Het Wilhelmus in de kerk – prima gewoonte of ‘Wel-heel-mis’?

Als het een beetje meezit, zingen we twee weken achter elkaar de bekende twee verzen van het Wilhelmus in de kerk. Op 30 april vanwege Koningsdag. En op 7 mei omdat we op 5 mei de bevrijding van Nederland vieren. We laten daarmee zien dat we als christenen blij zijn met onze zelfstandigheid als Nederland, met onze monarchie als staatsvorm en met de herwonnen vrijheid na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog.

In het Nederlands Dagblad wordt de bijna jaarlijkse discussie gevoerd over hoe zinvol de gewoonte is om het Wilhelmus aan het eind van de kerkdienst te laten zingen (als slotzang of meteen na de handdruk – voor sommigen een belangrijk onderscheid, maar voor mij lood om oud ijzer, want het Wilhelmus staat gewoon als Gezang 708 in het Liedboek en mag dus vrijuit in de eredienst gezongen worden).

De argumenten zijn al jaren hetzelfde. De een vindt het taalgebruik echt te ouderwets (‘vrij onverveerd, Hispanje’). De ander vind het een te nationalistisch volkslied dat je niet meer met goed fatsoen kunt zingen nu de Nederlandse kerken zoveel leden die uit andere landen afkomstig zijn kennen. Nummer drie vindt vers 1 teveel op persoonsverheerlijking van de vader des vaderlands gericht, maar zingt vers 6 uit volle borst mee. En soms hoor je ook de opvatting dat je als christen je aardse nationaliteit niet zo moet promoten, omdat we burgers van het hemels koninkrijk zijn.

Al deze argumenten bij elkaar opgeteld laten zien dat een steeds groter deel van de kerkgangers (volgens mij nog lang niet de meerderheid trouwens) moeite met het Wilhelmus. Dus moeten we het als kerk niet meer willen, die verplichte twee coupletten van het Wilhelmus.

Persoonlijk hecht ik veel waarde aan het zingen van het Wilhelmus aan het eind van de kerkdienst. Als je dat 1x (rond 27 april) of 2x (ook nog rond 5 mei) doet, kun je dat onmogelijk een foute vorm van nationalisme noemen. Want waarom zingen we in de kerk het Wilhelmus?

Toen het ND in 2012 dit ook al aan de orde stelde, kwam Johan van Veen op voor het goed recht om dit te doen in zijn blog Tot God wilt u begeven. Hij noemt daarvoor twee redenen die ik volledig deel:  “In de eerste plaats is het zingen van het Wilhelmus een uitdrukking van respect voor de overheid en een publieke erkenning van haar gezag. (…) Vervolgens wordt door het zingen van het Wilhelmus ook de verbondenheid van de kerk met de maatschappij tot uitdrukking gebracht.”

Iets minder lang geleden, toen in 2019 de discussie opnieuw losbrak, reageerde oud-ChristenUnie-leider Gert-Jan Segers op Twitter als volgt: “We maken toch niet alleen deel uit van een geloofsgemeenschap, maar ook van een nationale gemeenschap van mensen met wie historie, taal, rechtsstaat en cultuur delen? Wat is er – zolang het geen nationalisme wordt – mis mee om daar dankbaar uiting aan te geven?”

En vorig jaar nog gaf historicus George Harinck in het Nederlands Dagblad aan, waarom je juist wel prima het Wilhelmus in de kerk kunt zingen: “Ons volkslied geeft de juiste verhouding aan: de natie hoog houden, maar bovenal Gods recht betrachten en dus de tirannie in Europa verdrijven. Er is daarom geen betere plek om het Wilhelmus te zingen dan in de kerk.”

Om er nog even wat dieper op in te gaan: of je nu een hartelijk voorstander van de monarchie bent of diep in je hart liever een republiek hebt – uiteindelijk is iedere staatsvorm door mensen bedacht. Wat dat betreft hou ik het persoonlijk liever bij onze mengvorm van monarchie en democratie. Onze staatsvorm kennen we al eeuwenlang en heeft z’n waarde bewezen. Daardoor heerst  er in ons land een verbondenheid die je in republieken als Frankrijk en Italië niet ziet. En in ons land heb je geen macho-mannetjes als Trump, Poetin of Erdogan die als premier en president zichzelf koning wanen, waardoor ze de tegenstellingen in het land alleen maar vergroten.

Hoe mensen de inrichting van hun staat ook vorm geven, uiteindelijk is de overheid als instantie door God gegeven. Zo staat het bv. in 1 Petrus 2 vers 13-14: Erken omwille van de Heer het gezag van de bestuurders die door de mensen zijn aangesteld: van de keizer, de hoogste autoriteit, en van de gouverneurs, die hij heeft afgevaardigd om misdadigers te straffen en om te belonen wie het goede doen. En dan zegt Petrus erbij, in vers 16: Leef als vrije mensen, en verschuil u niet achter uw vrijheid om u te misdragen, maar handel als dienaren van God. Dat vind ik een mooie opdracht voor ons als christenen in Nederland. We zijn vrij, in Christus én we leven in een vrij land, onder een democratisch gekozen regering en onder een goed functionerend koningshuis. Die dubbele vrijheid  geeft verplichtingen naar alle kanten toe, laat Petrus weten in vers 17: Houd iedereen in ere, heb uw broeders en zusters lief, heb ontzag voor God en eerbiedig de keizer.

Respekt voor de door God gegeven overheid komt ook tot uiting door op de zondag na een publieke nationale feestdag het volkslied te zingen. Wanneer je dat niet wilt omdat we als christenen burgers van een hemels koninkrijk zijn, gaat daar de suggestie van uit dat we ons als christenen moeten losmaken van de aardse werkelijkheid. Vroeger noemde men dat in de milde vorm de twee-rijken-leer van Luther en leidde dat in z’n radicale vorm tot doperse wereldmijding. Terwijl in de Bijbel zowel Jezus onze Heer (Markus 12:17) als Paulus (Romeinen 13:1) als Petrus (zie hierboven) laten weten dat Gods kinderen ook het gezag van de overheid dienen te accepteren en respecteren als een door God gegeven werkelijkheid.

Als christen heb ik dus niet alleen maar Christus als Hoofd in de hemel, want tegelijk plaatst Hij ons met beide benen op de grond van de wereld waarin we leven. Dus is er in mijn ogen niks mis mee om 1x of 2x per jaar ons gebed voor de overheid en onze dank voor de vrijheid waarin we leven, gepaard te laten gaan met het meest christelijke volkslied dat er waarschijnlijk bestaat, zoals zowel uit het bekende vers 6 mag blijken als uit het bijna niet meer gezongen vers 14.

Oorlof, mijn arme schapen, die zijt in grote nood,

uw herder zal niet slapen, al zijt gij nu verstrooid!

Tot God wilt u begeven! Zijn heilzaam woord neemt aan!

Als vrome christen leven, ’t zal hier haast zijn gedaan!

Gewone Catechismus – leerhuis op zondagmiddag

In veel kerken wordt geen zondagmiddagdienst meer gehouden. Soms was die dienst al afgeschaft voor de coronatijd, maar veel kerken houden sinds de crisis geen middagdienst meer en die zal in de meeste gevallen ook niet terugkeren. Maar daardoor verdwijnt er wel een deel van de geloofstoerusting. Daar wilden de predikanten van de Gkv in Assen-Peelo en de vGK van Assen iets aan doen.

