Synode van Goes zit erop. Het was de buitenlandweek. Die duurde vier dagen, van dinsdagavond tot zaterdagmiddag. Ruim 20 gasten vanuit heel de wereld waren aanwezig namens 12 kerken uit Australië, Indonesië, Zuid-Korea, India, Sri Lanka, Congo, Zuid-Afrika, Brazilië, Verenigde Staten, Canada en Oostenrijk waren aanwezig, een aantal met hun echtgenotes.

Buitenlandweek foto vergadering wo-moWie afgaat op wat het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad schreven, krijgt de indruk dat het beladen dagen waren, omdat vier buitenlandse kerken zware kritiek op de GKV leverenden vanwege de Man/Vrouw-besluiten. Twee andere kerken uitten ook, maar dan op een wat meer vriendelijke manier, hun bezorgdheid.

En inderdaad, ik vond het een zware, beladen week. Maar gelukkig waren er ook mooie momenten. Die kregen helaas wat minder aandacht in de pers. Als GKV gingen we een zusterkerkrelatie aan met de Geraja Kristus Tuhan (‘Kerk van Christus de Heer’) uit Indonesië. Die kerk is zo’n 100 jaar geleden ontstaan onder Chinezen in onze voormalige kolonie en heeft zo’n 25 jaar geleden de Heidelbergse Catechismus en de Nederlandse Geloofsbelijdenis als belijdenisgeschriften aangenomen. Ze leverden hun bijdrage aan de discussie over de vrouw in het ambt en vertelden over hun jongerenwerk. Ook de inbreng van de kerken uit Noord-Oost-India over hun jongerenwerk en de gesprekken met de broeders uit de andere kerken waren positief en opbouwend. Ook werd er veel gezongen, in het Engels, het Frans, het Indonesisch en in een Papua-taal. Het klonk beslist vrolijker dan het Nederlands Dagblad suggereerde.

GKT foto DomingiusToch hakten de toespraken van m.n. de drie emigrantenkerken uit Canada, Australië en Zuid-Afrika er bij mij wel in. De Canadezen begonnen hun toespraak als volgt: ‘Het is over. Tenminste voor nu. Wij zijn er niet van overtuigd dat u wilt leven en luisteren naar Gods Woord.’  Dus is in 2019 de zusterkerkrelatie met de GKV verbroken, mogen GKV-predikanten niet meer voorgaan in de Canadese kerken en worden GKV-leden niet meer, of alleen na een stevig gesprek, toegelaten tot het Avondmaal. Ook waren de Canadeze afgevaardigden, net als die van Australië, bewust afwezig op donderdagavond in de kerkdienst waarin ds. Mayer uit Oostenrijk voorging en het Avondmaal gevierd werd. Zelfs als gast de kerkdienst bijwonen zonder het Avondmaal mee te vieren was blijkbaar een stap te ver. Extra schrijnend en tamelijk schaamteloos vond ik, dat op het moment dat alle synodeleden en overige buitenlandse gasten samen in Harderwijk in een kerkdienst God loofden en prezen,  de Canadezen in conferentieoord Mennorode, dus op de locatie waar alle gasten vier dagen en nachten door onze kerken ontvangen zijn, uitgebreid met vier predikanten van het in oorsprong schismatieke nieuw-vrijgemaakte kerkverband DGK spraken over mogelijke kerkelijke contacten. En als je dan ook nog hoort dat de Canadeze predikant op de zondagmiddag na de synode zal voorgaan in een kerkdienst van een gemeente van het tweede, eveneens in oorsprong schismatieke nieuw-vrijgemaakte kerkverband GKN, waar ze net als met de GKV geen kerkelijke zusterkerk-relatie hebben, dan geeft dat bij mij een nogal dubbel gevoel.

