‘Hoera fluisteren’

Het was eigenlijk een komisch moment tijdens de persconferentie van woensdag 24 juni. Onze minister-president Mark Rutte en minister Hugo de Jonge kondigden versoepelingen aan van de coronamaatregelen. Het maximum aantal bezoekers is losgelaten, mits de anderhalve meter afstand gewaarborgd blijft. Eén van de conclusies: voetbalstadions mogen voor een deel weer gevuld worden met supporters. Maar juichen kan nog niet en spreekkoren zijn verboden. Wat doe je dan als jouw favoriete club scoort? ‘Hoera fluisteren’, was het antwoord. Iedereen voelt wel aan dat dit een lastige opgave is. Hoera is geen fluisterwoord. Je wilt het uitschreeuwen van blijdschap. Maar ja, dat kan nu niet.

Halleluja is ook geen fluisterwoord. We willen graag onze Here God uitbundig prijzen. We willen graag uit volle borst zingen in de kerk. Dat is voor velen van ons één van de redenen om naar de kerk te gaan. Natuurlijk, er is meer. We mogen lezen, luisteren, bidden, vieren, stil zijn. Maar toch, we missen het samen zingen. Dat kunnen we zo goed in Ureterp. Ik vertel vaak met genoegen (en trots) hoe mooi onze gemeente kan zingen. Nu dus even niet. We willen geen verspreiders van een virus zijn.

Koor zingenWat zullen we hier nog meer van zeggen? Je kunt vechten voor meer ruimte voor gemeentezang. Je kunt in het negatieve blijven hangen en met een zuur gezicht praten over de regels. Je kunt ook leren van een bestuurder van een voetbalclub die in een televisieprogramma een andere toon aansloeg. Hij zei (in mijn eigen woorden weergegeven): blijven zeuren over wat niet kan, helpt je niets verder. Wees blij met wat wel kan en maak er dankbaar gebruik van.

Dat lijkt me een mooi advies. We mogen weer naar de kerk. Nog niet allemaal tegelijk, maar toch, het begin is er. We mogen zingen met een klein groepje. De andere kerkgangers kunnen in hun hart meezingen. En als je uit volle borst wilt zingen? Doe dat maar in je tuin of op de fiets als je door een mooi stukje Nederland rijdt. Niemand houdt je tegen en niemand wordt er ziek van. Halleluja fluisteren? Het kan. Maar je mag het ook uitroepen op plekken waar je alle ruimte hebt.

ds. A. Krijgsheld – kerkblad GKV Ureterp (met toestemming hier geplaatst)

Krijgt het begrip ‘doopouder’ een nieuwe dimensie?

Het dopen van kinderen in corona-tijd is een hot issue in de katholieke, protestantse en gereformeerde kerken. Voor volwassendoop bij baptisten en evangelischen, en uiteraard ook in alle andere kerken, zal hetzelfde gelden, maar de discussie gaat vooral over de kinderdoop. Hoe kun je die als voorganger bedienen als je anderhalve meter afstand moet houden?

In de GKV Zeewolde trokken de predikant en de doopouders zich er op het hoogtepunt van de corona-crisis niets van aan. De doopvader en de dominee bogen zich boven de doopvont gewoon naar elkaar toe. Er vanuit gaande dat de gemiddelde doorsnee van een doopvont zo’n 50 centimer is, stonden, stonden ze bijna neus tegen neus tegenover elkaar. Absoluut onverstandig, vonden velen, waaronder ikzelf.

Heel veel kerken zeiden: stel de doop maar uit tot het weer op de gewone manier mag van de overheid. Want de doop is niet noodzakelijk voor kleine kinderen om behouden te worden. Dat is de weg van de minste weerstand. In mijn optiek ondergraaf je daarmee de betekenis van de doop. Net als bij het avondmaal heeft Jezus deze twee sakramenten ingesteld als onderstreping van Gods genadige goedheid en aanwezigheid. Daarvan kun je niet zomaar zeggen, als het niet op de gewone manier kan: ‘Nou, dan stellen we het toch gewoon een half jaartje uit’?  Dat doen we in corona-tijd ook niet met verjaardagen, trouwerijen en moederdag. We bedenken alternatieven om toch zulke bijzondere dagen toch nog enigszins fleur te geven. Als doop en avondmaal door Jezus bedoeld zijn om ons geloofsleven juist in moeilijke tijden op te fleuren, kan uitstel voor onbepaalde tijd nooit de eerste oplossing zijn.

