Kerstbrief van Jezus

Hallo jij!

Zoals je wel weet komt mijn verjaardag dichterbij. Elk jaar wordt dat uitgebreid gevierd. Ik denk dat dat dit jaar ook wel weer zo zal zijn. Veel mensen zijn alweer druk bezig met het kopen van kado’s. Ja, je merkt echt dat dat mijn verjaardag dichterbij komt. Langzaamaan komt iedereen in de feeststemming.

Ik vind het echt mooi om te weten dat tenminste één keer per jaar zoveel mensen aan mij denken. Zoals je weet begon de viering van mijn verjaardag lang geleden. In het begin waren de mensen blij met mij en dankbaar voor alles wat ik voor hen gedaan had. Maar tegenwoordig lijkt het of niemand nog de reden van het feest weet.

Ik weet nog dat er vorig jaar ergens een groot feestmaal werd georganiseerd ter ere van mij. De tafel was gedekt, vol met heerlijke gerechten, toetjes, fruit, noten, chocola en wijn. De versieringen waren super-de-luxe, met veel engeltjes. En er waren veel, heel veel ingepakte kadootjes.

Maar weet je, niemand had eraan gedacht om mij uit te nodigen. Het feest was voor mij, maar toen de grote dag kwam, lieten ze me buiten staan. Ze deden de deur voor m’n neus dicht. En ik wilde nog wel zo graag bij hen aan tafel zitten. Maar eigenlijk was ik helemaal niet verbaasd, want de jaren ervoor ging dat bijna overal ook al zo.

Omdat ik niet uitgenodigd was, besloot ik stilletjes via de achterdeur naar naar binnen te gaan. Zonder een geluid te maken, onopvallend, bleef ik in een hoekje staan toekijken. Het feest was in volle gang en ze hadden het erg gezellig met elkaar. Op een gegeven moment kwam er ook nog een grote dikke man met een witte baard binnen. Hij had rode kleren aan en riep aldoor ‘Ho! Ho! Ho!’ Het leek wel of hij dronken was. Hij ging op de bank zitten en alle kinderen renden naar hem toe en riepen: “Kerstman, Kerstman”. Alsof het feest ter ere van hem was! Daarna gingen ze de kadootjes uitdelen. Vol verwachting openden ze één voor één de pakjes. Ik keek of er misschien ook eentje voor de jarige bij zat – voor mij dus. Niet  dus.

Hoe zou jij je voelen als op jouw verjaardag iedereen kadootjes aan elkaar geeft, behalve aan jou? Ik begreep toen dat mijn aanwezigheid op het feest niet op prijs werd gesteld, dus verliet ik stilletjes de zaal. En ieder jaar wordt het erger. Mensen denken alleen aan gezelligheid en harmonie. Aan eten en drinken. Aan kadootjes onder een versierde kerstboom. Maar bijna niemand staat stil bij mij. Bij mijn verjaardag.

Weet je wat ik mooi zou vinden? Als jij MIJ bij het komende Kerstfeest uitnodigt. Zodat ik echt in jouw leven kom. Ja, ik zou het zo gaaf vinden als jij er blij mee bent dat nu alweer 2000 jaar geleden ik naar deze wereld kwam om mijn leven te geven voor alle mensen. Aan het kruis. Ook voor jou! Om jou te redden. En ik hoef echt geen kadootjes op mijn verjaardag wil. Ik heb alles al. Het enige wat heel graag wil is, dat jij dit echt gelooft, met je hart.

Ik wil nog iets met je delen. Omdat niemand mij meer uitnodigt, ga ik zelf een feest geven. Een huge feest, zo geweldig dat niemand het zich echt kan voorstellen. Een spectaculaire party. Ik ben nog bezig om de laatste dingen te regelen.

Maar ik heb de uitnodigingen al klaar. Er is er ook een voor jou bij. Je plaats is gereserveerd! Wat denk je, wil je er graag bij zijn? Laat het me even weten. Dan schrijf ik jouw naam met gouden letters in het gastenboek. Dan laat ik je binnen , wanneer het zover is. Ik zie er naar uit om je te ontvangen! Ja, ik hoop echt dat jij er bij zult zijn!

Tot gauw!

Liefs, Jezus

Ook hier te beluisteren (minuut 52:15 t/m 56:16)

De breuk in de CGK: de Rijnsburggroep begint een nieuw top-down-kerkverband

Een kerk die de drieslag ‘Schrift, belijdenis, kerkorde’ uitbreidt met een vierde element: strikte binding aan alle synodebesluiten totdat op een volgende synode het tegendeel blijkt, heeft de zelfstandigheid van plaatselijke gereformeerde kerken ingewisseld voor het ideaal van één landelijke hervormde kerk met plaatselijke afdelingen.

Binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken kiezen de ongeveer 70 kerken van de Rijnsburggroep voor deze manier van kerk-zijn. Dat is hun goed recht, maar daarmee breken ze met de CGK en beginnen een nieuw kerkverband. Daarin zijn ze eerlijk: ze vinden dat er geen basis meer is om samen met een ander deel van de 181 CGK-kerken door één bijbelgetrouwe deur te kunnen.

Helaas doet de Rijnsburggroep dat met slaande deuren. Alle oproepen om het op een kerkrechtelijk zuivere manier te doen slaat men in de wind.

Unaniem adviseerden alle hoogleraren ruim een jaar geleden: wijs een nieuwe synode aan, want anders ga je tegen je eigen kerkrecht in. Maar de meerderheid van de synode sloeg die waarschuwing in de wind en sloot zich na sluiting van de synode bij ‘Rijnsburg’ aan.

Twee kerkrechtdeskundigen die binnen de CGK hoog in aanzien staan gaven in opdracht van de Theologische Universiteit van Apeldoorn aan: “Het staat plaatselijke kerken in beginsel vrij om zich aan de bestaande vergaderstructuur te onttrekken en eigen vergaderstructuren te organiseren. Maar als zij besluiten dat te doen, maken zij zich daarmee los van het bestaande landelijk kerkverband van de CGK.” Toch was dit voor ‘Rijnsburg’ geen reden om op de ingeslagen weg voort te gaan.

Na sluiting van de synode ging het oud-moderamen verder als ‘deputaatschap vertegenwoordiging’ om, zoals gebruikelijk, in alle lopende zaken de CGK van advies te dienen of te vertegenwoordigen tot aan een nieuwe synode. Alle vijf de leden van het oud-moderamen aanvaardden die benoeming en zagen zichzelf nog steeds als wettige vertegenwoordigers van de hele CGK. Op nadrukkelijk verzoek van de wereldlijke rechter wezen ze toch de CGK Hoogeveen aan als samenroepende kerk voor een nieuwe synode. Maar meteen daarna stapten vier van de vijf oud-moderamenleden op. Alle andere taken die hen waren toevertrouwd, vonden ze minder belangrijk dan de moeite die ze hadden met het terugdraaien van een kerkrechtelijke dwaling door één kerk te laten doen wat ze zelf niet hoefden organiseren. Als ik het zo inschat, stonden zeker drie van hen al achter de door ‘Rijnsburg’ ingeslagen weg toen ze nog wel deputaat waren.

Op donderdag 30 oktober deed het inmiddels weer voltallige deputaatschap vertegenwoordiging een oproep aan de Rijnsburggroep om een broederlijk gesprek over de ontstane situatie. “De bereidheid tot een gesprek is er wederzijds”, was de in het Reformatorisch Dagblad uitgesproken verwachting. Maar nog geen tien dagen later, op zaterdag 8 november, nodigde ‘Rijnsburg’ de 70 CGK-kerken die in Veenendaal aanwezig waren op het verontrusten-convent uit voor een volgende bijeenkomst op 29 november. De insteek daarvan zal zijn om een “roepende kerk” aan te wijzen om “algemene vergadering die hetzelfde gezag heeft als een synode” voor te bereiden. Die algemene vergadering heeft dan als doel “om te komen tot het herstel van de synodale structuur, inclusief een classicale herindeling.” (citaten uit RD 10 november).