Ook de Australische bijdrage was nogal pittig. We staan niet meer op hetzelfde fundament, dus als we nog wel over een heleboel dingen samen bijbels denken, is dat net zo toevallig als de overeenkomsten die je als gereformeerd christen kunt hebben met een rooms-katholieke christen. Daar kun je de HERE dankbaar voor zijn, maar dat is geen basis voor kerkelijke eenheid. De Zuid-Afrikaanse bijdrage bestond o.a. uit de wens dat God binnen de GKV toch nog licht mag laten schijnen in de duisternis (een verwijzing naar 2 Petrus 1:19), omdat het profetische woord van God bij ons eigenmachtig wordt uitgelegd (een verwijzing naar 2 Petrus 1:20). Zulke woorden doen pijn.

Ernst Synode 2020Net als de meeste of misschien wel alle synodeleden herken ik me niet in deze zware verwijten. Natuurlijk is het zo dat wij als GKV veranderd zijn. Maar zijn we afgegleden naar onschriftuurlijke leringen? Nemen we Gods Woord niet meer serieus? Belijden we alleen maar op papier dat we bijbels-gereformeerd zijn? En is het zo erg gesteld met ons als kerken, dat we niet meer samen in een kerkdienst Gods Woord kunnen horen en het Avondmaal vieren?

Op de synode maakte ik deel uit van een commissie van vijf synodeleden (de predikanten Boersma, Bruinsma, van Hemmen, van Wijk) die de besluiten van Deputaten Buitenlandse Betrekkingen moest voorbereiden. We hebben alle brieven van de buitenlandse kerken gelezen. We hebben die op ons laten inwerken. We hebben ons afgevraagd en om wijsheid gebeden hoe we daarop zouden moeten reageren. Dat hebben we gedaan, na de bijdragen van zeven buitenlandse kerken, met de volgende woorden, waarin we verwijzen naar de apostel Paulus uit zijn tweede brief aan de Korintiërs en naar Johannes Calvijn:

De apostel Paulus schreef drie brieven naar de gemeente van Korinthe. De enige brief waarvan de Heilige Geest het in zijn liefde en wijsheid niet nodig heeft gevonden de inhoud aan ons bekend te maken noemen we de ´tranenbrief´. Paulus heeft in die brief zijn zorg en ongenoegen geuit over de gemeente van Korinthe.

Toen ik u schreef was ik terneergeslagen en bedrukt en stonden de tranen in mijn ogen. Ik wilde u geen pijn doen, maar u laten weten hoezeer ik u liefheb. (2 Kor.2,4)

Bij onze zusterkerken proeven we dezelfde zorg en dezelfde bewogenheid als bij Paulus. De dankbaarheid die wordt geuit over contacten die er waren en de steun die ontvangen is die in verschillende brieven naar voren komt, getuigen daarvan, evenals de gebeden waarvan we in enkele brieven worden verzekerd. Wij verstaan de teleurstelling en het verdriet van onze zusterkerken in de brieven n.a.v. de besluiten van de vorige synode. Wij zijn ons welbewust van het veranderende klimaat en van de veranderingen in ons denken. Ook wij waren een aantal decennia geleden in oppositie tegen kerken, waar zusters in het ambt toegelaten werden.

Ondanks dat voelen we ons gedrongen een appel op uw kerken te doen om de band met onze kerken niet te verbreken of die te herstellen. We hopen dat deze synode mag de diepe band die ons bindt in Jezus Christus mag laten zien. Dat we kunnen bijdragen aan elkaars vreugde in onze Heer Jezus Christus.