Doopschelp

Museum Catharijneconvent, CC0, via Wikimedia Commons

Dus kwam het moderamen van de PKN met een creatief advies: bedien als predikant de doop met een verlengde arm, namelijk een doopstok met aan het einde een kleine schaal of een schelp. Want, is de redenering, de doop wordt bediend door de predikant, dus die moet zowel de doopformule uitspreken als de handeling uitvoeren. Net als bij het avondmaal horen de woorden en de handeling bij elkaar. Maar het wordt wel een gekwengel met water voor al die ongeoefende voorgangers. Moet je dit wel willen? Ook principieel gezien: is een geldige doop echt afhankelijk van de persoon die hem bedient?

Ja, wel binnen alle kerken met een ambtelijke struktuur. De doop is een teken en zegen van God waardoor je wordt opgenomen in zijn verbond en daarmee lid van de christelijke gemeente.  Die christelijke gemeente heeft voor het bedienen van doop en avondmaal speciale mensen aangewezen, namelijk apostelen en oudsten. In deze kerkelijke traditie wordt de doop bediend en het avondmaal gevierd in het midden van de gemeente. Dat kun en mag je dus niet zelf doen.

Alleen: is het persé noodzakelijk dat de voorganger zowel de woorden uitspreekt als de besprenkeling of de onderdompeling uitvoert? Als één van de eersten pleitte Robert Roth, GKV-predikant in Hengelo, in zijn blog ‘Dopen in coronatijd 1’ voor de optie dat de voorganger de doopformule uitspreekt en één van de daarbij het doopwater over het kind uitgiet. Hij pleit er daarbij voor om dat in een officiële kerkdienst te doen, met een beperkt aantal  aanwezigen, terwijl  de rest van de gemeente de dienst via een livestream op internet meebeleeft. Anderen vinden het zelfs een optie dat de doopouders thuis hun kind ten doop houden in een online-dienst, waarbij de predikant de woorden uitspreekt.

Wat moet je hier nu van vinden? Ik vind het lastig. Voor mijn gevoel horen de doopformule en het doopwater als twee kanten van één medaille bij elkaar. Het voelt voor mij toch een beetje als een loskoppeling wanneer de predikant op anderhalve meter afstand uit zou spreken: ‘Karla Jolien Leeftink, je wordt gedoopt in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest’, terwijl gelijktijdig één van de ouders hun dochter met het doopwater besprenkelt. Het heeft niet mijn voorkeur.

Maar de andere opties vind ik allemaal nog slechter. Het kunstmatige van een doopstok met een schaaltje of een schelp suggereert dat de geldigheid van de doop deels afhangt van degene die de doop bedient. Het is een vorm van hoogliturgisch denken waarbij  onder alle omstandigheden de handeling en de woorden gekoppeld moeten zijn aan het ambt. Een doop op afstand waarbij de dominee in de kerk staat en de doopouders thuis met een kommetje water of een kinderbadje voor zich hun kind besprenkelen of onderdompelen maakt van de doop een familiefeestje, terwijl de doop, net als het avondmaal, toch echt een sakrament van en voor de christelijke gemeente is. En wie zonder na te denken de doop voor onbepaalde tijd wil uitstellen draagt, misschien wel geheel onbewust, bij aan de onderwaardering van de doop. Ik ben nooit voor de vroegdoop geweest, maar je mag de Drie-Enige God ook niet te lang laten wachten als Hij je kind zijn prachtige belofte wil overhandigen.