Hier kondigt zich de geboorte van een nieuw kerkverband aan. En dat snap ik. Een meerderheid binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken wil van de visie op de vrouw in het ambt geen breekpunt maken. Al 1998 is door de generale synode uitgesproken dat wie op bijbelse gronden vóór vrouwelijke ambtsdragers is, ten volle ambtsdrager kan blijven binnen de CGK. Ter wille van de eenheid is toen ook besloten om er landelijk geen ruimte voor te geven. Dat besluit wordt door steeds meer plaatselijke CGK-gemeentes genegeerd, omdat men binnen de eigen gemeente die ruimte wel ziet én een kwart eeuw later ook neemt. Daarmee brengen die kerken de rechterflank in gewetensnood, die zich nooit heeft kunnen vinden in de tolerantie van 1998, maar elke visie die vóór de vrouw in het ambt is, als onschriftuurlijk en niet gereformeerd beschouwt. Nu die visie ook door zo’n 30 CGK-gemeentes gepraktiseerd wordt, is de grens bereikt. De meerderheid van de 181 CGK-kerken gemeentes wil echter de vrouw-in-het-ambt-gemeentes niet uit het kerkverband zetten. Dus stapt de Rijnsburggroep er nu zelf uit.

De manier waarop men dat doet verdient echter geen schoonheidsprijs. Aan alle kanten roept ‘Rijnsburg’ (vooral bij monde van het CGBeraad) dat er geen kerkverband meer is en dat alles van onderaf moet worden opgebouwd. Dat lijkt mij volstrekt onjuist. Er is nog wel een kerkverband, maar een (grote) minderheid wil niet meer verder met de meerderheid. Sterker nog: men geeft sinds 8 november openlijk aan, van onderop een parallel kerkverband te willen opbouwen.

Een parellel kerkverband is, als het oude kerkverband nog funktioneert, een nieuw kerkverband. Zo ging dat ten tijde van de Afscheiding van 1834, de Doleantie van 1886 en de Vrijmaking van 1944. Het zou de Rijnsbruggroep sieren om in deze zelfde lijn ook een oproep tot wederkeer te doen uitgaan aan de in hun ogen dwalende meerderheid. Maar dat doet men niet. Men beweert in grote bewoordingen dat er geen CGK meer is en dat hun groepering van 70 met de wederopbouw van de CGK gaat beginnen.

Naar interne pretentie mag men zichzelf zien als de voortzetting van het afgedwaalde kerkverband, maar men is dat niet. De bovengenoemde kerkjuristen schreven in hun notitie dat je het vergelijken kunt met mannenkoor Asaf dat 100 leden telt. Als daarvan 40 leden op een andere avond gaan zingen en beweren: ‘Wij zijn Asaf en die andere groep is dat niet’, is dat onjuist. Want in een vereniging -en een gereformeerd kerkverband is een vereniging van zelfstandige plaatselijke kerken- bepaalt de meerderheid de koers. De opmerking van een andere jurist die het opneemt voor de Rijnsburggroep, dat als 40 van de 100 leden van mannenkoor Asaf zich afsplitsen, er geen ‘Asaf’ meer is, maar dat de meerderheid zich dan maar ‘Ethan’ en de minderheid zich ‘Jeduthun’ moet noemen, raakt echt kant noch wal.

Eén ding is nog opmerkelijk bij de stichting van dit nieuwe kerkverband: men noemt zich gereformeerd, maar als eerste kerkverband dat uit de Afscheiding van 1834 en de Doleantie van 1886 ontstaan is, voegt men aan de drieslag ‘Schrift – belijdenis – kerkorde’ een vierde criterium toe, nl. ‘synodebesluiten’. Oftewel: als de landelijke synode gesproken heeft, moeten alle kerken zich daar onverkort aan houden. Daarmee wordt het gereformeerd kerkrecht de nek omgedraaid. Want binnen het gereformeerde kerkrecht is een synode niet het hoogste orgaan, maar blijft dat altijd de plaatselijke kerk. Dus mag volgens gereformeerd kerkrecht de ene kerk niet over een andere heersen en houden plaatselijke kerken zich in alles aan synodebesluiten tenzij bewezen wordt dat zij in strijd zijn met Gods Woord, de belijdenis en de aangenomen kerkorde.

‘Tenzij’ betekent hier: wanneer een plaatselijke kerk dat zelf goed onderbouwd kan doen. Dan is er binnen het gereformeerde kerkrecht een ruimte mate van christelijke vrijheid, in het vertrouwen dat een plaatselijke kerk daar geen misbruik van maakt door independentistisch z’n eigen gang te gaan.

‘Tenzij’ betekent niet: totdat een volgende synode een besluit terugdraait. Dat laatste is kenmerkend voor een top-down-kerk zoals de PKN en de HHK. Die heten landelijk ook niet voor niet ‘Protestantse KERK’ en ‘Hersteld Hervormde KERK’, want de landelijke organisatie is de kerk en de plaatselijke gemeentes zijn afdelingen. Die kant wil de Rijnsburggroep nu ook op. Daarmee wordt, zoals ik zei ooit in een diskussie met ds. P. van Gurp, de predikant die mij doopte en in het ambt bevestigde, naast Schrift en belijdenis ook de traditie bindend van bovenaf opgelegd.

Wat ik dan niet snap van de bezwaarde broeders die nu de CGK verlaten en bezig zijn een eigen, nieuw kerkverband op te richten: waarom niet meteen aansluiting bij de HHK gezocht als je toch de gereformeerde drieslag uitbreidt met een vierde element? Aan de andere kant: als je eerst zelf een redelijk stabiel nieuw kerkverband gevormd hebt, kun je ook beter en op gelijkwaardige basis het gesprek aangaan met een kerkverband dat dicht tegen jouw kerkvisie aanligt. Want, om positief af te sluiten: in de afgelopen twee jaar is niet alleen de CGK uit elkaar gevallen, maar hebben er ook twee kerkenfusies plaatsgevonden (NGK+GKV in 2023, DGK+GKN in 2024). ‘Opdat zij allen één zijn’ en als mannenkoor Asaf Psalm 133 zingen kan dus wel.

Strategisch stemmen, je krijgt er geheid spijt van – kies met je hart, niet met je rekenmachine –

Een strategische stem is een verloren stem. Dat vindt Ad de Boer, Nederlands journalist, politicus en 13 jaar lang directeur van de Evangelische Omroep. Hij schreef een opinie-artikel dat ik met zijn toestemming hier mag plaatsen. Het verscheen ook op 24 oktober in het Nederlands Dagblad. Hier volgt het artikel.

Kies met je hart, niet met je rekenmachine

Het lijkt bij elke verkiezing sterker te worden: de drang om strategisch te stemmen. Politieke voorkeur wordt ingeruild voor kansberekening, de eigen overtuiging wordt achtergesteld bij de optelsom. In talkshows, kranten en peilingen draait het wekenlang om één vraag: wie wordt de grootste? Alsof politiek een wedstrijd is met maar één winnaar. En ondertussen schuiven kiezers heen en weer van het CDA naar de ChristenUnie of juist omgekeerd, van de SP naar PvdA/GL, van de VVD naar de PVV, allemaal in de hoop dat hun stem daar net wat zwaarder telt.  