Daarom willen we graag getuigen dat door de synode van 2017 niets bindend aan de kerken is opgelegd. Ook aan geen enkele buitenlandse zusterkerk. Mochten de gronden onder de besluiten aanleiding geven tot een andere conclusie, dan hopen en bidden we dat deze synode de wijsheid geschonken wordt samen met u en alle heiligen in ieder geval deze indruk weg te nemen.  De synode van 2017 heeft ook daarin Paulus willen navolgen: Wij willen niet over uw geloof heersen,  maar juist bijdragen aan uw vreugde. U hebt tenslotte een vast geloof. (2 Kor.1 , 24)

Br. Peter Bakker, de voorzitter van Deputaten BBK, citeerde in zijn toespraak uit de Institutie van Calvijn. Wij zouden daaraan een citaat aan willen toevoegen. Calvijn zegt ook:

“Volgens mij is de zuivere bediening van het Woord en het zuivere gebruik en de zuivere bediening van de sacramenten dus een duidelijk bewijs dat we een gemeenschap waarin die beide aanwezig zijn, veilig als echte kerk kunnen accepteren. De betekenis daarvan gaat zo ver dat we zo’n kerk nooit mogen afwijzen zolang ze die beide dingen vasthoudt. Zelfs al zit ze verder vol fouten.

Sterker nog, er kan zelfs in de bediening van de leer of van de sacramenten een fout sluipen, zonder dat we ons daarom van haar gemeenschap mogen vervreemden. De apostel Paulus zegt: ‘Laten wij daarom, zovelen als er volmaakt zijn, hetzelfde denken. Als jullie iets anders denken, dan zal God jullie ook dat openbaren.’ (Filippenzen 3:15)

Maakt Paulus daarmee niet voldoende duidelijk dat verschil van mening over dingen die niet zo nodig zijn, tussen christenen geen reden mogen zijn om uit elkaar te gaan?

Het is vooral belangrijk dat we het over alles eens zijn. Maar er is niemand die niet gehuld is in een mist van onwetendheid. Daarom kan het niet anders of we moeten onbegrip vergeven in die dingen waarin we onwetend mogen zijn zonder dat we de kern van de godsdienst schenden of ons behoud verliezen.

Maar het is niet mijn bedoeling om hiermee zelfs maar de kleinste dwalingen in bescherming te nemen, alsof ik zou vinden dat die vriendelijk door de vingers gezien zouden mogen worden. Nee, ik bedoel dat we de kerk niet zomaar, om een of ander klein meningsverschil, mogen verlaten. Als in die kerk maar de gezonde leer van ons behoud bewaard blijft, waarin de vroomheid ongeschonden overeind staat. En als de sacramenten er maar gebruikt blijven worden zoals de Heer die heeft ingesteld. En als we dan ondertussen maar ons best doen om te corrigeren waar we ontevreden over zijn, dan doen we onze plicht.” (citaat uit Institutie IV 4.1.12 – vertaling Gerrit Veldman)

Met Paulus zouden wij als commissie willen zeggen: Beginnen we onszelf weer aan te bevelen? Of hebben we net als sommige anderen aanbevelingsbrieven voor of van u nodig? U bent zelf onze aanbevelingsbrief, in ons hart geschreven, maar voor iedereen te zien en te lezen. ( 2 Kor 3 : 1 -4)

We zijn ook van mening niet dat wij onszelf niet opnieuw bij de zusterkerken moeten aanbevelen. Wel zouden we van onze kant graag willen dat we in de nabije toekomst gaan bouwen aan nieuwe en herstelde structuren en verbindingen. Dat onze kansels blijvend voor uw dienaren van het Woord open staan en de maaltijd van de Heer met u blijven genieten. Graag zouden we willen uitspreken dat we wat ons betreft sámen blijven staan op het fundament van Schrift en belijdenis. Zonder vooruit te lopen op de uitkomst van de behandeling van uw brieven en de revisieverzoeken uit de kerken. Dat we samen biddend om de leiding van de Heilige Geest, Gods Woord proberen toe te passen in onze tijd,  dat we daarbij soms tot verschillende conclusies mogen komen.

We willen afsluiten met dit Engelse lied:

Christ is made the sure foundation,

Christ the head and cornerstone,

chosen of the Lord and precious,

binding all the church in one;

holy Zion’s help forever,

and her confidence alone.

 

To this temple, where we call thee,

come, O Lord of hosts, today:

with thy wonted loving-kindness

hear thy people as they pray;

and thy fullest benediction

shed within its walls alway.