Dus als het echt niet anders kan, kom ik toch uit bij een doopdienst in de kerk waarbij de predikant keurig op anderhalve meter van de doopvont staat en de doopformule uitspreekt, terwijl de doopouders het water over hun kleine uitgieten. Zo krijgt het woord ‘doopouder’ wel een hele indringende betekenis.

baby commodeHoewel: toen ik deze blog klaar had, zei Karla tegen mij: wat een ingewikkeld gedoe allemaal. Waarom moeten doopouders persé hun kind vasthouden bij de doop? Laat de vader of moeder hun baby op een doopkussen leggen en daarna samen een stap achteruit doen, zodat de dominee de kleine gewoon kan dopen incl. de besprenkeling, desnoods met wegwerphandschoenen aan.

Waarschijnlijk hoeft het trouwens met al die alternatieven helemaal niet zover te komen. Per 1 juni worden de corona-beperkingen versoepeld. Kerken mogen een maand gaan oefenen met maximaal 30 personen. Bij dat oefenen kan ook het dopen horen zoals we dat altijd deden. Want het predikantschap is een contact-beroep. Dus voordat er gedoopt wordt: eerst een gezondheidscheck bij voorganger en doopouders + baby, eerst handenwassen door de predikant, en bij de doop met gestrekte armen de kleine ten doop houden. Dan kan de predikant met gestrekte arm de doop bedienen: precies op anderhalve meter. Zo wordt zichtbaar wat David in Psalm 139 al zong: HEER, U legt uw hand op mij.

Bloed, zweet en tranen in Getsemané

Ook op zondag 5 april is er weer een video-opname vanuit de kerk. Alles bij elkaar precies 22 minuten en deze keer met: * gezongen votum; * een korte preek over ‘Bloed, zweet en tranen’ – het lijden van Jezus in de hof van Getsémane; * een kindmoment; * een gebed; * Gods zegen; * Opwekking 268 – ‘Hij kwam bij ons heel gewoon’.

Bijbellezingen staan per abuis niet vermeld: Lukas 22:39-46 en Johannes 18:1-11.

Daarna in de playlist vier versies van ‘Nearer, my God, to Thee’.

De HEER regeert – ook tijdens de corona-crisis

Morgen is het zondag.  Kerken blijven leeg.  Op YouTube staat vanaf zondagmorgen 07:00 uur deze mini-preek online, inclusief gebed en een mooie lied:

Waar gaat het over?

Over het corona-virus dat als een storm over de wereld raast en iedereen in zijn greep heeft.

De storm komt uit Gods hand, zegt Psalm 107:

Wanneer Hij spreekt, doet Hij een stormwind opsteken, die haar golven hoog opheft.

Maar wie Jezus kent, mag er ook op vertrouwen:

Hij brengt de storm tot stilte, zodat hun golven zwijgen.

Hij is immers de Heer die regeert!

 

WEL of GEEN kerkdiensten vanwege de corona-crisis?

“Nederland valt stil, na het dringende advies van het kabinet om evenementen met meer dan honderd personen af te gelasten. Kerkdiensten gaan zondag bijna nergens door of worden met een klein groepje gehouden en via internet uitgezonden.” Dit schreef het Nederlands Dagblad op 12 maart nadat de regering een flink aantal maatregelen genomen had vanwege de corona-crisis.

Veel kerken hebben voor de hele maand maart de zondagse diensten helemaal geannuleerd. Andere kerken houden op de komende zondagen een aangepaste kerkdienst voor een beperkt aantal mensen. Op Steunpunt Kerkenenwerk kun je alle informatie vinden over ‘corona & kerk’.

Zondag 15 maart zou ik drie keer preken. Dat wordt nu één keer.

De morgendienst in de GKV van Oosterwolde gaat gewoon door. Dat is een hele kleine kerk met nog geen 70 leden. Het is Avondmaal. Dat wordt deze keer niet aan tafel gevierd, waar men normaal elkaar twee schalen met brood en twee grote bekers met wijn doorgeeft, maar een gaande viering waarin men één stukje brood van de schaal pakt en iedereen een kleine bekertje met wijn neemt. En verder: geen handen schudden en geen collecte door de rijen, maar bij de uitgang.