Strategisch stemmen: niet stemmen op de partij waar je het meeste mee eens bent, maar op je tweede keus: de partij die je groter dan een ander wilt maken. Daarin spelen de peilingen en de rekenarij op grond daarvan een grote rol. Strategisch stemmen is een betrekkelijk nieuw fenomeen. Voor pakweg 2000 stemden kiezers gewoon op de partij die hun hart had, op hun eerste en vaak enige keus op grond van het verkiezingsprogramma en de politieke praktijk. Door dik en dun, in goede en kwade tijden. Het zijn de media die daarin verandering hebben gebracht. Die creëerden steeds vaker een tweestrijd tussen twee partijen – wie wordt de grootste? – of twee lijsttrekkers – wie wordt de premier? Zo’n tweestrijd met de peilingen als brandstof maakt het spannend, is goed voor de kijk- en oplagecijfers en je kunt het er tot de laatste dag mee volhouden.

Ik heb de afgelopen 25 jaar veel mensen gesproken die via zo’n strategische stem een keer een uitstapje naar een andere partij hadden gemaakt. Zelden was er iemand bij die achteraf blij was met zijn of haar keus. Ze waren vooral teleurgesteld over hoe het had uitgepakt. En dat is niet zo vreemd.

Mijn bijdrage is een soort preek met als thema: Strategisch stemmen, je krijgt er geheid spijt van. Want 1. Het is zinloos. 2. Het is nodeloos. 3. Het is niet kosteloos.

STRATEGISCH STEMMEN IS ZINLOOS

Nederland is Amerika niet. Daar wint altijd één van de twee partijen of kandidaten. Er is een echte tweestrijd met altijd een winnaar en een verliezer. Maar in ons ingewikkelde veelpartijenstelsel werkt het heel anders. De grootste partij heeft niet altijd het voortouw bij de kabinetsformatie en komt ook lang niet altijd in een nieuw kabinet terecht, zoals de PvdA in 1977 ervoer en zoals nu de PVV vanwege alle uitsluitingen door andere partijen te wachten staat. En de lijsttrekker van de grootste partij wordt lang niet altijd de minister president. Politici als Willem Drees, Barend Biesheuvel en Ruud Lubbers werden premier, zonder dat hun partij de grootste was. Nederland is een coalitieland en hoe zo’n coalitie er uit komt te zien, is afhankelijk van veel meer factoren dan wie de grootste wordt. Strategisch stemmen is dus in ons systeem zinloos.

STRATEGISCH STEMMEN IS NODELOOS

In de tweede plaats is strategisch stemmen ook nodeloos, onnodig. Het is in ons politieke bestel evenmin zo dat de grootste partij in een kabinet het meeste te zeggen heeft. Alle partijen, ook de kleinere, moeten instemmen met het regeerakkoord en hebben daar dus een beslissende invloed op. Het ‘nee’ van een kleine partij is net zozeer een veto als het ‘nee’ van een grote partij. Toen de ChristenUnie in 2022 nee zei tegen de VVD-eis dat bij asielmigratie de gezinshereniging geschrapt moest worden, viel het kabinet, ook al was de ChristenUnie klein en de VVD groot. Je kunt zelfs zeggen dat de grootste partij relatief minder invloed heeft in een kabinet dan de kleinere partijen. Zeker de premier, niet zelden de leider van de grootste partij, voelt zich verantwoordelijk voor het bij elkaar houden van de boel en zeilt daarom met zijn partij minder scherp aan de wind dan de kleinere partijen op de flanken. Die drukken vaak een groter stempel op het kabinetsbeleid dan de grote.

Wat bij kabinetsdeelname geldt, geldt ook als een partij buiten het kabinet blijft, zeker in de huidige politieke verhoudingen. Daarin is een kabinet dat gebaseerd is op een grote Kamermeerderheid uitgesloten. Een kleine Kamerfractie met drie of vier zetels kan ook buiten het kabinet een doorslaggevende invloed hebben op het beleid via coalities met andere Kamerfracties. De afgelopen jaren is dat op tal van momenten zichtbaar geworden. Ook in kwaliteit verslaan kleine fracties grote fracties soms met lichtjaren, blijkt uit onafhankelijk onderzoek. De ChristenUnie-fractie kreeg in de afgelopen jaren met drie zetels veel meer voor elkaar dan de PVV-fractie met 37 zetels. Juist kleine fracties maken vaak het verschil.

STRATEGISCH STEMMEN IS NIET KOSTELOOS

En dan het derde punt. Strategisch stemmen is niet kosteloos. Een strategische stem op het CDA (‘alleen voor deze ene keer maar’ …) ten koste van de ChristenUnie garandeert dus niets, maar levert wel grote risico’s op. Het zou zomaar kunnen dat daardoor de onbekende en onervaren nummer 24 of 25 van het CDA wordt gekozen ten koste van Don Ceder, de nummer drie van de ChristenUnie. Dat zou deze ervaren parlementariër (volgens de Nationale Politieke Index het beste en meest effectieve Kamerlid van het afgelopen jaar) met grote inzet voor daklozen, mensen met schulden, jongeren in de jeugdzorg en vervolgden wereldwijd, de politieke kop kosten. Maar het zou ook de omvang van de fractie en van het ondersteunende team en daarmee hun slagkracht en invloed met maar liefst een derde reduceren. Die amputatie kan de dure prijs zijn van een strategische stem.

Veel kiezers die overwegen strategisch te stemmen, beseffen niet dat wat zij ermee denken te winnen elders tot pijnlijk verlies lijdt. Ontrouw worden aan de liefde van je hart, misschien zelfs je eerste liefde, kost wat. Niet doen, is mijn advies. Je krijgt er spijt van. Kies met je hart, niet met de rekenmachine. Laat je hoofd niet op hol brengen door de wedstrijd die de media ervan maken. Ga voor je eerste, niet voor je tweede keus. Een partij die past bij jouw diepste overtuiging, bij jouw hart. Die opstaat voor gerechtigheid én barmhartigheid, voor de vrijheid om te geloven en je geloof te beleven – thuis, op straat en op school, voor de zwaksten onder Gods schepselen in en buiten Nederland, voor de o zo kwetsbare schepping van God.

Ga op 29 oktober niet voor de grootste, maar voor de beste. Nergens in mijn Bijbel vind ik een voorkeur van God voor groot, groter, grootst, maar juist voor het kleine of de kleine: een kind in een kribbe, een mosterdzaadje, een stukje zuurdeeg, een Gideonsbende. Die strategie van Gods Koninkrijk in het stemhokje toepassen leidt pas echt tot een strategische stem.

Geef als christen stem aan je geloof – ook op 29 oktober

Je hebt van die programma’s, daar kijkt heel Nederland naar. ‘Wie is de mol?’ is daar één van. Het leuke aan dat programma vind ik, dat alle deelnemers bondjes sluiten met elkaar, maar die ook weer even snel verbreken als het hun uitkomt. Want uiteindelijk gaat iedereen voor zichzelf.

In de tijd van Jezus sluiten de Farizeeërs en de Herodianen een monsterverbond. Ze willen, vanuit volstrekt tegengestelde belangen, Jezus mollen (meer uitleg in de preek over Markus 12:13-17). Dus stellen ze Hem deze vraag: ‘Moeten we als gelovige Joden belasting aan de keizer betalen of niet?’ En Jezus geeft als antwoord: ‘Geef aan de keizer wat van de keizer is. En geef aan God wat God toebehoort.’

Als je als christen niet op een christelijke partij stemt, moet je ook niet klagen dat Nederland zo onchristelijk wordt.

Dat van de keizer, dat snapten ze wel. Betaal die belasting nou maar gewoon. Want de manier waarop God voor je zorgen wil, dat doet Hij ook door jou en mij een plek te geven in de samenleving, in de maatschappij, door middel van onze regering (Prediker 8:2, Romeinen 13:1-7, 1 Petrus 2:13-17). Dus als je zegt dat je in God gelooft, geef daar dan ook vorm aan in het gewone leven. Ook door te doen wat de overheid van je vraagt. Behalve als dat echt tegen Gods geboden ingaat.