 

 

Over christelijke vrijheid, vrouw in ambt en kerkverband (deel 3)

Op 12 juni plaatste het Reformatorisch Dagblad een opiniestuk van mij met als titel Christelijke vrijheid beperkt gezag synode. Ook gaf het RD mijn CGK-collega ds. C.P. de Boer de gelegenheid om een reaktie te geven onder de titel Toelaten van vrouw tot ambt geen middelmatige zaak. Op dat laatste heeft mr. E. Bos uit Capelle aan den IJssel, gepensioneerd officier van justitie en (kanton)rechter, gereageerd. Met zijn toestemming geef ik het hieronder weer.

Geachte ds. de Boer,

Als vrijgemaakt-gereformeerde broeder lees ik met belangstelling ook het Reformatorisch Dagblad. Met name de ontwikkelingen binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken (onze zusterkerken) hebben mijn interesse. Zo ook uw artikel Vrouw in ambt geen middelmatige zaak, een reactie op een eerder artikel van ds. Leeftink uit Assen. Daarover wil ik ondanks de waardering voor de duidelijkheid toch graag enkele opmerkingen maken, omdat er volgens mij hier en daar feitelijke onjuistheden in staan.

In uw artikel gaat u met betrekking tot vrouwelijke ambtsdragers uit van de volgende veronderstelling: ‘Voor- en tegenstanders binnen en buiten de CGK zijn het in elk geval over één punt eens: dit onderwerp raakt direct de vraag hoe wij de Schrift lezen (de hermeneutiek).’

Naar mijn bescheiden mening zijn we het hier niet over eens. Juist in het boek Zonen & Dochters profeteren (2016), waarvan ik een medeauteur ben, wordt getracht op exegetische gronden een pleidooi te voeren voor vrouwelijke ambtsdragers. Die invals­hoek is gekozen omdat het door de Generale Synode van Ede (2014) afgewezen deputatenrapport een her­meneutische inslag had. Overigens is ook het recente boekje van de GKV predikant Pieter Niemeijer Over zwijgteksten, scheppingsorde en Geesteswerk (2018), niet als specifiek hermeneutisch aan te merken.

Verder stelt u ‘Maar de synode van 1996 heeft na jarenlange bezinning uitgesproken dat het standpunt om het ambt voor de vrouw open te stellen onbijbels is. Daarbij is expliciet gesteld dat een andere beslissing om een andere hermeneutiek vraagt.’

Volgens het verslag in het RD heeft de synode echter (met 47 tegen vijf stemmen) uitgesproken dat ‘het standpunt over de vrouw in het ambt dat in de CGK steeds heeft gegolden, schriftuurlijk verantwoord is.’ Ter ver­gadering is door prof. H.G. L. Peels namens de hoogleraren adviseurs nog opgemerkt dat de conclusie van het synodevoorstel over het „schrif­tuur­lijk verantwoorde” standpunt van de CGK inzake de vrouw in het ambt „helder en niet dubbelzinnig” is, maar toch ook iets van een terughou­dendheid laat zien. “Het eigen standpunt wordt duidelijk gemarkeerd, maar niet verabsoluteerd.” Van een radicale afwijzing van de open­stelling van het ambt voor de vrouw was in 1996 volgens dit verslag geen sprake.  Maar mogelijk hebt u in de acta een andere uitspraak gevonden.

Tenslotte stelt u over de omgang met de Schrift in de GKV: ‘Dezelfde hermeneutiek biedt ruimte om klassiek christelijke thema’s, zoals de verzoeningsleer, te bekritiseren, zo bewijzen recente publicaties in GKV-kring.’ Bij mijn weten is de enige publicatie die op dit punt dubieus is afkomstig van de theoloog Reinier Sonneveld, die geen lid is van de GKV maar een eigen (huis)gemeente heeft.