Leerhuismiddagen

Van oudsher waren de zondagmiddagdiensten bedoeld als leerdiensten. Vroeger werden ’s middags in elke kerk zogenaamde catechismuspreken gehouden. De Heidelbergse Catechismus bestaat uit precies 52 zondagen. Zodoende kon je als predikant in een jaar alles behandelen. In een deel van de kerken die nog middagdiensten houden, preekten de dominees voor de crisis nog steeds uit de catechismus, en soms is dit na de zomer hervat. Maar een ander deel hield geen middagdiensten meer of vulde de middagdienst op een andere manier in.

Ds. A. van Harten-Tip, predikant van Oase en ds. L.E. Leeftink, predikant van het Noorderlicht hebben gemerkt dat er bij hun gemeenteleden wel behoefte is aan geloofstoerusting. In het verleden gaven zij gezamenlijk cursussen n.a.v. de boekjes van ds. J. Klapwijk Het goede nieuws van het Oude Testament en Beter nieuws uit het Nieuwe Testament.

Even ter verduidelijking: Oase is de voortgezette Gereformeerde Kerk (vGK), ontstaan in 2004. Door een fusie van een aantal kerken ontstond de PKN. Een klein deel van de gereformeerde kerken ging niet mee in de fusie en zo ontstond de vGK. In Assen is mevrouw ds. van Harten-Tip voorganger van deze kerk, die de naam Oase draagt. Het Noorderlicht is de GKv in Assen-Peelo, waarvan ds. Leeftink voorganger is.

Ds. van Harten en ds. Leeftink bedachten het plan om eens in de drie weken zogenaamde leerhuismiddagen te houden. De zondag, als opstandingsdag van onze Heer, is bij uitstek de dag om in alle rust samen te komen om te groeien in het geloof, vonden zij.

Gewone Catechismus

Zij wilden dit doen aan de hand van een in mei 2019 verschenen boekje met de titel Gewone Catechismus. Het boekje is geschreven door de theologen Arnold Huijgen (CGK), Theo Pleizier (PKN – Ger. Bond) en Dolf te Velde (GKv). Zij zijn alle drie hoogleraar aan de theologische universiteiten in  respectievelijk Apeldoorn, Groningen en Kampen.

De Gewone Catechismus (GC) is geen hedendaagse vertaling van de Heidelbergse Catechismus, maar de GC verwoordt in 100 vragen en antwoorden de inhoud van het christelijk geloof op een hedendaagse manier. De auteurs willen bijbelgetrouwe christenen van vandaag helpen hun geloof te begrijpen, leren verwoorden en vanuit dat geloof te leven.

De insteek is anders dan bij de HC, maar alle onderwerpen daaruit komen wel aan bod. De rode draad in de GC is ‘geluk’, uitgelegd in drie delen: 1. God de Vader – vertrouwen en gebed, 2. Jezus Christus – volgen en gebod, 3. De Heilige Geest – kerk en avondmaal.

Voor de kerkbode wilden de beide predikanten graag iets vertellen over de leerhuismiddagen, die inmiddels gestart zijn. De toegang is uiteraard gratis en belangstellenden kunnen nog steeds gewoon inhaken. Het tot nu toe gebruikte cursusmateriaal (en het vervolg, na iedere bijeenkomst), dat bestaat uit de Powerpoint presentatie, handouts, gespreksvragen en een leesrooster, is te vinden op de website van Oase. Het cursusmateriaal is vrij te gebruiken voor bijvoorbeeld bijbelstudiegroepen.

De GC wordt door ds. Leeftink niet gebruikt bij de catechisaties voor de jeugd, maar is er zeker geschikt voor. Er zou dan wel lesmateriaal bij gemaakt moeten worden.

Ds. van Harten gebruikt het boekje voor de volwassenencatechese.

Hoe verlopen deze zondagmiddagen over de Gewone Catechismus?

Ds. Leeftink legt het uit. ‘De opzet in volgorde is: samen zingen, bijbellezen, gebed, uitleg en toelichting, groepsbespreking (30 min.), plenaire bespreking, gebed, collecte bij de uitgang. Vooraf wordt een handout uitgereikt. Daarop staan gespreksvragen voor de groepsbespreking en een leesrooster voor de verwerking thuis. De liederen, het bijbelgedeelte en de hoofdpunten staan op de beamer. De bijeenkomsten duren gemiddeld vijf kwartier. Een uur, zoals oorspronkelijk de bedoeling was, bleek te kort. Er was te weinig tijd om een goede bespreking te houden. En dat is juist wat erg gewaardeerd werd, het onderlinge geloofsgesprek. Bij de cursussen over het OT en NT ging het meer om kennisoverdracht (zonder bespreking in groepjes), maar bij de leerhuismiddagen geven de gesprekken een stukje verdieping. Dat is een mooie ontwikkeling. De eerste keren waren er tussen de 20 en 30 personen.’

Ds. van Harten verwacht dat er meer mensen zullen aanhaken wanneer het weer gewoner wordt om kerkdiensten te bezoeken. Tot nu toe was men voorzichtig met groepsactiviteiten.

Maar gezien de ontwikkelingen in de coronacrisis denk ik zelf dat mensen misschien toch weer terughoudend zullen zijn. Iedereen is evenwel van harte welkom op de zondagmiddagen:

9 jan.              deel 6              Bidden (GC 31-36)   

30 jan.            deel 7              Het volmaakte gebed (GC 37-46)

20 feb.            deel 8              Jezus – de weg tot God (GC 47-54)

13 mrt.            deel 9              Jezus – de waarheid en het leven (GC 55-62)      

3 apr.              deel 10            God liefhebben – wet I (GC 63-70)

24 apr.            deel 11             Je naaste liefhebben – wet II (GC 71-77) 

15 mei             deel 12            De Heilige Geest (GC 78-83)         

12 juni deel 13            De kerk (GC 84-93)

3 juli               deel 14            Het Avondmaal (GC 94-100)

(de eerste vijf bijeenkomsten zijn reeds geweest, zie op de genoemde website)

Mensen die komen, zijn dat vooral kerkleden die graag op zondagmiddag ook naar de kerk gaan, of gaat het om het onderwerp?

Ds. Leeftink denkt het laatste. ‘Veel deelnemers vinden het fijn dat het juist op de zondagmiddag is, want dat geeft een goede invulling aan de zondag. In veel kerken in de regio Assen is de middagdienst na afschaffing (nog) niet weer opgestart. Toch kregen we ook een reactie van een echtpaar, dat meedeed aan de doordeweekse cursussen over de boekjes van ds. Klapwijk, dat ze het jammer vinden dat het nu op zondagmiddag is. Want in hun kerk worden nog wel twee kerkdiensten per zondag gehouden en die moeten ze dan verzuimen.’

Werden er in jullie kerken voor de coronaperiode op zondagmiddag altijd catechismuspreken gehouden?

MaasStee – waar vGKN Oase zondags samenkomst

In beide kerken gebeurde dit af en toe, niet regelmatig. Ds. van Harten vertelt ook waarom. ‘Wij hebben geen eigen kerkgebouw. Onze ochtenddiensten vinden plaats in de MaasStee. Dat is een accommodatie, een soort wijkgebouw, in de Asser wijk Pittelo. Wij hebben alleen middagdiensten wanneer we in de Bethelkerk (CGK) of in woonzorgcentrum ArendState terecht kunnen.’