’s Middags zou ik eerst een kerkdienst leiden in het verzorgingscentrum ArendState in Assen. Daar zijn meestal zo’n 50 bewoners bij aanwezig die bijna allemaal 80 jaar of ouder zijn, met nog enkele verzorgenden en familieleden. Die diensten zijn tot eind maart zeer terecht geannuleerd. De geestelijk verzorger mailde: “Omdat we in ArendState met (heel) kwetsbare mensen te maken hebben, willen we de risico’s zo beperkt mogelijk houden.”

Daarna zou ik in de GKV van Beilen preken, maar ik kreeg een keurig mailtje van de preekvoorzienster: “In verband met het advies van de RIVM en de GKv heeft de kerkenraad besloten om op 15 maart 2020 geen kerkdiensten te houden.”

Wel een kerkdienst in Assen-Peelo

In mijn eigen gemeente, GKV ‘Het Noorderlicht’ in Assen-Peelo, hebben we besloten om de komende weken ’s middags geen kerkdienst te beleggen. Ook hebben we alle aktiviteiten die t/m 31 maart in het kerkgebouw plaatsvinden, afgelast. Alleen de morgendienst gaat op 15 maart gewoon door. Hoewel – helemaal niet gewoon! We hebben drastische maatregelen genomen, zodat het aantal gemeenteleden dat de kerkdienst mag bezoeken, ver onder de 100 blijft.

Onze kerk heeft zo’n 550 leden die verdeeld zijn in drie wijken. Wijk 1 heeft bijna 60 adressen. Wijk 2 heeft ongeveer 85 adressen. Wijk 3 heeft ongeveer 70 adressen. Op een gewone zondagmorgen zijn er meestal tussen de 300 en 350 mensen kerkgangers. We zijn een heel erg jonge gemeente (bijna 200 kinderen en tieners) en hebben 18 gemeenteleden boven de 70, waarvan één boven de 80.

Het Dagelijks Bestuur van onze kerk heeft unaniem besloten om voor komende zondag de gemeenteleden van Wijk 1, de kleinste wijk dus, uit te nodigen om de kerkdienst te bezoeken. De leden van Wijk 2 en Wijk 3 worden opgeroepen om thuis de dienst mee te kijken of er op een andere manier invulling aan te geven. Tegelijk is aangegeven dat er géén creche en géén kinderclub gehouden zal worden. En hebben gemeenteleden uit Wijk 1 het advies gekregen om ook thuis te blijven als ze zich minder gezond voelen of veel in contact komen met mensen die extra kwetsbaar en vatbaar zijn voor mogelijke besmetting met het corona-virus.

Nunspeet (2)Er zullen, schat ik in, al met al zo’n 40 – 50 gemeenteleden de kerkdienst van 15 maart bezoeken. Dat gaat er dan net zo uitzien als in de CGK van Nunspeet die afgelopen donderdag een aangepaste biddagdienst belegde (zie foto).

Binnen de classis Assen hebben sommige kerken hetzelfde besloten als Assen-Peelo. Andere kerken houden helemaal geen kerkdienst, maar houden een meditatie die via de live-stream te volgen is.

Het zekere voor het onzekere?

Is het wel verstandig om sowieso een kerkdienst te beleggen waar zo’n 40 à 50 mensen aanwezig zijn, zoals in Oosterwolde en in Assen-Peelo? Ook binnen onze eigen gemeente klinken er geluiden dat het beter is om geen enkel risico te nemen.

Ik begrijp dat gevoel. Tegelijk is de zondagse kerkdienst voor veel mensen het meest waardevolle onderdeel van samen kerk-zijn. Dus moet je goed afwegen waarom je drie weken lang alle kerkdiensten volledig zou laten vervallen.