Voor ons gevoel een antwoord waarmee Jezus de kool en de geit spaart. linksom of rechtsom. Geef ze allebei een beetje – de overheid en God. Maar zo hebben de eerste hoorders het niet opgevat. Ze voelen zich schaakmat gezet. Waarom? Omdat ze heel goed begrijpen dat Jezus hiermee niet alleen iets over de keizer en over God zegt, maar ook iets over Zichzelf.

‘Deelnemen aan de samenleving met een open oog voor het publieke belang behoort voor een christen heel gewoon te zijn.’

Het lijkt alsof Jezus het vooral heeft over belasting betalen. Maar de toepassing is breder. Op woensdag 29 oktober zijn er weer verkiezingen voor de Tweede Kamer. We leven in een vrij land. Die vrijheid betekent voor christenen ook een grote verantwoordelijkheid. Kars Veling, samen met Tim Keller één van de meest wijze en zachtmoedige christenen die ik ooit gekend heb, zei eens: ‘Deelnemen aan de samenleving met een open oog voor het publieke belang behoort voor een christen heel gewoon te zijn.’

Dat deelnemen aan de samenleving begint met de oproep van de overheid om je stem te laten horen als het gaat om de vraag: hoe wil jij dat Nederland bestuurd wordt? Als Jezus jouw Heer is en Hij zegt tegen jou: ‘Geef aan de keizer wat van de keizer is’, betekent dat volgens mij vandaag dat Hij van jou vraagt om die stem ook echt uit te brengen. Wie niet naar de stembus gaat maar thuis blijft, wordt niet alleen een roeptoeter aan de zijlijn, maar is ook ongehoorzaam aan God.

Maar Jezus zegt er nog iets bij: ‘En geef aan God wat God toekomt.’ Oftewel: stem niet alleen als burger, maar geef ook je geloof een stem. Breng ook als christen je stem uit. Laat zien dat onze God het goede zoekt voor ons land en voor heel de samenleving. Dat doe je volgens mij het best door als christenen op een medechristen te stemmen. Want dan weet je zeker dat ook in de Tweede Kamer de Naam van de HERE genoemd wordt. Natuurlijk kun je ook op een niet-christelijke partij stemmen die zegt jouw persoonlijke belangen of het belang van onze kultuur of van onze welvaart of van onze samenleving of van het klimaat te behartigen. Maar heeft zo’n partij ook de eer van God op het oog? Laten die zich samen motiveren door de Bijbel? Bidden zij om de wijsheid van de Heilige Geest om het goede voor stad en land te zoeken, zoals de HERE in Jeremia 29 vers 7 alle gelovigen opdraagt?

Als ik als christen mijn geloof geen stem meer geef, moet ik als christen ook niet klagen dat Nederland steeds onchristelijker wordt. Dus geef stem aan je geloof op woensdag 29 oktober! Stem op een medechristen in wie jij vertrouwen hebt. Een Daniël of Daniëlla die in de politiek opkomt voor het belang van alle burgers én voor de eer van God!

‘Doop hem en hang hem op!’ – Over Charlie Kirk, zijn moordenaar en Paulus

Er is veel ophef ontstaan rondom de moord op Charlie Kirk, de conservatieve jonge Amerikaan met nogal stevige eigen standpunten. Toch ging hij altijd het gesprek aan met andersdenkenden. Vooral op universiteiten leidde dat vaak tot stevige debatten. Totdat iemand hem vermoordde. Ik kende Charlie Kirk niet voordat ik dat laatste hoorde. Dus ik begrijp niet waarom veel christenen van hem een tweede Stefanus maken. Die vergelijking  gaat helemaal niet op. Stefanus was de eerste christelijke martelaar, die voor Jezus opkwam in een zaal vol Joodse geleerden die hem vanwege godslastering stenigden. Het publiek waar Charlie voor sprak, waren welwillende luisteraars die het óf helemaal met hem eens waren óf graag met hem diskussieerden.  Zelfs als ze het totaal met hem oneens waren, piekerden ze er niet over om hem te stenigen.

Het zijn de emoties van het moment, denk ik, bij veel Amerikaanse en ook Nederlandse christenen, waardoor ze nu massaal overgaan tot de heiligverklaring van Charlie Kirk. Bijna 20 jaar geleden ging er eenzelfde schok én eenzelfde reaktie door Nederland na de moord op Pim Fortuyn.

Waar ik echt van geschrokken ben is de onverdraagzaamheid van een aantal orthodoxe christenen als het gaat over de vraag: wat moeten er met de moordenaar van Charlie Kirk gebeuren? Velen roepen: ‘Die man verdient de doodstraf!’ Dat zou binnen het Amerikaanse rechtssysteem best kunnen. Maar daar gaat de rechter over. Niet het publiek.

Ik kwam een bericht op Twitter tegen, waarin Joel Webbon de vraag stelt: “What would I say, if Charlie Kirk’s killer repented and put his faith in Christ?” Zijn antwoord is: “He is now my brother in Christ. Bring water and rope. Baptize him, and then hang him.” Dat bericht werd in Nederland instemmend gedeeld door Daniël van Deutekom, iemand die zichzelf ‘Evangelist, man met mening’ noemt en die op zijn YouTube-kanaal ‘God First’ zegt: “Na de moord op Charlie Kirk is ALLES veranderd”. Daniël herhaalt niet alleen de woorden “Doop hem en hang hem”, maar schrijft er instemmend bij: “Amen. Genade voor de ziel én gerechtigheid voor het lichaam.”

Ik vind dit ontluisterend. Het getuigt op geen enkele manier van de milde vergevingsgezindheid van Jezus Christus. Sterker nog: wie denkt dat dit het Evangelie is, heeft met deze stelling ‘Doop hem en hang hem op’ de belangrijkste evangelist van het Nieuwe Testament monddood gemaakt, namelijk Paulus. Want wie was Paulus? Dat was, toen hij nog Saulus heette, degene die van harte instemde met de moord op Stefanus. Hij wilde daar dolgraag ook zijn steentje aan bijdragen, maar hij was te jong. Dus droeg hij de jassen van de leden van het Joodse Raad toen zij de doodstraf op Stefanus voltrokken. En daarna ging hij als eerste christenvervolger zo fanatiek achter alle aanhangers van Jezus aan, dat iedereen de gruwelijkheden ervan hoorde.

Totdat Jezus ingreep. Saulus was op weg Damaskus om ook daar die christelijke ketters hun huizen uit te slepen. Maar vlak voor de poort zag hij opeens een licht zo fel, dat hij er blind van werd. En hij hoorde de stem van Jezus: “Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?” Drie dagen later werd Saulus genezen van zijn blindheid en, belangrijker nog, van zijn ongeloof. Hij werd gedoopt. En daarna …. NIET opgehangen omdat hij medeplichtig was aan de moord op Stefanus en zelf ook misdaden tegen de menselijkheid begaan had door op gruwelijke wijze christenen te vervolgen. Integendeel: hij werd een krachtig instrument in de hand van de Heer om de naam van Jezus uit te dragen onder alle volken en al de Israelieten.

Wie nu roept dat als de moordenaar van Charlie Kirk zich bekeert, hij na zijn doop zo snel mogelijk moet worden opgehangen, keurt daarmee de keus van Jezus af om van Paulus de dertiende apostel te maken.

Verdient de moordenaar van Charlie Kirk dan niet de doodstraf? Daar gaan wij niet over. Als hij die wél krijgt, moet hij die ondergaan als gevolg van zijn daden. Of hij nu christen geworden is of niet. Want Jezus maakte ook niet de doodstraf van de ene moordenaar aan het kruis ongedaan nadat die aan het kruis tot geloof gekomen was in de Man die naast hem hing. Maar als hij in plaats van de doodstraf levenslang krijgt, of hij nu christen geworden is of niet, is dat ook een prima straf. Dan ondervindt hij ook de gevolgen van zijn daden, namelijk levenslange opsluiting. Dat is vergelijkbaar met David. Die kreeg na zijn overspel met Batseba en de liquidatie van Uria niet de doodstraf, maar moest wel levenslang de gevolgen ervan dragen.