Ds. van Harten en ds. Leeftink hebben met veel plezier deze leerhuismiddagen en de cursussen over het OT en NT georganiseerd. Ze gaan daarom zeker kijken of er in de toekomst meer mogelijk is. Ds. van Harten vindt het mooi om te merken dat mensen blij en enthousiast worden van het schatgraven in de Bijbel. Herhaling is zeker de moeite waard. Te meer omdat in veel kerken de zondagmiddagdiensten niet weer terugkeren. Dat zou bijvoorbeeld ook kunnen door samenwerking met meer Asser kerken. Te denken valt aan leerdiensten, jeugddiensten, praisediensten.

Er wordt na de leerhuismiddagen ook een collecte gehouden. Waar is die voor?

Ds. van Harten vertelt daarover. ‘Na de bijeenkomst is er een, uiteraard vrijwillige, deurcollecte voor SORSA: Stichting Ondersteuning Reformatorisch Studiecentrum Afrika. Dat is een mond vol, maar het werk dat hiervoor in Pretoria wordt gedaan verdient dat. Het is een initiatief van een Zuid-Afrikaanse predikant die om gezondheidsredenen de deur letterlijk niet meer uit kan. Hij heeft ermee geworsteld hoe dit gegeven past bij zijn roeping als predikant. Het antwoord dat hij kreeg was dat hij andere predikanten en voorgangers zou kunnen toerusten.

Hij is begonnen bijbelgetrouw studiemateriaal te verzamelen en beschikbaar te stellen voor de vele voorgangers in Zuid-Afrika die, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederlandse predikanten, niet de beschikking hebben over een flinke bibliotheek met theologische boeken. Dit werk is explosief gegroeid. Er is een enorme bibliotheek ontstaan waar mensen, ook digitaal, terecht kunnen. Er zijn tevens preekschetsen beschikbaar. Van deze laatste mogelijkheid wordt nu al meer dan 10.000 keer per maand gebruik gemaakt. De gebruikers wonen allang niet meer alleen in Zuid-Afrika. Wereldwijd weten voorgangers en predikanten de website te vinden. Er is een groot aantal vrijwilligers actief in en voor dit studiecentrum, en voor de continuïteit zijn er ook een aantal betaalde krachten aangenomen. Zo heeft de Here God iemands beperking gebruikt als een ongekende mogelijkheid.

Omdat wij ons tijdens de leerhuismiddagen verdiepen in het Woord van God leek het ons een passend collectedoel. Op die manier steunen we de verspreiding van het Evangelie, waar wij zo dankbaar voor zijn.’

Voor meer informatie, zie www.refstudycentre.com. Aanmelden als supporter kan door middel van een mail aan stichtingsorsa@gmail.com.

Het Noorderlicht – kerkgebouw van GKV Assen-Peelo

Artikel met toestemming overgenomen uit Gereformeerde Kerkbode Groningen – Fryslân – Drenthe, nr. 16, 20 november 2021. Interviewer: Janny Kremer. Oorspronkelijke titel: Leerhuis Peelo

Wie wil rekening houden met wie als we weer ’gewoon’ naar de kerk mogen?

De Volkskrant – zaterdag 18 september 2021

Het Nederlands Dagblad plaatste op 18 september dit artikel van mij onder de kop Niet-gevaccineerde zal ook iets moeten doen. Zelf had ik als kop Maatwerk voor kerkbezoek – voor wie? als kop voorgesteld. Ik wil graag uitleggen waarom ik dit artikel geschreven heb. Nu de 1½ meter opgeheven wordt moeten we met elkaar rekening houden. In de meeste kerken komt er geen corona-check bij de ingang. Dat is een tegemoetkoming aan de niet-gevaccineerden. Tegelijk zijn er vermoedelijk best wel veel kerkgangers die zich zorgen maken over de kans op besmetting door niet-gevaccineerden. Die angst is reëel, liet een onderzoek in De Volkskrant van 18 september zien: vaccins voorkomen veel besmettingen (zie bijgaande grafiek). Die angst kun je als kerk wegnemen  door van de niet-gevaccineerden te vragen of ze zich vrijwillig bij de GGD of thuis willen laten testen. Ik ben ervan overtuigd dat veel niet-gevaccineerden graag aan dat verzoek willen voldoen om hun mede-kerkleden een veilig gevoel te geven.  Als er dan toch nog kerkleden zijn die helemaal geen actie willen ondernemen, mag van hen gevraagd worden om vrijwillig afstand te houden en in een gedeelte van de kerkzaal te gaan zitten waar de 1½ meter nog wel geldt.

Ik veroordeel dus niemand die zich wel of niet laat vaccineren. Ik vraag alleen of christenen die een stevige eigen mening over de zin van vaccinatie hebben, bereid zijn om zelf een klein offer te brengen door niet maximale vrijheid voor zichzelf op te eisen, maar door een stap richting hun bezorgde mede-christenen te doen. Wat wil je nou liever? Dat die ander thuis blijft of dat je samen weer naar de kerk kunt?

Tot zover de inleiding. Nu volgt de volledige tekst van het artikel.

Na 1½ jaar laat de regering vanaf 25 september de anderhalvemetermaatregel los. In plaats daarvan komt er een verplichte toegangscontrole voor evenementen en in horeca-gelegenheden. Die coronapas is niet verplicht voor winkels, musea én kerken.

Met een enthousiaste plaatje erbij gaf het Dienstencentrum van de CGK aan, wat dit vanaf zondag 26 september voor de kerkdiensten (incl. jeugdwerk en kinderclubs) betekent. Men raadt een toegangscontrole bij de ingang van de kerk af. Wat mij betreft is dat terecht.

Maar wat doe je als kerk wanneer je weet dat bijna 15% van de bevolking zich niet heeft laten vaccineren? Als je geen corona-check bij de ingang wilt, laat je dan gevaccineerden en niet-gevaccineerden kris-kras door elkaar laten zitten in de kerkdienst? Of zoek je naar andere mogelijkheden?

Dat laatste adviseren de dienstencentra van CGK en van GKV/NGK: “De kaders zijn helder. Binnen die kaders kan elke gemeente de mogelijkheden onderzoeken voor herstel van de gemeenschap rond Gods Woord. Niet door een strikte toepassing van wel of niet 1,5 meter, maar door in liefde rekening te houden met elkaar.”

Ik had verwacht dat deze keer van de niet-gevaccineerden gevraagd zou worden om zoveel mogelijk rekening te houden met de meerderheid van kerkgangers binnen GKV en NGK en ook binnen een groot deel van de CGK door bijvoorbeeld de morele oproep om eerst op de zondagmorgen thuis een zelftest te doen, of anders te gaan zitten in een gedeelte van de kerk waar nog wel de 1,5 meter afstand gehouden worden. Dat laatste kan gemakkelijk: neem het rechtervak of de achterste vijf rijen.

Tot mijn verbazing komt men onder het kopje Ruimte en veiligheid tot een tegenovergesteld advies: laten kerken “in de kerkzaal ruimte reserveren voor leden die graag naar de kerk willen komen, maar ook de 1,5 meter nog in acht willen nemen.” Men voegt daar nadrukkelijk (bij de CGK in cursieve letters) aan toe: “Voor alle duidelijkheid: het gaat dan niet om een vak voor ongevaccineerden of voor mensen met een negatief testbewijs. Maar het is ruimte waar mensen, die zich anders niet veilig voelen in de kerk, hun plek kunnen innemen.” 

Ik vind dit de omgekeerde wereld. Als er gemeenteleden zijn die zich, om wat voor reden dan ook, niet willen laten vaccineren, maar toch graag naar de kerk willen, mag je juist van hén vragen of ze zich van te voren vrijwillig op corona laten testen, voordat ze zich onder al die andere gemeenteleden begeven. En als ze zelfs dat niet willen, mag je juist van hén vragen om op dezelfde manier in de kerk te zitten als vóór de afschaffing van de anderhalvemeterregel, nl. in een vak of op een rij waar je gepaste afstand van elkaar houdt.