Coronavirus sterftecijfer kleinAls dat niet persé nodig is, kun je er ook voor kiezen om in elk geval de mogelijkheid te bieden om wel voor een deel bij elkaar te komen. In onze ‘Noorderlicht’-gemeente kan dat volgens het Dagelijks Bestuur inderdaad, omdat wij een erg jonge gemeente zijn. Volgens het Nederlands Dagblad van 14 maart is het risico van de gevolgen van corona-virus “zeer scheef verdeeld: van de besmette twintigers en dertigers overlijdt amper een op de duizend, van de besmette 80-plussers overlijdt tot wel een op de zes.” (zie de tabel)

In onze kerkelijke gemeente van 550 leden hebben we één persoon die ouder is dan 80. En van de 804 mensen die op vrijdag 13 maart met het corona-virus besmet waren, komen er 5 uit de stad Groningen en 16 uit Zuid-Drenthe.

Volgens mij is het daarom in onze situatie verantwoord om op 15 maart een kerkdienst te beleggen met een beperkt aantal bezoekers, terwijl de rest van de gemeente de kerkdienst via internet kan volgen. Hoe we het volgende week zondag doen, hangt af van hoe de corono-crisis zich ontwikkelt. Misschien is er dan wél aanleiding om geen kerkdienst te beleggen. Of kunnen we opnieuw één wijk welkom heten in de morgendienst.

Samen door de storm heen

Veel Nederlanders maken zich grote zorgen. Met honderden tegelijk (dat dan wel weer) koopt men de schappen in de supermarkten leeg. Als christen steek ik mijn kop niet in het zand. Je moet de risico’s die het corona-virus met zich meebrengt, heel serieus nemen. En je moet de overheid gehoorzamen, juist als die met goede adviezen komt in deze crisis. Maar als christen hoef ik niet in paniek te raken, zoals nu in heel de wereld wel lijkt te gebeuren. De corona-crisis is een storm die nu ook met windkracht 12 ons land begint te razen. Maar als christen weet ik: in de storm is Jezus onze Heer er altijd bij. Dus maak ik me wel zorgen, maar wil ik gewoon niet overbezorgd zijn. Ik heb toch niet voor niets mijn kinderen het lied geleerd: Je hoeft niet bang te zijn, al gaat de storm tekeer; leg maar gewoon je hand in die van onze Heer.  

Het Wilhelmus op zondag in de kerk (II)

Over het zingen van ons volkslied wordt verschillend gedacht. Wat mij betreft zingen we het Wilhelmus nog heel vaak – ook in de kerk. N.a.v. mijn blog attendeerde mijn Asser PKN-collega Harry Harmsen me op het artikel dat hij in het kerkblad van de Protestantse Gemeente Assen van 3 mei jl. over “Het Wilhelmus in de kerk” had geschreven. Dat geef ik hier graag weer, uiteraard met volledige instemming van de auteur.

Vers 1 en 6, na de zegen

Afgelopen zondag rond Koningsdag en komende zondag Bevrijdingsdag: de dominee zegt dat we na de zegen lied 708: 1 en 6 zingen. En vergeet zij/hij dat, dan herinnert de ouderling haar/hem er wel aan of zet de organist het lied spontaan in.

Wat maakt het eigenlijk uit allemaal. We laten het even uit het verhaal. Dat is het refrein van Wilhelmus, een lied van Claudia de Breij. Daarin vertelt ze over de geschiedenis van Willem van Oranje. Die is niet altijd mooi, maar dat laten we dus maar weg. Kunnen we ons volkslied dan wel in de kerkdienst zingen?

Religieus nationalisme

We zingen het ná de dienst, niet ín de dienst. Een beetje gek? Er pleit zelfs genoeg tegen om het helemaal niet in de kerk te zingen.

De vaderlandse geschiedenis en de heilsgeschiedenis lijken in het lied wel erg vereenzelvigd te worden. ‘God, Nederland en Oranje’, zeg maar. Alsof het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Gods hetzelfde zijn. Een soort religieus nationalisme. Iemand zei: zoals David het koninkrijk Israël ontving, zo zal Willem van Oranje, nu nog zuchtend onder de tiran Alva, eens het ‘koninkrijk der Nederlanden’ ontvangen. Dat is namelijk de suggestie die gedaan wordt in vers 8, qua structuur van het hele lied het kernvers.