Het oordeel is niet aan ons. Dat is aan de rechter. En het is ook niet aan ons om dat oordeel aan te vechten als we het er niet mee eens zijn. Dat geldt naar twee kanten toe. ‘Doop hem en hang hem op’ komt eerder op uit wraakzucht dan uit de drang naar gerechtigheid. Omgekeerd werd er een paar jaar geleden in Amerika juist onder conservatieve evangelicals een pleidooi gevoerd om de doodstraf van een veroordeelde om te zetten in levenslang, omdat hij in zijn dodencel tot geloof in Jezus gekomen was en daar ook openlijk van getuigde. In beide gevallen bepaalt dan de emotionele binding met iemand het standpunt met betrekking tot de straf: omdat iemand Charlie Kirk vermoordde, moet en zal hij de doodstraf krijgen; en omdat iemand zo’n goed christen is geworden nadat hij ter dood veroordeeld is, moet dat worden omgezet tot levenslang.

Beter is het, om als christen de gevolgen van je daden te accepteren. Dat deed één van de beulen van het regime van Pol Pot in Cambodja in de jaren ’75-’79 van de vorige eeuw. Dertig jaar later werd hij berecht. Hij was in de jaren ervoor christen geworden. Hij bekende alles en liet de rechtbank weten: ‘U hoeft geen genade voor mij te hebben. Er zijn geen verzachtende omstandigheden voor mij. Ik verdien de doodstraf.’ Het feit dat hij nu christen was, voerde hij niet aan als reden voor een mildere straf.

Mild voor jezelf of voor de personen die jouw geloofsgenoten zijn en hard voor een ander die niet tot jouw geloofsgenoten behoort of iemand uit jouw kring iets heel ergs heeft aangedaan: het klopt niet. God beoordeelt iedereen zonder aanzien des persoon. Laten we het daarbij en vooral bij Hem laten.

Al Gods beloften aan en over Israel zijn alleen in Christus ja en amen

1. Aanleiding

Dr. Arjan van den Os en dr. Michael Mulder schreven in het Nederlands Dagblad van 3 september 2025 een artikel getiteld ‘Gods beloften over Israël worden nooit ingetrokken’. Het was een reactie op ons artikel ‘Het is fout om het Joodse volk Israël Gods volk te noemen’ in het ND van 29 augustus jl.  Dat artikel schreven wij naar aanleiding van een ingezonden stuk ‘Koos God Abraham op grond van zijn geloof?’ van dr. Jan Hoek in het ND van 26 augustus, die de Joden blijvend als ‘Gods volk’ en de staat Israël als een ‘teken’ van Gods trouw ziet. Zie ook Hoeks artikel Op ondoorgrondelijke wijze gaat Gods weg met Israel door in het Reformatorisch Dagblad van 6 september, waar hij de vraag ‘Is Israël Gods volk?’, bevestigend beantwoordt, zij het ‘op paradoxale wijze’.

Arjan van den Os, Michael Mulder en ook Jan Hoek menen dat wij geen recht doen aan de volgens hen blijvende verkiezing van Israël en zij stellen dat God nog grootse plannen heeft met het Joodse Israël. Zij geven echter niet aan wat de concrete basis is van hun afwijzing van onze tegengestelde opvatting. Maar als nieuwtestamentici zouden zij toch moeten weten dat geen enkel boek van het Nieuwe Testament ruimte laat om in theologische zin het bestaan van een staat Israël te onderbouwen, of om te denken dat Gods heilsplan nog steeds een aparte plaats en taak voor het etnische volk Israël impliceert. Waarom zou zo’n voortgezette status aparte ook nodig zijn? Die gedachte is zelfs strijdig met de centrale boodschap van het Nieuwe Testament. Ook Paulus’ brief aan de Romeinen geeft die ruimte niet, want in Romeinen 11:26 gaat het over het behoud van Joden en niet-Joden die Jezus Christus als Verlosser hebben aangenomen. Dat is immers uit de metafoor van de edele olijfboom af te leiden. Het gaat daarin niet over een aparte positie van het etnische volk Israël. Bovendien, bij wedergeboren mensen heeft etniciteit geen enkele betekenis.

Uiteraard erkennen wij dat God Abraham riep en dat uit zijn natuurlijke nakomelingen het etnische volk Israël is ontstaan. Dat had als ‘volk van God’ onder het Oude Verbond tot aan de komst van Jezus Christus de taak om de wereld te laten zien wie God is en wat Zijn bedoeling is met de mensheid.

2. Simplistisch?

Heel vreemd is het dat Van den Os en Mulder ons standpunt ‘simplistisch’ noemen. Waarom zou het simplistisch zijn om de Bijbel te zien als Gods in Christus gecentreerde Liefdesboodschap vanaf Genesis aan een gevallen wereld? En waarom zou het verkeerd zijn om te zeggen dat oudtestamentisch Israël niet meer en niet minder was dan een instrument, dat door het alles omvattende vervullende werk van Christus zijn bijzondere taak heeft afgerond? Wat kunnen verwachtingen voor een modern etnisch en geografisch Israël daaraan nog toevoegen, behalve dat ze de klem ontnemen aan de unieke enige heilsweg in Hem voor alle volken?

Arjan van den Os en Michael Mulder willen het Nieuwe Testament lezen met de lens van het Vroege Jodendom (het judaïsme van de tweede tempelperiode), omdat die de religieuze, culturele en politieke wereld vormde waarin Jezus leefde en de eerste christelijke gemeenten ontstonden. Inderdaad kan het helpen om die Joodse context mee te nemen bij het lezen en onderzoeken van het Nieuwe Testament. Dan functioneert die context als heenwijzing naar de ware tempel, Christus (Johannes 2:21). Dat is wat anders dan het bij sommige theologen modieuze luisteren naar Joodse stemmen die Jezus bewust buitensluiten en verwerpen. Het is (uiteraard) vooral van belang dat we ons bij het verstaan van de bedoeling van het Nieuwe Testament laten leiden door de Auteur, de Heilige Geest. Hij is de Geest der waarheid, die ons in de volle waarheid van Christus wil leiden.

Wat Van den Os en Mulder over het hoofd lijken te zien, is dat al Gods beloften alleen ja en amen zijn in Christus (2 Korinthe 1:20), dus in het licht van Jezus hun betekenis ontvangen. De opdracht om dat te geloven, geldt voor zowel Jood als niet-Jood. Dat blijkt ook uit wat Paulus schrijft in Galaten 3:29: “Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen”. In Galaten 3:7 schrijft Paulus dat degenen die uit het geloof zijn, dus in Christus geloven, kinderen van Abraham zijn geworden en dus gezegend worden, tezamen met de gelovige Abraham (Galaten 3:9). Dat slaat op de gelovige (geestelijke) nakomelingen van Abraham (dus zowel alle wedergeboren Joden en alle wedergeboren niet-Joden) en dus niet op de ongelovige natuurlijke nakomelingen van Abraham!

God is in het bijzonder alleen verbonden met die Joden en niet-Joden die in Zijn Zoon Jezus Christus geloven en daardoor kinderen van God zijn geworden (Johannes 1:12). Zij zijn Gods oogappel. Dat geldt dus niet voor dat deel van etnisch ‘Israël’ ofwel het Joodse volk dat niets van Jezus wil weten. Het gaat in Gods geopenbaarde heilsplan niet om een herstel van Israël in het beloofde land Israël, maar om verlossing en herstel van een in zonden verloren mensheid. Het land Kanaän is daarbij een metafoor van het toekomstige wereldomvattende Koninkrijk van God (zie Wat en waar is het beloofde land?). Denk ook aan Efeze 6:2-3, waar Paulus de belofte voor een lang leven in Kanaän uitbreidt tot een lang leven op aarde.