Wie zelfs bij dat laatste zegt: ik wil gewoon tussen iedereen inzitten, want anders word ik in mijn vrijheid beperkt, heeft volgens mij weinig begrepen van de woorden van Paulus: Laat onder u de gezindheid die Jezus Christus had. Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen, maar ook die van de ander.

In de samenleving voert de regering weloverwogen de coronapas in om een tweedeling te voorkomen. Zonder die check zouden kwetsbaren zich nog steeds niet in de samenleving durven begeven en wordt hún vrijheid ingeperkt, zei minister de Jonge. Een CDA-kamerlid merkte tijdens het debat op, dat het niet zo kan zijn dat 16 miljoen mensen beperkingen moeten accepteren omdat 1,8 miljoen mensen zich niet laten vaccineren.

Vreemd dat dan in de kerk het omgekeerde wordt voorgesteld: iedereen mag weer gewoon naast elkaar zitten en we leggen niet-gevaccineerde kerkgangers die zich ook niet willen laten testen geen enkele beperking op. Wel zetten we die gemeenteleden apart die er moeite mee hebben om naast iemand te zitten die alleen maar aan zichzelf denkt.

Ik zou eerder zeggen: regel iets voor die personen die zich niet hebben laten vaccineren en zich ook niet op corona willen laten testen. Als ze echt de gezindheid van Jezus Christus hebben, zullen ze blij zijn dat er geen verplichte corona-check is, maar dat ze nog steeds welkom zijn onder dezelfde voorwaarden als vóór 25 september, nl. door zelf op gepaste afstand in de kerk plaats te nemen.

Immers: iedereen heeft de vrije keus in de beperkingen die men zichzelf oplegt.

Wentel die beperkingen in de kerk niet op anderen af, zou ik zeggen.

De ‘Gewone Catechismus’ op 14 zondagmiddagen in Assen (12-09-21 t/m 03-07-22)

In het seizoen 2021-2022 willen we graag, Deo Volente, 1x in de drie weken een ‘leerhuismiddag’ over de Gewone Catechismus houden.

In onze eigen kerkelijke gemeente (vGK Oase en GKV Het Noorderlicht) wordt geen wekelijkse middagdienst -meer- gehouden. De meeste andere kerken in Assen e.o. hebben sinds maart 2020 vanwege de corona-crisis ook geen tweede kerkdienst meer gehouden.

Hierdoor verdwijnt voor een groot deel de geloofstoerusting. Veel gemeenteleden verlangen daar wel naar, hebben we in de afgelopen jaren ervaren bij de zgn. Klapwijk-cursussen. Verder vinden we het waardevol om juist op de zondag als de opstandingsdag van onze Heer Jezus Christus in alle rust als gelovigen bij elkaar te komen om te groeien in het liefhebben en beter kennen van onze hemelse God en Vader.

De Gewone Catechismus (GC) is in mei 2019 verschenen. De schrijvers zijn de theologen Arnold Huijgen (CGK), Theo Pleizier (PKN – Geref. Bond) en Dolf te Velde (GKV). Ze zijn alle drie hoogleraar of universitair (hoofd)-docent aan hun theologische universiteit in Apeldoorn, Groningen en Kampen. De GC verwoordt in 100 vragen en antwoorden de inhoud van het christelijk geloof op een hedendaagse manier. Zo helpt ze bijbelgetrouwe christenen hun geloof voor deze tijd opnieuw te verwoorden en inspireert hen om vanuit dat geloof te leven.

Qua opzet en structuur heeft de GC een andere insteek dan de Heidel-bergse Catechismus, al komen alle onderwerpen wel aan bod. De rode draad in de GC is ‘geluk’. In drie delen wordt uitgelegd wat het echte ‘geluk’ is en bij Wie het te vinden is, nl. 1/ God de Vader – vertrouwen – gebed; 2/ Jezus Christus – volgen – gebod; 3/ De Heilige Geest – verwachten – kerk en avondmaal.

Bij de 14 ‘leerhuismiddagen’ denken we aan bijeenkomsten van ongeveer een uur die er zo uitzien:

  • Opening met een lied + gebed + bijbellezing
  • Lezing van ± 20-25 minuten door ds. Van Harten of ds. Leeftink
  • Bespreking in groepen n.a.v. gesprekpunten (± 15-20 minuten)
  • Plenaire rondvraag (± 5-10 minuten)
  • Afsluiting met lied en gebed

Het verdient aanbeveling om vooraf de gedeeltes uit de GC als voorstudie te lezen. Tijdens de bijeenkomst worden een handout van de lezing en de gespreksvragen uitgereikt. Tijdens de bespreking is er koffie en thee. Na afloop is er een collecte voor een goed doel.

Zondagmiddagen + Thema’s:

12 sep  1/ Geluk + Troost  (GC 1-5) 

3 okt.   2/ De doop (GC 6-12)           

31 okt. 3/ Wat is geloven (GC 13-17)

21 nov. 4/ De Drie-Eenheid   (GC 18-23)

12 dec. 5/ God, Vader en Schepper (GC 24-30)

9 jan.   6/ Bidden (GC 31-36)

30 jan. 7/ Het volmaakte gebed (GC 37-46)

20 feb.  8/ Jezus – de weg tot God (GC 47-54)

13 mrt. 9/ Jezus – de waarheid en het leven (GC 55-62)  

3 apr.   10/ God liefhebben – wet I (GC 63-70)      

24 apr. 11/ Je naaste liefhebben – wet II (GC 71-77)       

15 mei  12/ De Heilige Geest  (GC 78-83)    

12 juni 13/ De kerk (GC 84-93)        

3 juli    14/ Het Avondmaal (GC 94-100)

     

Locatie: GKV ‘Het Noorderlicht’ in Assen-Peelo

Tijdstip: 15:00 uur – 16:00 uur

Aanmelding: Niet verplicht, wel gewenst

Bestellen: Via de plaatselijke boekhandel (€ 18,99 gebonden, € 12,99 paperback)

Contactgegevens: Ds. A. van Harten-Tip, predikant@vgk-assen.nl of 0592-412814

Ds. L.E. Leeftink, dominee@gkvassenpeelo.nl of 0592-345954

De zondag en de tweede kerkdienst (2)

‘Waarom zou ik naar de kerk gaan?’ Op deze ene vraag kun je heel veel antwoorden geven. Ik vind het een belangrijke vraag. Voordat je met elkaar een discussie over de tweede kerkdienst op zondag begint, moet je het eerst over deze vraag hebben. Wat is de motivatie om naar de kerk te gaan? Daarover wat gedachten in deze en de volgende aflevering in deze blog-serie (klik hier voor deel 1).  

In 1971 verscheen het boek ‘Waarom zou ik naar de kerk gaan?’ van prof. dr. A.A. van Ruler (1908-1970). Hij was hervormd predikant vanaf 1933 en vanaf 1947 hoogleraar dogmatiek en ethiek aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Qua dogmatiek sympathiseerde hij met de Gereformeerde Bond. Qua ethiek was hij meer midden-orthodox. Een uitspraak van hem (te vinden op Wikipedia) die dat goed weergeeft is:

“De ware zondagsheiliging is ’s morgens de kerkdienst, ’s middags de Galgenwaard en ’s avonds de leerdienst.” 