Niet zo bijbels

Je kunt je afvragen of het zingen in de kerk van een lied dat zó gericht is op een bepaald land (Nederland) en op een bepaalde tijd (de 17e eeuw) wel spoort met het belijden van de ene katholieke kerk van alle tijden en alle plaatsen: de kerk die geen grenzen kent, niet in ruimte en niet in tijd. Is het Wilhelmus-in-de-kerk niet in strijd met wat voor Paulus essentieel is: dat er in Christus geen onderscheid en grenzen meer zijn. Etniciteit, klasse en geslacht: in Christus is het onderscheid tussen Jood of Griek, slaaf of vrije, man of vrouw niet van belang. (Gal. 3:28)

In de Nederlandse geschiedenis zijn kerken nog wel eens erg de vanzelfsprekende bondgenoot geweest van de staat, en daarbij speelde het Wilhelmus ook altijd een rol. Terwijl de kerk juist profetisch-kritisch zou moeten zijn; bijvoorbeeld op het ‘borealisme’, het anti-Europa-denken, de uitsluiting van andersgelovigen, zoals de moslims, en het onterechte beroep op de zgn. ‘joods-christelijke traditie’.

Het Wilhelmus wordt gezongen bij allerlei sportmanifestaties. Nou kan het prachtig zijn om je middels het volkslied gezamenlijk te scharen achter de sporters uit je land. Maar of ik dat dan ook wil meenemen naar de kerk, met de associatie dat sport tegenwoordig aardig op -een vaak wel erg héidense- religie lijkt…?

Onbegrijpelijke taal

De taal van het lied stamt uit een vervlogen tijd. Nog maar weinig, vooral jongere, mensen snappen wat we zingen. Van duitsen bloed: kun je dat meezingen? Of zou het gaan helpen als het Wilhelmus verplicht op school wordt aangeleerd?

Maar ook ‘n vroom protestlied

Er zijn ook argumenten om het Wilhelmus wél in de kerk te zingen.

Veel kerkgangers hebben positieve gevoelens bij het Wilhelmus. Bijvoorbeeld eenheid en verbondenheid. Rond Koningsdag klinkt er iets in door van dankbaarheid voor ons koningshuis. Rond Bevrijdingsdag -en daarvoor staat het aangegeven in het Liedboek- klinkt er dankbaarheid en respect in door voor al die mensen die hun leven voor onze vrijheid hebben ingezet, en voor dat we in een vrij en democratisch land leven. Is het Wilhelmus ook niet een soort protestlied tegen onvrijheid, onderdrukking, discriminatie, onrecht?

Het is een ‘vroom’ lied (in de goede betekenis: godvruchtig). En vrome liederen zijn goed om in de kerkdienst te zingen. Vers 6, met God als mijn schild en betrouwen, past daarom prima in een kerkdienst. En dat geldt voor meer coupletten, bijvoorbeeld vers 14, over de herder die niet zal slapen maar opkomt voor zijn verstrooide schapen.

René van Loenen -dichter van kerkliederen- pleit ervoor om het Wilhelmus een plaats ín de liturgie te geven. Dus niet na zegen, en ook niet alleen vers 1 en 6; maar in de kerkdienst zelf, en dan verschillende verzen op daarvoor geëigende plaatsen. Zo kun je bij een Profetenlezing over het gezag dat aangeklaagd wordt voor onrecht, vers 1 en 15 zingen; als kyrie zijn de verzen 2, 6, 10 of 14 geschikt.

Niet of wel?