Mocht ik met deze opmerkingen gelijk hebben, dan zou ik het heel erg waarderen als u op deze punten een korte rectificatie en/of toelichting in het RD wilt plaatsen.

Met broedergroet,

Emo Bos

Cc ds Leeftink

Over christelijke vrijheid, vrouw in ambt en kerkverband (deel 2)

Op 12 juni plaatste het Reformatorisch Dagblad een opiniestuk van mij met als titel Christelijke vrijheid beperkt gezag synode.  Ook gaf het RD mijn CGK-collega ds. C.P. de Boer de gelegenheid om een reaktie te geven onder de titel Toelaten van vrouw tot ambt geen middelmatige zaak. In de vorige blog stond mijn artikel. In deze blog vind je het artikel van ds. C.P. de Boer (incl. drie verschrijvingen – maar dat zie je bij een ander altijd scherper dan bij jezelf).

Toelaten van vrouw tot ambt geen middelmatige zaak

De kwestie van de vrouw in het ambt raakt de Schrift en de belijdenis. Met het besluit van de christelijke gereformeerde kerken in Arnhem en Nieuwegein om vrouwen in het ambt te bevestigen, plaatsen deze gemeenten zichzelf buiten het kerkverband.

Om twee redenen heb ik geaarzeld om op het ingezonden stuk van collega ds. Leeftink te reageren. Is het passend om aan de vooravond van de synode via de pers een inhoudelijke discussie te starten? De kerkenraden hebben via de classis en de particuliere synode de afgevaardigden gekozen. Zij hebben de opdracht en het vertrouwen van de kerken om alleen besluiten te nemen die in overeenstemming zijn met Schrift en belijdenis. De kerken verwachten dat de synode bij elk besluit kan zeggen: „Het heeft de Heilige Geest en ons goed gedacht…” (Handelingen 15:28).

Apelleren

Neemt deze bredere vergadering een besluit dat naar de mening van een kerkenraad niet met Schrift en belijdenis overeenstemt, dan heeft deze kerkenraad het recht van appel. Van dat recht maakten recent veel kerkenraden van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) gebruik. Zij appelleerden tegen het besluit van de classis Apeldoorn bij de particuliere synode van het Oosten. De classis Apeldoorn maakte namelijk het kerkenraadsbesluit van Arnhem tot de zijne door Arnhem toestemming te verlenen om het ambt voor de vrouw open te stellen. De classis heeft bij nader inzien zijn besluit herroepen in afwachting van de uitkomst van de komende synode. Arnhem handhaaft zijn besluit tegen het besluit van de classis Apeldoorn en het kerkverband in.

De tweede reden is interkerkelijke verbondenheid. Ik weet mij verbonden met alle kerkverbanden van gereformeerd belijden. Mijn aarzeling om te reageren is vooral ingegeven door collegabroeders uit de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) die door de ontwikkelingen in hun kerkverband in geestelijke nood verkeren. Hun verdriet vanwege het synodale besluit om het ambt voor de vrouw open te stellen, grijpt mij aan. Ik lijd en bid met hen mee. Ik weet dat zij het ingezonden stuk van hun collega Leeftink met veel pijn lezen, omdat hij en meerdere collegae hun geestelijke nood niet (h)erkennen.

Tactvol

Drie redenen gaven voor mij de doorslag om toch te reageren.

De eerste reden is de reactie van collega Lieftink op een verslag van de lezing van prof. dr. Selderhuis (voor de complete tekst zie Ambtelijk Contact jaargang 58 nummer 2). Selderhuis heeft voor CGK-ambtsdragers uiteengezet hoe een gereformeerd kerkverband functioneert.