Vanwege medische redenen kon hij zes jaar lang niet preken en zat dus al die tijd wekelijks in de kerk als kerkganger. Die ervaring, wat er door hem heen gegaan is in al die jaren dat hij bijna elke zondag de kerkdienst als gemeentelid meemaakte, heeft hij in dit boek van 175 bladzijden opgeschreven. En omdat hij (in zijn tijd al!) de kerkgang schrikbarend terug zag lopen, komt hij tot een opsommingen van maar liefst 21 redenen waarom het goed is om naar de kerk te gaan.

Het is een aardige oefening om die 21 argumenten eens op je te laten inwerken en aan te strepen welke redenen ook die van jou zijn. Hier komen ze (het zijn de titels van de hoofdstukken van het boek):

  1. Om een kans op bekering te lopen
  2. Om een gewoonte vol te houden
  3. Om een traditie voort te zetten
  4. Om de existentie ten volle te beleven
  5. Om de arbeid van de lofprijzing te volbrengen
  6. Om het bijschrift bij het plaatje te lezen
  7. Om de wereld voor te dragen
  8. Om m’n bestaan tot de bodem te doorgronden
  9. Om het heil te ontvangen
  10. Om tot het licht te komen
  11. Om in de gemeenschap te worden ingelijfd
  12. Om in het openbaar het geloof te belijden
  13. Om mijn bijdrage aan de gemeente te leveren
  14. Om (eventueel) een ambt te dragen
  15. Om de zin van de zondag te verwerkelijken
  16. Om het kerkelijke jaar mee te maken
  17. Om rust te vinden
  18. Om gesticht te worden
  19. Om weer op toonhoogte te komen
  20. Om wegwijs gemaakt te worden
  21. Om de verlossing van de wereld te vieren

Van Ruler sluit na deze 21 antwoorden af met een evaluatie. Onder deze 21 zit er niet één die overtuigend het bewijs levert dat je persé naar de kerk moet. Het zijn geen bewijzen, maar samen vormen ze een keten van argumenten. Van Ruler zegt het zo: we hebben de diamant van de kerkdienst in het licht gehouden en telkens fonkelden weer andere facetten op.

Het kan trouwens aardig zijn om ook eens na te gaan welke van deze 21 redenen er in jouw kerkelijke gemeente nauwelijks of niet een plaats krijgen. Van Ruler zelf miste in de zes jaar dat hij elke zondag in de Janskerk in Utrecht zat, drie elementen die struktureel ontbraken, nl. * een kans op bekering (nr.1), * de ontdekking van de zondaar aan zichzelf (nr. 8) en de volle vreugde over de verlossing die Christus voor en in ons tot stand gebracht heeft (een mix van nr. 5 en nr. 19).

Omgekeerd kun je je ook afvragen: ‘Waarom zou ik niet naar de kerk gaan.’ Van Ruler noemt een heel rijtje bekende antwoorden. Wat heb ik eraan? Het is sentimenteel geleuter. Het is saai en stomvervelend. Het houdt alle ontwikkelingen op sociaal en wetenschappelijk terrein. Het houdt de mensen alleen maar dom. Het gaat over sprookjes en mythen. De dominees zijn vaak schijnheilig, de ouderlingen hypocriet en de kerkleden huichelachtig.

Volgens Van Ruler zijn al deze argumenten om niet naar de kerk te gaan net zo oppervlakkig als de kritiek op het gezemel van de dominee en de voorspelbaarheid van de kerkdienst. Volgens hem zijn er maar twee geldige redenen om niet naar de kerk te gaan. De eerste is: je gelooft niet in God en wilt ook bewust zo leven. Van Ruler noemt dat “een waanzinnige opstandigheid tegen God” en vindt dat wie daar eerlijk voor uit komt, respect verdient. De tweede is: je gelooft wel, maar niet dat Jezus de enige weg terug naar God en het eeuwige heil is. Van Ruler noemt dat “de haat tegen de Messias van Israel”. Maar helaas, zegt hij erbij, maken de meeste mensen die niet of niet meer naar de kerk gaan, zich over deze vragen helemaal niet druk. Er komt ook geen andere levensovertuiging (communisme, humanisme, islam, boeddhisme) voor in de plaats. Daar is het leven en is ook onze cultuur oppervlakkig en kleurloos en flets geworden.

Als afsluiting nog een citaat van Van Ruler (ook te vinden op Wikipedia):

Er zijn mensen die nooit naar de kerk gaan, maar wel zeggen gelovig te zijn. Ze zijn te vergelijken met mensen die van muziek houden, maar nooit een concert bezoeken.

Slapen in de kerk – over Heilige Nachten, Eutychus en Calvijn

“Holy moly – je gaat slapen in een kerk!” Met die slogan probeert ‘Heilige Nachten’ mensen te verleiden een overnachting te boeken in een prachtig oud kerkgebouw, zoals in het Friese Oosterwolde, op nog geen 300 meter lopen van onze vrijgemaakte kerk aan de Hooge Esch. In de ene kerk kun je elke zondag om 10 uur naar de kerk. In de andere kerk kun je slapen als toeristische attractie: een creatief idee om een stukje cultureel erfgoed een nieuwe bestemming te geven.

Bekend is het verhaal in Handelingen 20 vers 7 – 12 van de tiener Eutychus die tijdens een lange preek Paulus in de vensterbank zat te luisteren, in slaap viel en door het open raam vanaf de derde verdieping naar beneden viel en daarbij om het leven kwam. Paulus stopte meteen met preken, ging naar beneden, wekte de jongen weer tot leven en ging daarna gewoon verder met zijn preek.

Aan de hand van dit verhaal kun je prachtig tegen slapen in de kerk fulmineren. En met evenveel recht kritiek hebben op te lange preken. Maar Lukas, de schrijver van Handelingen, geeft voor deze twee toepassingen geen aanleiding.

Dat vindt ook Calvijn in zijn bijbelcommentaar op Handelingen. Grappig genoeg kan Calvijn het tegelijkertijd niet laten om toch even fel van leer te trekken tegen het slapen in de kerk. Hier volgt, iets vrijer vertaald dan in de vertaling uit 1900 die in mijn boekenkast staat, Calvijns opmerkingen n.a.v. de tragische val uit het raam van Eutychus.      

Handelingen 20 vers 9

Een jongeman die Eutychus heette, zat in het venster en werd door slaap overmand toen Paulus maar doorging met zijn toespraak. Diep in slaap verzonken viel hij van de derde verdieping naar beneden; toen men hem optilde bleek hij dood te zijn.

Calvijn zegt hierover: “Ik zie geen enkele reden, waarom sommige bijbeluitleggers zo heftig uitvaren tegen de slaperigheid van deze jongen en durven te zeggen dat zijn dood de straf was voor dit onbehoorlijke gedrag. Men moet zich er eerder over verwonderen dat hij zo lang heeft weten te strijden tegen de slaap die zich tijdens de nacht krachtig aan hem opdrong  en waardoor hij uiteindelijk overwonnen werd. Dat de slaap hem zonder dat hij het wilde bekropen en overmand heeft, kan men hier wel uit opmaken, dat hij niet in de vensterbank is gaan zitten om eens lekker uit te rusten. Omdat er zoveel personen in de bovenzaal aanwezig waren, moest Eutychus wel in het venster gaan zitten. Want het zou een schandelijke losbandigheid zijn waarmee iemand het hemelse evangelie veracht, wanneer men in het venster gaat zitten, terwijl er elders in de zaal ruimte was. Het is een teken van luiheid wanneer men een plaats uitzoekt die gelegenheid biedt om te slapen. Maar dat Eutychus door de slaap overmand werd terwijl hij in het venster zat, bewijst niets anders dan dat hij buiten zijn schuld door de zwakheid van zijn natuur bezweken is, evenals wanneer iemand een flauwte krijgt door honger of vermoeid raakt door al te grote inspanning.