Ik ben niet zo wild van het Wilhelmus. Vanwege de ouderwetse taal. Vanwege de ‘enge’ gevoelens en associaties erbij. Vanwege de ‘gekkigheid’ om vers 1 en 6 na de zegen te zingen. Tegelijk snap ik dat er ook goede gevoelens en associaties bij mogelijk zijn, en dat het Wilhelmus in onze samenleving een belangrijke functie heeft. Mede omdat het Wilhelmus in het Liedboek is opgenomen en daarmee dus een kerklied is, kan het in de kerk worden gezongen. Maar laten we het dan ook ín de kerkdienst doen, adequaat in de liturgie opgenomen, en misschien ook niet alleen maar rond Koningsdag en bevrijdingsdag.”

Tot zover collega Harry Harmsen. Hij attendeerde mij ook op het pleidooi van Leonie Breebaart in het dagblad Trouw van 16 mei jl. om de melodie van het Wilhelmus te behouden, maar de tekst te vervangen.

Het Wilhelmus op zondag in de kerk

Als het een beetje meezit, zingen we twee weken achter elkaar het Wilhelmus in de kerk. Op 29 april vanwege Koningsdag. En op 5 mei omdat we 75 jaar bevrijding vieren. We laten daarmee zien dat we als christenen blij zijn met onze zelfstandigheid als Nederland, met onze monarchie als staatsvorm en met de herwonnen vrijheid na de verschrikkingen van de Tweede Wereloorlog.

Wilhelmus VolksliedIn de afgelopen week werd op Facebook, op Twitter en in de krant een discussie gevoerd over hoe zinvol de gewoonte is om het Wilhelmus aan het eind van de kerkdienst te laten zingen. De een vond het taalgebruik echt te ouderwets (‘vrij onverveerd, Hispanje’). Een ander vond het een te nationalistisch volkslied dat je niet meer met goed fatsoen kunt zingen nu de Nederlandse kerken zoveel leden die uit andere landen afkomstig zijn kennen. En een derde persoon vond dat je met het Wilhelmus de mensen buitensloot die republikein zijn. Tenslotte zei iemand dat je als christen je aardse nationaliteit niet zo moet promoten, omdat we burgers van het hemels koninkrijk zijn. En als je al deze argumenten bij elkaar optelt, heeft een steeds groter deel van de kerkgangers moeite met het Wilhelmus. Dus moeten we het als kerk niet meer willen, die verplichte twee (of drie) coupletten van het Wilhelmus.

Soms laat ik ook mijn stem horen in zo’n digitale discussie. Op Twitter moet dat kort en krachtig. Dus reageerde ik op collega ds. Joost Smit, die de buikpijn van sommige kerkleden wel herkende, vooral vanwege de vele nationaliteiten bij hem in de kerk. Hij stelde voor om i.p.v. het Wilhelmus volgend jaar ‘Samen in de naam van Jezus’ te zingen. Wat betreft het Wilhelmus reageerde ik als volgt:

“Als je 1x (27/04) of 2x (05/05) per jaar in de kerk vers 1 én 6 van Wilhelmus laat zingen, is alles keurig in balans. Dus persoonlijk vind ik het een nondiscussie.  en sluit me helemaal aan bij de meningen van Johan van Veen en Gert-Jan Segers.”

Volgens Johan van Veen zijn er “heel goede redenen om in aansluiting op de kerkdienst het Wilhelmus te zingen.”  Hij verwijst daarbij naar zijn eerder geschreven blog ‘Tot God wilt u begeven’. Die blog begint hij met de prikkelende zin “Je kunt overal een probleem van maken”, maar daarna geeft hij inderdaad een aantal goede argumenten om in de kerk 1x of 2x per jaar het Wilhelmus te zingen.

Gert-Jan Segers reageerde als volgt op de twee van Joost Smit: “We maken toch niet alleen deel uit van een geloofsgemeenschap, maar ook van een nationale gemeenschap van mensen met wie historie, taal, rechtsstaat en cultuur delen? Wat is er – zolang het geen nationalisme wordt – mis mee om daar dankbaar uiting aan te geven?”