Leeftink brengt Marnix van Allegonde in stelling tegen Selderhuis. Marnix roept kerkenraden op om middelmatige zaken tactvol te behandelen, zoals de vraag of mannen staand of zittend moeten bidden en een vrouw tijdens de eredienst wel of niet haar hoofd bedekt. Wie de CGK een klein beetje kent, weet dat deze en andere middelmatige zaken al decennia in onze kerken bestaan. Al die tijd proberen we elkaar met moeite vast te houden. Maar de komende generale synode behandelt niet deze onderwerpen, wel een onderwerp van geheel andere orde: de vrouw in het ambt. Voor- en tegenstanders binnen en buiten de CGK zijn het in elk geval over één punt eens: dit onderwerp raakt direct de vraag hoe wij de Schrift lezen (de hermeneutiek).

Vanwege het grote belang van dit onderwerp en het ontbreken van vertrouwen in de komende synode hebben de kerkenraden van de CGK in Nieuwegein en Arnhem besloten om de besluiten van deze vergadering niet af te wachten. Binnenkort worden in Arnhem en Nieuwegein vrouwen in het ambt bevestigd. Met dit besluit hebben deze kerkenraden zichzelf buiten de CGK geplaatst. Zijn en denken deze kerkenraden principieel, dan zoeken ze vanaf nu een ander kerkelijk onderdak. Trekken ze niet de conclusie van hun genomen besluit, dan kunnen de classes Apeldoorn en Utrecht niets anders dan de geloofsbrieven van afgevaardigden van Arnhem en Nieuwegein niet aanvaarden, omdat hun kerkenraden de band met het kerkverband verbroken hebben.

Leeftink vergelijkt in zijn artikel dus appels (middelmatige zaken) met peren (fundamentele onderwerpen). Hij adresseert zijn schrijven trouwens aan het verkeerde adres. Hij zou recht doen aan de huidige situatie wanneer hij de kerkenraden van Arnhem en Nieuwegein zou oproepen om in deze naar zijn oordeel middelmatige kwestie de eenheid met het kerkverband niet te verbreken. Maar hij, ik en wij allemaal weten dat het onderwerp de vrouw in het ambt van een geheel andere orde is dan de vraag of een man wel of niet staand moet bidden.

Onbijbels

De tweede reden waarom ik reageer, is vanwege het vertekende beeld dat Leeftink geeft van de recente CGK-geschiedenis. Hij wekt de indruk dat binnen de CGK de bezinning op het openstellen van het ambt voor de vrouw nog moet beginnen. Maar de synode van 1996 heeft na jarenlange bezinning uitgesproken dat het standpunt om het ambt voor de vrouw open te stellen onbijbels is. Daarbij is expliciet gesteld dat een andere beslissing om een andere hermeneutiek vraagt. Dezelfde hermeneutiek van toen ligt ook ten grondslag aan de synodale besluiten van 2013 en 2016 met betrekking tot pastoraat en homoseksualiteit. Wanneer de synode besluit om het ambt voor de vrouw open te stellen, veegt deze synode de besluiten van voorgaande synodes van tafel.

Verbijstering

Mijn derde reden betreft de recente ontwikkelingen in de GKV. Veel CGK’ers uit de volle breedte zien met verbijstering hoe de laatste GKV-synodes het kerkverband van zijn sokkel (Schrift en belijdenis) hebben getild. De GKV drijven nu weg van Gods Woord. Met het aanvaarden van een nieuwe hermeneutiek heeft de laatste GKV-synode het ambt voor de vrouw opengesteld. Op dit moment baant deze hermeneutiek in de GKV de weg om praktiserende homoseksuele gemeenteleden tot de Avondmaalstafel toe te laten. Dezelfde hermeneutiek biedt ruimte om klassiek christelijke thema’s, zoals de verzoeningsleer, te bekritiseren, zo bewijzen recente publicaties in GKV-kring.

Wie een Schriftgetrouwe hermeneutiek voor een andere inwisselt, houdt uiteindelijk op kerk te zijn. Wij bidden én verwachten dat de komende synode besluit te blijven wat de CGK sinds 1834 en 1892 zijn en naar de toekomst zullen blijven: kerk op grond van Schrift en belijdenis.

Ds. C.P. de Boer is predikant van de christelijke gereformeerde kerk in Sliedrecht Beth-El.