Maar terecht valt de slaperigheid te berispen van iedereen die vol aardse zorgen onnadenkend naar de kerk komt of die vol van eten en wijn daardoor slaperig wordt; en die, hoewel ze in andere zaken waakzaam genoeg zijn, toch slaperig naar Gods Woord en de preek luisteren. Van al deze dingen kunnen we Eutychus niet beschuldigen,  want Lukas zegt duidelijk dat hij pas na middernacht door een diepe slaap werd overvallen en drie verdiepingen naar beneden viel.”

De zondag en de tweede kerkdienst (1)

Op zondag ga je twee keer naar de kerk. Zo is het binnen alle soorten gereformeerde kerken in Nederland sinds de Reformatie geweest. In 1571 sprak de eerste Nationale Synode van Emden dit al uit. ’s Morgens was de kerkdienst vooral een viering en werd er uit de Bijbel gepreekt. ’s Middags stond in de kerkdienst het onderwijs in de bijbelse leer centraal en werd er uit de Heidelbergse Catechismus gepreekt.

De tweede kerkdienst staat al jaren onder druk. Dat heeft verschillende oorzaken. De corona-crisis heeft in veel gevallen voor de genadeklap gezorgd. Veel kerken gingen over op één online-kerkdienst met maximaal 30 kerkgangers zonder gemeentezang. Zo langzaam aan neemt het aantal kerkgangers dat de zondagse dienst mag bezoeken weer toe. Maar in veel plaatsen is de tweede kerkdienst nog niet opgestart. Sommige kerkenraden bezinnen zich erop. Andere kerkenraden hebben de knoop doorgehakt en de middagdienst afgeschaft.

Aan de andere kant hebben veel kerkleden de zondagse kerkdienst(en) echt gemist. Onlangs verscheen het boekje Daarom ga ik naar de kerk van ds. A.A.F. van de Weg. Hij geeft daarin op een positieve manier aan, waarom we (weer) naar de kerk zouden moeten gaan. Volgens hem is de kerk als Gods huis een plaats van ontmoeting, allereerst met God, maar ook met elkaar en met jezelf.

Dat christenen op zondag bij elkaar komen doen ze op grond van de Bijbel. In de Tien Geboden roept God de mensen die in Hem geloven op, om één keer per week een dag apart te zetten om bij Hem, onze Schepper en Bevrijder, tot rust te komen. Sinds de opstanding van Jezus op de eerste dag van de week doen christenen dat op zondag.

Niet alle christenen zijn ervan overtuigd dat het ritme van 1 op 7 nog steeds geldt. Zij vinden dat de inhoud van het Vierde Gebod vooral betekent, dat je je rust bij Jezus Christus moet zoeken en daar bewust tijd voor vrij moet maken. Maar de meeste christenen houden vast aan een wekelijkse rustdag. Dat lijkt mij logisch, want de eerste niet-joodse christenen deden dat ook in een romeins-griekse samenleving die helemaal geen wekelijks ritme kenden.

Op zondag ga je dus als christen naar de kerk. Het is de kerkenraad die namens Jezus, onze Heer, de gelovigen daartoe uitnodigt en oproept. Maar waar staat in de Bijbel dat je op zondag twee keer naar de kerk moet? Ik wil in deze eerste blog vier visies noemen. En daarachter hoe kerken daar dan mee om zouden moeten gaan.

  1. Twee keer op zondag naar de kerk is geen verplichting. Iedereen is daarin volledig vrij. De kerkenraad belegt niet actief een tweede dienst. Het initiatief om al of niet iets te organiseren ligt bij de gemeenteleden.
  2. Twee keer op zondag naar de kerk is geen verplichting. Het wordt wel aanbevolen. De kerkenraad belegt wel een tweede dienst. De invulling ervan en de doelgroep die men wil bereiken is variabel.
  3. Twee keer op zondag naar de kerk is een goede invulling van het Vierde Gebod. De kerkenraad motiveert de kerkleden met concrete oproepen om de tweede dienst zo veel mogelijk te bezoeken.
  4. Twee keer op zondag naar de kerk is een bijbels gebod. De kerkenraad roept de gemeente op om op deze manier de zondag als rustdag en dag van de Heer te heiligen. Gemeenteleden die maar één keer naar de kerk komen worden vermaand om niet langer naar eigen inzicht en goeddunken de zondagmiddag in te vullen.

Bij het nadenken over deze vier visies op de tweede kerkdienst, hoort eerst nog een voorvraag: Hoe kijk ik als christen tegen de zondag aan? Wat maakt de zondag speciaal voor mij?

Het Wilhelmus op zondag in de kerk (II)

Over het zingen van ons volkslied wordt verschillend gedacht. Wat mij betreft zingen we het Wilhelmus nog heel vaak – ook in de kerk. N.a.v. mijn blog attendeerde mijn Asser PKN-collega Harry Harmsen me op het artikel dat hij in het kerkblad van de Protestantse Gemeente Assen van 3 mei jl. over “Het Wilhelmus in de kerk” had geschreven. Dat geef ik hier graag weer, uiteraard met volledige instemming van de auteur.

Vers 1 en 6, na de zegen

Afgelopen zondag rond Koningsdag en komende zondag Bevrijdingsdag: de dominee zegt dat we na de zegen lied 708: 1 en 6 zingen. En vergeet zij/hij dat, dan herinnert de ouderling haar/hem er wel aan of zet de organist het lied spontaan in.

Wat maakt het eigenlijk uit allemaal. We laten het even uit het verhaal. Dat is het refrein van Wilhelmus, een lied van Claudia de Breij. Daarin vertelt ze over de geschiedenis van Willem van Oranje. Die is niet altijd mooi, maar dat laten we dus maar weg. Kunnen we ons volkslied dan wel in de kerkdienst zingen?

Religieus nationalisme

We zingen het ná de dienst, niet ín de dienst. Een beetje gek? Er pleit zelfs genoeg tegen om het helemaal niet in de kerk te zingen.

De vaderlandse geschiedenis en de heilsgeschiedenis lijken in het lied wel erg vereenzelvigd te worden. ‘God, Nederland en Oranje’, zeg maar. Alsof het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Gods hetzelfde zijn. Een soort religieus nationalisme. Iemand zei: zoals David het koninkrijk Israël ontving, zo zal Willem van Oranje, nu nog zuchtend onder de tiran Alva, eens het ‘koninkrijk der Nederlanden’ ontvangen. Dat is namelijk de suggestie die gedaan wordt in vers 8, qua structuur van het hele lied het kernvers.

Niet zo bijbels

Je kunt je afvragen of het zingen in de kerk van een lied dat zó gericht is op een bepaald land (Nederland) en op een bepaalde tijd (de 17e eeuw) wel spoort met het belijden van de ene katholieke kerk van alle tijden en alle plaatsen: de kerk die geen grenzen kent, niet in ruimte en niet in tijd. Is het Wilhelmus-in-de-kerk niet in strijd met wat voor Paulus essentieel is: dat er in Christus geen onderscheid en grenzen meer zijn. Etniciteit, klasse en geslacht: in Christus is het onderscheid tussen Jood of Griek, slaaf of vrije, man of vrouw niet van belang. (Gal. 3:28)

In de Nederlandse geschiedenis zijn kerken nog wel eens erg de vanzelfsprekende bondgenoot geweest van de staat, en daarbij speelde het Wilhelmus ook altijd een rol. Terwijl de kerk juist profetisch-kritisch zou moeten zijn; bijvoorbeeld op het ‘borealisme’, het anti-Europa-denken, de uitsluiting van andersgelovigen, zoals de moslims, en het onterechte beroep op de zgn. ‘joods-christelijke traditie’.