3. Tegendeel

Frappant is dat Van den Os en Mulder menen dat Paulus met het bovengenoemde vers, Galaten 3:29, de blijvende verkiezing van Israël onderstreept. Maar wie Galaten 3 goed leest, ontdekt dat het tegendeel waar is! Want om welk Israël gaat het?  Niet om het etnische volk maar om het ware Israël, namelijk alle Joden en niet-Joden die Jezus als hun Verlosser hebben aangenomen. God is trouw aan Zijn heilsbelofte, dat blijkt in het bijzonder bij iedereen die in Zijn Zoon gelooft (Johannes 3:16). Van den Os en Mulder suggereren ten onrechte dat God volgens ons Zijn heilsbeloften heeft ingetrokken of er geen betekenis meer aan hecht. Het tegendeel is waar. Wij zijn ervan overtuigd dat in Christus al Gods beloften ‘ja en amen’ zijn voor elke Jood en niet-Jood!

Drs. Piet Guijt, drs. Ernst Leeftink, Kees Maljaars, dr. Steven Paas, dr. Jos Strengholt

Je loopt vast met twee volken van God

Broeder Jan Hoek heeft via LinkedIn gereageerd op een opinie-artikel van ondergetekenden in het Nederlands Dagblad van vrijdag 29 augustus 2025 dat stuk reageerden wij naar aanleiding van zijn afkeurende commentaar op een interview met dr. Hans van Oort, die daarin zijn nieuwe boek ‘Israël?’ aankondigde.

Hoek meent dat wij een vorm van vervangingstheologie aanhangen. Dat is een vaak en graag gebruikte term om andersdenkenden zonder motivatie te ‘framen’. Wij herkennen ons er niet in. Wat wordt er dan vervangen? Het Joodse volk is gewoon een etnisch volk, dat deels in een staat woont die de naam ‘Israël’ draagt. Etnisch Israël kan geenszins worden vervangen door Gods volk op aarde, want dat bestaat van ouds al alleen uit Joden en niet-Joden die vanaf Adam en Eva uitkeken naar Jezus als hun Verlosser en Hem sinds Zijn komst hebben aangenomen en daarom kinderen van God zijn (Johannes 1:12).

Hoek meent ook dat wij ‘zover gaan’ dat we hem ‘buiten het geloof’ plaatsen. Dat is een totaal ongegronde conclusie. Wij spraken niet over Joden in het algemeen, die in meerderheid Jezus verwerpen, maar over het essentiële gegeven dat Joden en niet-Joden zonder onderscheid alleen door geloof in Jezus Christus en wedergeboorte Gods Koninkrijk zijn binnengegaan (Johannes 3:5). Dat is de kern van het Nieuwe Testament waarop wij doelden. Er zijn daarin geen verschillende posities voor Joden en niet-Joden (Romeinen 3:22; 10:12; Colossenzen 3:11). Desondanks wil Hoek helaas nog steeds een onderscheid tussen Joodse en niet-Joodse christenen in de kerk en in Gods heilsplan blijven maken. Echter, wij zijn allen “erfgenamen: erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus; immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking” (Romeinen 8:17).

Het Oude Testament spreekt uiteraard over o.a. de God van Abraham en de God van Israël. Maar voor een christen die dankzij de door God beloofde komst van Jezus mag leven onder het Nieuwe Verbond, is God nu vooral de Vader van Jezus Christus en ook onze hemelse Vader. Het is een vreemde en onterechte conclusie van Hoek dat wij zouden menen dat de weg van de Heer met Israël een mislukt experiment is. Met het oog op de komst van onze Here Jezus heeft God immers dit volk apart gezet? Maar nu sinds Pinksteren al bijna 2000 jaar gelovigen uit alle volken worden toegevoegd aan ‘het Israël van God’ (Galaten 6:16), is het een terechte vraag: Waarom zou het belijden van de ‘God van Israël’ een voortgaande unieke positie voor het moderne, grotendeels seculier-Joodse Israël moeten inhouden? Is God in Christus niet de God van/voor alle volken?

Hoek beschouwt zowel de gemeente/kerk als ‘Israël’ als ‘volk van God’. Dat is vreemd. Heeft God dan twee unieke volken, de ene met en de andere zonder Christus? Waar staat die dualiteit in het Oude Testament en in het Nieuwe Testament?

Hoek noemt de vraag van de discipelen in Handelingen 1:6 over het herstel van het koningschap voor Israël. Hij meent dat die vraag terecht was. Maar die conclusie is onjuist, hetgeen uit de context blijkt. Jezus “beval hun dat zij niet uit Jeruzalem weg zouden gaan, maar de belofte van de Vader zouden verwachten, die u, zei Hij, van Mij gehoord hebt” (Handelingen 1:4). Het blijkt dat dit slaat op de Heilige Geest, waardoor “u kracht zult ontvangen”, en waardoor “u Mijn getuigen zult zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde. (Handelingen 1:8). Dus, de belofte waar Jezus in Handelingen 1:4 en 5 over sprak (zie ook Lukas 24:49), is niet het herstel van het koningschap voor Israël, maar is de uitstorting van de Heilige Geest (Handelingen 1: 5,8). Bovendien moet bedacht worden dat met de komst van Jezus het Koninkrijk Góds nabijgekomen is, en dus niet het koninkrijk Israël! Zie de tientallen teksten (65!) in het Nieuwe Testament over het ‘Koninkrijk Gods’. Twee bekende teksten als voorbeeld: “Onze Vader die in de hemelen zijt, Uw naam worde geheiligd; Uw Koninkrijk kome; Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde” (Mattheüs 6:9,10). Jezus bad niet voor het koningschap voor Israël maar voor het Koninkrijk van God Zijn Vader. En “zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden” (Mattheüs 6:33). Dus, christenen zoeken Góds Koninkrijk en niet een soort van ‘koningschap’ voor/van Israël.

Er moet dus bedacht worden waaróver Jezus sprak na Zijn opstanding, zelfs veertig dagen lang! In Handelingen 1:3 lezen wij: “veertig dagen lang hun verschijnende en tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk Gods betreft”. Jezus sprak over het Koninkrijk van God en niet over het koningschap voor (over) Israël of het koninkrijk Israël. Handelingen 1:6 gebruiken om te proberen het herstel van het vermeende koningschap voor Israël ‘aan te tonen’, is naar ons inzicht niets anders dan een verkeerde en misleidende uitleg, waarmee ook Hoek denkt aan Israël een aparte huidige positie en toekomstige rol te moeten toebedelen.

Helaas moet worden geconstateerd dat Hoek de moderne staat Israël roemt als ‘teken’ van Gods trouw. De grondslag van die staat reikt echter niet verder dan het internationale recht. De Bijbel spreekt van het kruis van Christus als het teken van Gods trouw. Paulus wil zich ‘volstrekt niet beroemen op iets anders’ (Galaten 6:14) en de Jood Isaac Da Costa sprak daarvan in het lied ‘In het kruis zal ik eeuwig roemen, geen wet zal mij verdoemen’, enz.  Jezus Christus is onze Redder, niet omdat Hij een Jood is of omdat de staat Israël zicht op Hem geeft, maar omdat Hij de Heiland van de wereld is (Johannes 4:42; 1 Johannes 4:13-16).

Drs. Piet Guijt, drs. Ernst Leeftink, Kees Maljaars, dr. Steven Paas, dr. Jos Strengholt.

WIJS DE JEUGD DE JUISTE WEG!

Zondag 31 augustus mocht ik in Kampen onze kleindochter Iris dopen. Deze NGK-gemeente in Kampen was vakant, dus er was geen eigen dominee om de doop te bedienen. Ik vond het een bijzonder voorrecht om dat daarom te mogen doen.