Over christelijke vrijheid, vrouw in ambt en kerkverband (deel 1)

Op 12 juni plaatste het Reformatorisch Dagblad een opiniestuk van mij met als titel Christelijke vrijheid beperkt gezag synode.  Ook gaf het RD mijn CGK-collega ds. C.P. de Boer de gelegenheid om een reaktie te geven onder de titel Toelaten van vrouw tot ambt geen middelmatige zaak. In deze blog volgt mijn artikel. In de volgende blog volgt het artikel van ds. C.P. de Boer.

Christelijke vrijheid beperkt gezag synode

Een synode dient haar plaats te weten. Ze mag alleen maar bindend opleggen wat evident Bijbels is. Voor het overige kan ze slechts de plaatselijke kerken adviseren. Dat geldt bijvoorbeeld inzake gemeenten met belijdende zusters in de ambten.

„Paulus gebiedt dat mannen God zullen aanroepen met uitgestrekte handen en een ontbloot hoofd. Maar wanneer ik met aandacht tot God kan bidden met een bedekt hoofd en zonder uitgestrekte handen, en toch de eerbied en de orde in de gemeente niet verstoor, voorwaar, ik ben aan zo’n voorschrift niet gebonden.” „Voorwaar, het is een voorschrift van Paulus dat vrouwen hun hoofd behoren te bedekken, en toch zou het tegen de christelijke vrijheid ingaan, wanneer men alle volken en iedereen persoonlijk daar zo aan binden wil, alsof het niet anders geoorloofd was.” Deze zinnen vloeiden in 1568 uit de pen van Marnix van Sint Aldegonde. Hij schreef dit in zijn advies aan de kerkenraad van de Nederlandse vluchtelingengemeente in London. Daar was sinds 1564 grote onenigheid over de verplichting om altijd twee getuigen aanwezig te laten zijn bij het dopen van een kind. De zaak escaleerde en diverse pogingen om de vrede te herstellen, mislukten.

Om aan deze Wingense Twisten (zoals de kwestie inmiddels heette) een einde te maken, gaf de Londense kerkenraad in maart 1568 een brochure uit. De voornaamste conclusie was: „Een kerkenraad heeft van Christus het gezag ontvangen om bindende besluiten te nemen in alle zaken die tot opbouw van de gemeente dienen. De christelijke vrijheid onderwerpt zich daar graag aan.” De kerkenraad stuurde deze brochure ter goedkeuring naar verschillende kerken. Marnix van Sint Aldegonde reageerde namens de kerkenraad van Emden. Zijn oordeel was vernietigend. Dat kwam, aldus Marnix, omdat de kerkenraad van Londen op het belangrijkste punt helemaal de mist inging.

Nooit bindend

Volgens Marnix mag een kerkenraad nooit bindende voorschriften aan de gemeente opleggen in zaken die niet direct uit Gods Woord voortvloeien; dan gaat men heersen over de gewetens van de gelovigen. Marnix wijst op de gebruiken van de Oude Kerk, zoals olie in de doop, afbeeldingen van het kruis en feest- en vastendagen. Die zaken kwamen op uit een te respecteren verlangen naar een goede orde in de gemeente. Maar toen het een gebod werd en de kerk gehoorzaamheid eiste, ontaardde het in tirannie over de gewetens.

Hoe moet je dan wel met kerkelijke regels omgaan? Volgens Marnix moeten we altijd blijven kijken naar het doel van een bepaling. Als je de bedoeling daarvan kunt nakomen zonder je aan de letter daarvan te hoeven houden, mag niemand zo’n regel bindend opleggen. Anders wordt de christelijke vrijheid beperkt door menselijke voorschriften. Marnix staaft zijn gevoelen over de christelijke vrijheid onder andere met Handelingen 15:10 en 28, Romeinen 14, 1 Korinthe 8 en Kolossenzen 2:16-23.