Het Wilhelmus wordt gezongen bij allerlei sportmanifestaties. Nou kan het prachtig zijn om je middels het volkslied gezamenlijk te scharen achter de sporters uit je land. Maar of ik dat dan ook wil meenemen naar de kerk, met de associatie dat sport tegenwoordig aardig op -een vaak wel erg héidense- religie lijkt…?

Onbegrijpelijke taal

De taal van het lied stamt uit een vervlogen tijd. Nog maar weinig, vooral jongere, mensen snappen wat we zingen. Van duitsen bloed: kun je dat meezingen? Of zou het gaan helpen als het Wilhelmus verplicht op school wordt aangeleerd?

Maar ook ‘n vroom protestlied

Er zijn ook argumenten om het Wilhelmus wél in de kerk te zingen.

Veel kerkgangers hebben positieve gevoelens bij het Wilhelmus. Bijvoorbeeld eenheid en verbondenheid. Rond Koningsdag klinkt er iets in door van dankbaarheid voor ons koningshuis. Rond Bevrijdingsdag -en daarvoor staat het aangegeven in het Liedboek- klinkt er dankbaarheid en respect in door voor al die mensen die hun leven voor onze vrijheid hebben ingezet, en voor dat we in een vrij en democratisch land leven. Is het Wilhelmus ook niet een soort protestlied tegen onvrijheid, onderdrukking, discriminatie, onrecht?

Het is een ‘vroom’ lied (in de goede betekenis: godvruchtig). En vrome liederen zijn goed om in de kerkdienst te zingen. Vers 6, met God als mijn schild en betrouwen, past daarom prima in een kerkdienst. En dat geldt voor meer coupletten, bijvoorbeeld vers 14, over de herder die niet zal slapen maar opkomt voor zijn verstrooide schapen.

René van Loenen -dichter van kerkliederen- pleit ervoor om het Wilhelmus een plaats ín de liturgie te geven. Dus niet na zegen, en ook niet alleen vers 1 en 6; maar in de kerkdienst zelf, en dan verschillende verzen op daarvoor geëigende plaatsen. Zo kun je bij een Profetenlezing over het gezag dat aangeklaagd wordt voor onrecht, vers 1 en 15 zingen; als kyrie zijn de verzen 2, 6, 10 of 14 geschikt.

Niet of wel?

Ik ben niet zo wild van het Wilhelmus. Vanwege de ouderwetse taal. Vanwege de ‘enge’ gevoelens en associaties erbij. Vanwege de ‘gekkigheid’ om vers 1 en 6 na de zegen te zingen. Tegelijk snap ik dat er ook goede gevoelens en associaties bij mogelijk zijn, en dat het Wilhelmus in onze samenleving een belangrijke functie heeft. Mede omdat het Wilhelmus in het Liedboek is opgenomen en daarmee dus een kerklied is, kan het in de kerk worden gezongen. Maar laten we het dan ook ín de kerkdienst doen, adequaat in de liturgie opgenomen, en misschien ook niet alleen maar rond Koningsdag en bevrijdingsdag.”

Tot zover collega Harry Harmsen. Hij attendeerde mij ook op het pleidooi van Leonie Breebaart in het dagblad Trouw van 16 mei jl. om de melodie van het Wilhelmus te behouden, maar de tekst te vervangen.

Het Wilhelmus op zondag in de kerk

Als het een beetje meezit, zingen we twee weken achter elkaar het Wilhelmus in de kerk. Op 29 april vanwege Koningsdag. En op 5 mei omdat we 75 jaar bevrijding vieren. We laten daarmee zien dat we als christenen blij zijn met onze zelfstandigheid als Nederland, met onze monarchie als staatsvorm en met de herwonnen vrijheid na de verschrikkingen van de Tweede Wereloorlog.

Wilhelmus VolksliedIn de afgelopen week werd op Facebook, op Twitter en in de krant een discussie gevoerd over hoe zinvol de gewoonte is om het Wilhelmus aan het eind van de kerkdienst te laten zingen. De een vond het taalgebruik echt te ouderwets (‘vrij onverveerd, Hispanje’). Een ander vond het een te nationalistisch volkslied dat je niet meer met goed fatsoen kunt zingen nu de Nederlandse kerken zoveel leden die uit andere landen afkomstig zijn kennen. En een derde persoon vond dat je met het Wilhelmus de mensen buitensloot die republikein zijn. Tenslotte zei iemand dat je als christen je aardse nationaliteit niet zo moet promoten, omdat we burgers van het hemels koninkrijk zijn. En als je al deze argumenten bij elkaar optelt, heeft een steeds groter deel van de kerkgangers moeite met het Wilhelmus. Dus moeten we het als kerk niet meer willen, die verplichte twee (of drie) coupletten van het Wilhelmus.

Soms laat ik ook mijn stem horen in zo’n digitale discussie. Op Twitter moet dat kort en krachtig. Dus reageerde ik op collega ds. Joost Smit, die de buikpijn van sommige kerkleden wel herkende, vooral vanwege de vele nationaliteiten bij hem in de kerk. Hij stelde voor om i.p.v. het Wilhelmus volgend jaar ‘Samen in de naam van Jezus’ te zingen. Wat betreft het Wilhelmus reageerde ik als volgt:

“Als je 1x (27/04) of 2x (05/05) per jaar in de kerk vers 1 én 6 van Wilhelmus laat zingen, is alles keurig in balans. Dus persoonlijk vind ik het een nondiscussie.  en sluit me helemaal aan bij de meningen van Johan van Veen en Gert-Jan Segers.”

Volgens Johan van Veen zijn er “heel goede redenen om in aansluiting op de kerkdienst het Wilhelmus te zingen.”  Hij verwijst daarbij naar zijn eerder geschreven blog ‘Tot God wilt u begeven’. Die blog begint hij met de prikkelende zin “Je kunt overal een probleem van maken”, maar daarna geeft hij inderdaad een aantal goede argumenten om in de kerk 1x of 2x per jaar het Wilhelmus te zingen.

Gert-Jan Segers reageerde als volgt op de twee van Joost Smit: “We maken toch niet alleen deel uit van een geloofsgemeenschap, maar ook van een nationale gemeenschap van mensen met wie historie, taal, rechtsstaat en cultuur delen? Wat is er – zolang het geen nationalisme wordt – mis mee om daar dankbaar uiting aan te geven?”

Om er toch nog even dieper op in te gaan: of je nu een hartelijk voorstander van de monarchie bent of diep in je hart liever een republiek hebt – uiteindelijk is iedere staatsvorm door mensen bedacht. Wat dat betreft hou ik het persoonlijk liever bij onze mengvorm van monarchie en democratie. Onze staatsvorm kennen we al eeuwenlang en heeft z’n waarde bewezen. Daardoor heerst  er in ons land een verbondenheid die je in republieken als Frankrijk en Italië niet ziet. En in ons land heb je geen macho-mannetjes als  Trump, Putin of Erdogan die als premier en president zichzelf koning wanen, waardoor ze de tegenstellingen in het land alleen maar vergroten.