Vlak bij de Eudokia-kerk hing een groot spandoek met de tekst De scholen zijn weer begonnen. Maar dat geldt niet alleen voor de scholen. Nee, ook het kerkelijk seizoen is weer begonnen. En net als in de maatschappij investeren we ook in de kerk veel in onze kinderen en in onze jongeren.

Dat doen we, omdat het een opdracht is die God Zelf aan zijn kinderen geeft. In Spreuken 22 vers 6 staat namelijk: Leer een kind van jongs af aan de juiste weg, en het zal er niet van afwijken wanneer het oud (= volwassen) geworden is.

Het gaat in deze bijbeltekst over jonge kinderen. Het hebreeuwse woord voor ‘leren’ betekent in een ander verband ook het ‘inwij­den’  van de tempel of het ‘in gebruik nemen’ van een huis. Het wonder van het geloof is, dat Christus onze Heer graag in de harten van mensen wil komen wonen wil maken (Efeziërs 3 vers 17). We kunnen elkaar het geloof niet geven – alleen de Heilige Geest brengt mensen tot geloof. Maar Hij gebruikt daar wel de middelen van opvoeding (gezin), onderwijs (school) en prediking (kerk) voor.

Daar moet je, zegt dit vers in Spreuken, al vroeg mee beginnen. Want het belangrijkste doel in het leven is, dat je God leert kennen en met Hem wilt leven. Zo staat het in Spreuken 3 vers 6: Denk aan de HERE bij alles wat je doet (NBV21) / Ken de HERE in al uw wegen (NV51). Dat is ook het groet doen van de opvoeding van gelovige ouders: Niets verheugt mij meer dan te horen dat mijn kinderen de weg van de waarheid volgen. (3 Johannes 1 vers 4). waarheid volgen.

Spreuken 22 vers 6 kan ook vertaald worden met: “Onderwijs een kind overeenkomstig zijn verstand en leeftijd.” Dat betekent: hou rekening met zijn of haar mogelijkheden. De oude Statenvertaling merkte daarbij in 1637 al op, dat het ook ‘met tederheid’ gebeuren moet. Wat met liefde en geduld geleerd wordt, werpt meer vruchten af dan wat met harde hand wordt bijgebracht.

Wanneer de kinderen uitvliegen wordt het spannend. Blijven ze dan dicht bij de HERE leven? Spreuken 22 vers 6 leert ouders ook om dat in met vertrouwen in de hand van de HERE te leggen. Je mag je kind los te laten, omdat je weet dat God dat niet doet.

Een goede, consequente christelijke opvoeding blijft zijn waarde houden. Je waardeert het steeds meer. Niet pas als je rond de 70 bent, maar naarmate je ouder wordt. Soms komt een afgedwaald kind toch weer tot geloof als vrucht van de opvoeding.

Tenslotte: dit Bijbelwoord is niet alleen aan ouders gericht. Hier ligt een taak voor ons allemaal als christenen. Hou elkaar erbij! Dat geldt vooral binnen de eigen leeftijdsgroep – daar heb je meestal de meeste aansluiting bij. En we hebben de kerkelijke gemeente nodig. Dat is de plaats waar de Here Jezus ons verzamelt. Daar houdt Hij ons op koers, zodat we niet afwijken, maar altijd dicht bij Hem blijven. Want Hij is in waarheid de juiste weg die naar het eeuwige leven leidt.

?? Welke taak zie jij voor jezelf weggelegd als het gaat om kinderen of jongeren in de kerk de weg naar God en Jezus te wijzen ??

?? Als kinderen God de rug toekeren, wat kan de christelijke gemeente voor hen en voor hun ouders betekenen?

God heeft geen grootse plannen met de Joodse staat Israel

In het Nederlands Dagblad van 29 augustus plaatsten Piet Guijt, Kees Maljaars, Steven Paas, Jos Strengholt en ikzelf dit opinie-artikel. Het ND gaf er de kop Het is een ongegronde opvatting dat God nog grootse plannen zou hebben met het Joodse Israël aan.

Dominee Jan Hoek blijft vasthouden aan de ongegronde opvatting dat God nog grootse plannen zou hebben met het Joodse Israël, dat hij abusievelijk ‘Gods volk’ blijft noemen (ND 26 augustus),   zo stellen vijf theologen en bijbelonderzoekers. Hans van Oort constateert in zijn boek Israël? Wat Jezus, apostelen en evangelieschrijvers werkelijk zeggen dat het Nieuwe Testament geen ruimte laat om het bestaan van de staat Israël te onderbouwen (ND 21 augustus). 

Predikant Jan Hoek zegt dat hij schrok toen hij in het interview met Van Oort las dat God Abraham koos op grond van zijn geloof. Van Oort spreekt echter helemaal niet over ‘uitverkoren zijn’, in elk geval anders dan Hoek het opvat, gezien zijn opmerking over remonstrantse opvattingen. Van Oort wil, zoals blijkt uit zijn boek, alleen maar aangeven dat voor God niet etniciteit, maar geloof belangrijk is. 

En net als de apostel Paulus benadrukt Van Oort dat niet de lijfelijke kinderen van Abraham (die overigens geen Jood was) Gods kinderen zijn maar alleen zij die Gods beloften in geloof in Christus aanvaarden. Paulus schrijft: ‘Begrijp dan toch dat zij die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn. (…) Daarom worden zij die uit het geloof zijn, gezegend samen met de gelovige Abraham.’ En: ‘Als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen’.

Gods koninkrijk is bestemd voor zowel Joden als niet-Joden die in Jezus Christus geloven, en in Hem is geen rangorde of onderscheid (Romeinen 3:22; 10:12). 

Hoe kan Hoek dan zeggen dat Joodse broeders en zusters eerstgeborenen blijven? Dat ontkent de essentie van het Nieuwe Testament. Want om het koninkrijk van God binnen te kunnen gaan, moet ieder, Jood en niet-Jood, opnieuw geboren worden.

Bovendien, Hoeks opvatting om binnen de christelijke gemeente onderscheid te maken, staat totaal haaks op het idee dat Jezus ons één heeft gemaakt en dat de tussenmuur die scheiding maakte, is weggebroken (Efeziërs 2:14). Hoek wil erop wijzen dat God vele beloften gedaan heeft aan het volk Israël die nog niet vervuld zijn. Hij ziet helaas over het hoofd dat de oudtestamentische profetieën voor Israël slechts (povere) metaforen zijn van wat Paulus schrijft in 1 Korintiërs 2:9 – ‘Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God heeft bereid voor hen die Hem liefhebben’. Dus: voor gelovigen uit alle volkeren in de toekomst, in elk geval op de nieuwe aarde. 

Het opiniestuk van Hoek maakt helaas duidelijk hoe, ondanks de sterke argumentatie van Van Oort om duidelijk te maken dat het Nieuwe Testament nergens een staat Israël belooft, iemand toch blijft beweren dat deze staat ‘alles te maken heeft met de boodschap van dat testament’. 

Hoek blijft vasthouden aan de ongegronde opvatting dat God nog grootse plannen zou hebben met het Joodse Israël, dat hij abusievelijk ‘Gods volk’ blijft noemen. Gods herstelplan in Christus betreft de gehele in zonden verloren mensheid. Alleen die Joden en niet-Joden die Jezus als hun Verlosser hebben aangenomen, zijn onder het Nieuwe Verbond Gods kinderen en dus ook Gods volk.

Houding SGP-Kamerleden legt eenzijdige solidariteit met Israel bloot

De SGP staat bekend om haar onvoorwaardelijke steun aan Israel. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de ChristenUnie hoor je Chris Stoffer en andere kamerleden nooit publiek kritiek uiten op Israel. Toch is er binnen de partij niet alleen applaus voor deze lijn. In toenemende mate klinkt er binnen de achterban en jongere geledingen ook geluid voor een kritische houding richting Israel, zo maakt het Nederlands Dagblad duidelijk. Wie dat onderscheid niet maakt, loopt het risico om te vervallen in eenzijdige solidariteit met Israel.