Marnix is scherp in zijn analyse van wie de oorzaak is van de grote onenigheid in de Londense kerkelijke gemeente. Dat zijn niet de kerkleden die van hun christelijke vrijheid gebruik willen maken, maar dat is de kerkenraad! Die wil met gezag andere mensen binden in vrije zaken.

Vrede

Voor synodes gelden dezelfde richtlijnen, want die hebben dezelfde bevoegdheid over gemeenten als een kerkenraad over gemeenteleden, aldus Marnix. Ook een synode mag alleen bindende besluiten nemen over zaken die rechtstreeks voortvloeien uit Gods Woord of er direct mee samenhangen. Het belangrijkste motief van Marnix is de liefde, de eenheid en de vrede, die Christus ons oplegt. Dan plaatsen we een ander niet meteen buiten Christus, als hij het niet in alles met ons eens is. Als christen mag je blijven staan in de vrijheid die Christus met Zijn bloed voor jou verworven heeft.

In 1568 gaf Marnix, als een van de initiatiefnemers van de eerste Nationale Synode (1571), aan op welke manier plaatselijke kerken gebonden zijn aan de uitspraken van een synode: Vraag je bij elk besluit af wat het doel ervan is, want daar ben je aan gebonden. Kijk vervolgens naar de uitvoering ervan: kun je het doel nakomen zonder je aan de letter van dat besluit te houden? Zo ja, gun elkaar de ruimte om elk op eigen manier invulling te geven aan het principe dat achter zo’n kerkelijke uitspraak ligt.

Het hartstochtelijk pleidooi van Marnix om de christelijke vrijheid te onderhouden, is actueel. Volgens velen verkeren zowel de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) als de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) in een crisis. Een van de ‘oplossingen’ wordt gezocht in het elkaar houden aan landelijke synodebesluiten. Prof. dr. H. J. Selderhuis stelde op de CGK-ambtsdragersdag dat „een kerk die zich bewust niet houdt aan afspraken die samen met anderen gemaakt zijn, zich feitelijk buiten het kerkverband plaatst.” Marnix zou hem dat niet nagezegd hebben. Het kerkverband is volgens het gereformeerde kerkrecht niet het hoogste orgaan met plaatselijk een aantal afdelingen, zoals in het hervormde en protestantse kerkrecht het geval is. In het gereformeerde kerkrecht is het kerkverband niet bindend, maar verbindend. Er is voor plaatselijke kerken altijd ruimte geweest om in christelijke vrijheid een eigen afweging te maken.

Ruimte gunnen

Daarom zou, om een precair onderwerp te noemen, de komende CGK-synode ook de CGK-NGKGKV-samenwerkingsgemeentes ruimte moeten gunnen, als het gaat om het toelaten van belijdende zusters in de ambten. Anders sluipt er hiërarchie in het kerkelijk systeem: de synode regeert. Wanneer een eenmaal gezamenlijk genomen besluit alleen door een nieuwe synodale uitspraak weer in de vrijheid van de kerken gegeven kan worden, krijgt de traditie een gelijke plaats naast Gods Woord. Een gereformeerd kerkverband krijgt dan roomse trekjes, terwijl het juist, zoals prof. dr. Selderhuis ook zelf aangeeft, een hulpmiddel is ten dienste van de plaatselijke gemeente.

Dus dient een synode haar plaats te weten. Ze mag alleen maar bindend opleggen wat evident Bijbels is. Voor het overige kan ze slechts de plaatselijke kerken adviseren met de wijsheid die ze van Christus ontvangen heeft. Maar als die adviezen in beton gegoten worden, ontneemt het kerkverband de plaatselijke kerken hun christelijk vrijheid en brengt ze die in gewetensnood. Het medicijn hiertegen is een scheutje meer Marnix.

Drs. L.E. Leeftink is predikant van de gereformeerde kerk (vrijgemaakt) in Assen-Peelo en afgestudeerd op de kerkrechtelijke opvattingen van Marnix van Sint Aldegonde.