Hoe mensen de inrichting van hun staat ook vorm geven, uiteindelijk is de overheid als instantie door God gegeven. Zo staat het bv. in 1 Petrus 2 vers 13-14: Erken omwille van de Heer het gezag van de bestuurders die door de mensen zijn aangesteld: van de keizer, de hoogste autoriteit, en van de gouverneurs, die hij heeft afgevaardigd om misdadigers te straffen en om te belonen wie het goede doen. En dan zegt Petrus erbij, in vers 16: Leef als vrije mensen, en verschuil u niet achter uw vrijheid om u te misdragen, maar handel als dienaren van God. Dat vind ik een mooie opdracht voor ons als christenen in Nederland. We zijn vrij, in Christus én we leven in een vrij land, onder een democratisch gekozen regering en onder een goed functionerend koningshuis. Die dubbele vrijheid  geeft verplichtingen naar alle kanten toe, laat Petrus weten in vers 17: Houd iedereen in ere, heb uw broeders en zusters lief, heb ontzag voor God en eerbiedig de keizer.

Wat betreft het idee om in het vervolg in de kerk op (de zondag na) 27 april te danken voor de verjaardag van de koning en (op de zondag na) 5 mei voor de vrijheid die we nu al 75 jaar ontvangen en dan ‘Samen in de naam van Jezus’  te zingen: dat is vind ik zowel een onzinnig als een bedenkelijk idee. Onzinnig,  want dat prachtige lied staat helemaal los van Koningsdag of Bevrijdingsdag. Bedenkelijk, want daarmee wek je de suggestie dat we als christenen ons moeten losmaken van de aardse werkelijkheid. Vroeger noemde men in de milde vorm de twee-rijken-leer van Luther en in z’n radicale vorm doperse wereldmijding. Terwijl in de Bijbel zowel Jezus onze Heer (Markus 12:17) als Paulus (Romeinen 13:1) als Petrus (zie hierboven) laten weten dat Gods kinderen ook het gezag van de overheid dienen te accepteren en respecteren als een door God gegeven werkelijkheid. Als dat zo is, heb ik niet zoveel behoefte aan een zweverig christendom met alleen maar Christus als Hoofd in de hemel. Want tegelijk plaatst Hij ons met beide benen op de grond van de wereld waarin we leven.

Dus is er niks mis mee om 1x of 2x per jaar ons gebed voor de overheid en onze dank voor de vrijheid waarin we leven, gepaard te laten gaan met het meest christelijke volkslied dat er waarschijnlijk bestaat.

Een handdruk van een vrouwelijke ouderling

Meestal preek ik zondags één keer thuis en één keer uit. ‘Thuis’ is uiteraard altijd in ‘Het Noorderlicht’ in Assen-Peelo. ‘Uit’ hangt af van de collega met wie ik ruil. Begin mei mocht ik naar een gemeente waar de ouderling van dienst me voor de dienst vertelde: ‘Deze  maand worden bij ons de eerste drie vrouwelijke ouderlingen bevestigd.’ Toen ik deze maand daar weer moest preken, kreeg ik van te voren van de preekvoorziener het gebruikelijke lijstje met afspraken over de plaatselijke gewoontes toegemaild. Deze keer stond er, in het rood, een extra zinnetje tussen:  “We maken u er op attent dat we in onze gemeente naast mannelijke ook vrouwelijke ouderlingen hebben. Dat kan dus betekenen dat een vrouw ouderling van dienst is in de dienst waarin u hoopt te voor te gaan.”

Dit vind ik een voorbeeld van zorgvuldigheid. Immers: als ik als dominee ergens anders voorga, ben ik in die gemeente te gast. Als gastpredikant hou ik me aan de afspraken en gewoontes van die gemeente. Dat is ook de betekenis van de handdruk vóór en ná de kerkdienst. Dat komt misschien wat formeel over, maar er zit echt een mooie gedachte achter: het is de plaatselijke kerk die voorgangers vraagt om Gods Woord te verkondigen in de kerkdiensten. Dat doet een gemeente onder leiding van de raad van oudsten. Die heeft men gekozen in het besef dat Christus Zelf op die manier geschikte mensen roept tot deze taak. Het is niet de predikant die op eigen gezag het Woord van God brengt. Het is de kerkenraad die de verantwoordelijkheid draagt voor gezonde, bijbelse prediking. Aan het begin van de dienst krijgt de voorganger het vertrouwen door middel van die handdruk en aan het eind van de dienst geeft de handdruk aan dat de kerkenraad dankbaar is voor het door de predikant gebrachte Woord van God. Want de eigen predikant is niet de enige die de plaatselijke kerk bestuurt en de gastpredikant komt slechts op uitnodiging in een zusterkerk Gods Woord brengen. Dat vraagt een bescheiden opstelling van een dominee. Het kan volgens mij niet zo zijn, zoals wel eens gebeurd is een flink aantal jaren geleden, dat een gastpredikant weigerde de Apostolische Geloofsbelijdenis in beurtzang te laten zingen omdat hij daar zelf op tegen was.

Maar goed, in deze gastgemeente wordt aan gastpredikanten van te voren meegedeeld, dat de ouderling van dienst vanaf juni 2018 ook een vrouw kan zijn. Dat is fijn om te horen. Het is vooral fijngevoelig. Want eigenlijk zou deze gemeente dit helemaal niet hoeven te melden. “Predikanten die op verzoek van een kerkenraad ergens voorgaan, dragen geen verantwoordelijkheid voor de wijze waarop een kerkenraad ter plaatse de ambtelijke dienst heeft ingericht. Zij schikken zich naar het beleid in de zusterkerk zonder daarover te willen heersen.” (Pieter Niemeijer, Over zwijgteksten, scheppingsorde en Geesteswerk, blz. 79 van de eerste druk). Toch stelt deze gemeente mij en mijn collega’s van te voren op de hoogte van de mogelijkheid dat er tijdens een ruildienst een zuster op het rooster kan staan als ouderling van dienst. Ik vind dat een voorbeeld van hoe we in deze discussie met elkaar om horen te gaan. Deze gemeente zet gastpredikanten niet voor het blok, maar houdt op voorhand rekening met mogelijke gevoeligheden.

Tegelijk, en dat vind ik ook wijs, volgt er geen tweede zinnetje in de trant van: ‘Als u hier ernstige moeite mee hebt, zullen wij proberen voor een mannelijke ouderling van dienst te zorgen.’ Nee, deze gemeente laat het bij de gastpredikant zelf liggen wat hij met deze informatie doet. Dat lijkt me terecht. Als je ergens een probleem mee hebt, moet je zelf beslissen hoe je daarmee om gaat. Pas als een gastpredikant zelf aangeeft principiële moeiten te hebben met een vrouwelijke ouderling van dienst, kan er naar een oplossing gezocht worden. Misschien heeft deze gemeente die al achter de hand, maar waarop zou ze daarop vooruitlopen? Ze heeft melding gedaan van hoe het op zondag rondom de eredienst geregeld is. Nu ligt de bal bij de voorganger die a.s. zondag langs komt.

Terug in Assen vertelde ik aan een paar mensen dat ik afgelopen zondag voor het eerst de handdruk ontvangen had van een vrouwelijke ouderling. “Kreeg je er ook een zoen bij?” reageerde iemand voor de grap. Maar volgens mij is de ‘heilige kus’ geen bindend voorschrift in onze kerken, dus wat mij betreft laten we het elke kerkdienst bij twee hartelijke handdrukken (M/M of V/M).