Nu is er niks mis mee om solidair te zijn met Israel, nadat het op 7 oktober 2023 aangevallen is door een terreurorganisatie die, gedreven door intense Jodenhaat, de totale vernietiging van de Joodse entiteit in Palestina nastreeft. Het gevolg van de pogrom van Hamas is ongenadige wraak van Israelische zijde, want Israel wil er alles aan doen om de terreur van Hamas te stoppen en de 500 kilometer (dat is van Groningen naar Berlijn!!) aan tunnels te vernietigen, waarvan de in- en uitgangen bewust onder woningen, scholen, ziekenhuizen en moskeeën zijn aangebracht. Dat durven, ondanks de enorme repressie door Hamas, ook steeds meer burgers van Gaza hardop te zeggen. Pas als Hamas de oorlog beëindigt en de gijzelaars vrij laat, is er een kans op vrede.

Maar je kunt ook te weinig kritisch zijn. De diepe liefde en de onvoorwaardelijke, kritiekloze solidariteit van de SGP met het huidige Israel komt volgens mij op uit de gedachte: Israel OT = Israel NT = Israel nu. Dat lijkt mij een nogal twijfelachtige, onzorgvuldige en, als je consequent doordenkt, niet-Bijbelse redenering. De kern daarvan bestaat uit de gedachte: ‘Israel’ staat altijd gelijk aan ‘het Joodse volk’. En omdat Israel in het Oude Testament ‘Gods oogappel’ genoemd wordt (Deut. 32:10, Jer. 31:20, Zach. 2:12), blijft dat ook zo in het Nieuwe Testament, ook al hebben ze in meerderheid Jezus verworpen, en is dat vandaag nog steeds zo als het om het land en (80 procent van het) volk en de staat Israël gaat.

Wat zegt de Bijbel?
Wie de Bijbel leest vanuit Jezus Christus als centrum, weet dat Abraham door de HERE is uitgekozen om via zijn nakomelingen alle volken tot een zegen te zijn (Gen. 12:3). Voortdurend wordt al in het Oude Testament benadrukt, dat niet iedere geboren Israeliet het ook werkelijk is, want het gaat niet om de uiterlijke besnijdenis, zeggen Mozes en Jeremia (Deut. 30:6, Jer. 4:4, 9:25), maar om de besnijdenis van het hart. Na Pinksteren benadrukt Paulus dat ook: Jood is men niet door uiterlijkheden, en het gaat ook niet om de uiterlijke, lichamelijke besnijdenis; Jood zijn is iets innerlijks en de besnijdenis is die van het hart (Rom. 2:29). Voortdurend lees je ook in het Oude Testament, dat het heil van God voor alle volken bestemd is. Vanaf Pinksteren gaat dat in vervulling, bijvoorbeeld in Psalm 87. Dan wordt overduidelijk, dat iedereen welkom is en zich mag aansluiten bij “het Israel van God” (Gal. 6:16b). Want het ware, geestelijke Israel bestaat, net als in het Oude Testament, uit allen die in het geloofsspoor van Abraham gaan en in Jezus Christus geloven als de door God beloofde en gekomen Messias.

Dat vroeg een omkeer van denken die er bij de apostelen en de eerste christenen maar moeilijk inging. Zij verwachtten binnen afzienbare tijd het herstel van het koningschap in Israel, maar Jezus zei: ‘Wees mijn getuigen tot aan de einden der aarde.’ (Hand. 1:6-8). Petrus wilde er eerst zelf niet aan en moest zich later verdedigen dat hij de Romein Cornelius had bezocht en hem zo maar, alleen op z’n geloof, had toegelaten tot Gods volk op aarde (Hand. 10:1-11:18). Even later kregen Paulus en Barnabas bakken vol kritiek over zich heen omdat de gelovigen uit de heidenen zich niet aan allerlei Joodse wetten hoefden te houden (Hand. 15). Het zat diep ingesleten in het denkpatroon van de eerste christenen: heidengelovigen zijn welkom bij ons, joodse gelovigen, maar dan moeten ze zich wel aan de oude regels houden. Maar na het grote apostelcongres waren Petrus en Jakobus er, onder leiding van de Heilige Geest, wel uit: christenen uit de Joden en christenen uit de heidenen worden op dezelfde manier gered, namelijk door de genade van de Heer Jezus, en zo herstelt de Heer het vervallen huis van David, waartoe nu alle christenen afkomstig uit het Joodse volk en uit de heidenen behoren (Hand. 15:11-18). Ook Paulus sloot zich hierbij aan: sinds Pinksteren maakt God geen enkel onderscheid meer en delen alle christenen in het burgerschap van het ene, geestelijke Israel (Ef. 2:11-22). Dat volk wordt door de HERE weer ‘Ammi’ – ‘mijn volk’ en ‘Ruchama’ – ‘mijn geliefde’ genoemd, zeggen Paulus (Rom. 9:24-26) en Petrus (1 Petrus 2:10)

Heeft Israel een speciale plek?
Wie vandaag nog een speciale plek voor het land Israel en voor het Joodse volk ziet weggelegd, maakt dezelfde denkfout als de apostelen en een deel van de eerste Joodse christenen uit Handelingen. Het gaat na Pinksteren niet meer om dat ene Joodse volk, waarbij de rest van de wereld zich mag aansluiten. Het gaat om de ene Heer, Jezus Christus, en iedereen wordt opgeroepen zich in geloof bij Hem aan te sluiten, ongeacht nationaliteit, afkomst en geslacht. Dat is sinds Pinksteren Gods volk op aarde, Gods oogappel, de bruid van Christus. 

Heeft het Joodse volk en het land Israel dan nog een speciale plek in Gods plan met de wereld? Ik denk van niet. Alle beloften van God waren op Christus gericht en zijn in Christus vervuld. Wat nog uitstaat is voor iedereen bestemd tot aan de uiteinden van de aarde, zoals de Psalmen zingen en Jesaja profeteert. 

Is er dan geen verschil? Jawel: Joden die tot geloof in Jezus komen, komen er achter dat Hij de Messias is die in hun eigen Tenach is aangekondigd. Hetzelfde geldt in mindere mate voor moslims die tot geloof komen: zij kenden Jezus in hun Koran eerst alleen maar als de profeet Isa. Dat is een heel andere manier van thuiskomen dan vanuit het heidendom. Maar ik geloof er niets van dat God twee lijntjes heeft lopen om mensen tot Zich te trekken. Of dat Hij twee plannen heeft, eentje met het Joodse volk, waarvan iedereen die naar Israel emigreert meer rechten zou hebben op het beloofde land dan de Palestijnse bewoners van wie de stamboom soms teruggaat tot 400 na Christus. Want de God van Jezus Christus, die via Israel tot de wereld gekomen is, wil de God van alle volken, inclusief het Joodse volk, zijn. Niet het land Kanaän, maar heel de aarde is voor de zachtmoedigen bestemd, zegt Jezus (Mat. 5:5) en wie Hem volgt door zich aan Gods geboden te houden, zal het niet goed gaan in het beloofde land Kanaän, maar hier op aarde (Ef. 6:3).

De oude Simeon zong het al toen hij het kindje Jezus in de armen nam: “Met mijn eigen ogen heb ik de redding gezien die U bewerkt hebt ten overstaan van alle volken: een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer strekt van Israel, uw volk.” (Luk. 2:30-32).

Ds. Ernst Leeftink is predikant van de Nederlandse Gereformeerde Kerk ‘De Lichtbron’ in Balkbrug en van de Nederlandse Gereformeerde ‘Hooge Eschkerk’ in Oosterwolde (Fr.). DIt artikel is op 12 augustus 2025 ook verschenen als opinie-bijdrage op CVandaag.