Om er toch nog even dieper op in te gaan: of je nu een hartelijk voorstander van de monarchie bent of diep in je hart liever een republiek hebt – uiteindelijk is iedere staatsvorm door mensen bedacht. Wat dat betreft hou ik het persoonlijk liever bij onze mengvorm van monarchie en democratie. Onze staatsvorm kennen we al eeuwenlang en heeft z’n waarde bewezen. Daardoor heerst  er in ons land een verbondenheid die je in republieken als Frankrijk en Italië niet ziet. En in ons land heb je geen macho-mannetjes als  Trump, Putin of Erdogan die als premier en president zichzelf koning wanen, waardoor ze de tegenstellingen in het land alleen maar vergroten.

Hoe mensen de inrichting van hun staat ook vorm geven, uiteindelijk is de overheid als instantie door God gegeven. Zo staat het bv. in 1 Petrus 2 vers 13-14: Erken omwille van de Heer het gezag van de bestuurders die door de mensen zijn aangesteld: van de keizer, de hoogste autoriteit, en van de gouverneurs, die hij heeft afgevaardigd om misdadigers te straffen en om te belonen wie het goede doen. En dan zegt Petrus erbij, in vers 16: Leef als vrije mensen, en verschuil u niet achter uw vrijheid om u te misdragen, maar handel als dienaren van God. Dat vind ik een mooie opdracht voor ons als christenen in Nederland. We zijn vrij, in Christus én we leven in een vrij land, onder een democratisch gekozen regering en onder een goed functionerend koningshuis. Die dubbele vrijheid  geeft verplichtingen naar alle kanten toe, laat Petrus weten in vers 17: Houd iedereen in ere, heb uw broeders en zusters lief, heb ontzag voor God en eerbiedig de keizer.

Wat betreft het idee om in het vervolg in de kerk op (de zondag na) 27 april te danken voor de verjaardag van de koning en (op de zondag na) 5 mei voor de vrijheid die we nu al 75 jaar ontvangen en dan ‘Samen in de naam van Jezus’  te zingen: dat is vind ik zowel een onzinnig als een bedenkelijk idee. Onzinnig,  want dat prachtige lied staat helemaal los van Koningsdag of Bevrijdingsdag. Bedenkelijk, want daarmee wek je de suggestie dat we als christenen ons moeten losmaken van de aardse werkelijkheid. Vroeger noemde men in de milde vorm de twee-rijken-leer van Luther en in z’n radicale vorm doperse wereldmijding. Terwijl in de Bijbel zowel Jezus onze Heer (Markus 12:17) als Paulus (Romeinen 13:1) als Petrus (zie hierboven) laten weten dat Gods kinderen ook het gezag van de overheid dienen te accepteren en respecteren als een door God gegeven werkelijkheid. Als dat zo is, heb ik niet zoveel behoefte aan een zweverig christendom met alleen maar Christus als Hoofd in de hemel. Want tegelijk plaatst Hij ons met beide benen op de grond van de wereld waarin we leven.

Dus is er niks mis mee om 1x of 2x per jaar ons gebed voor de overheid en onze dank voor de vrijheid waarin we leven, gepaard te laten gaan met het meest christelijke volkslied dat er waarschijnlijk bestaat.

Avondmaal vieren met een formulier uit Oostenrijk

Het Avondmaal is een feestmaal van de gemeente van Jezus Christus. Hij nodigt al Gods kinderen uit om hun geloof te laten versterken door Hem in te nemen als geestelijk voedsel. In veel kerken wordt tijdens de Avondmaalsviering ook stilgestaan bij de diepe betekenis van de dood van onze Heer aan het kruis en bij de beste houding waarmee we we het Avondmaal kunnen vieren. Vaak gebeurt dat door het lezen van één van de Avondmaalsformulieren, al dan niet in een vrije weergave. In het kerkboek van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) staan vijf verschillende formulieren. Toch is er, denk ik, wel behoefte aan nog meer variatie. En wat kun je dan beter doen dan eens bij je gereformeerde zusjes kijken hoe zij het doen?

In Oostenrijk gebruiken onze zusterkerken van de Evangelisch-Reformierte Kirche Westminster Bekenntnisses (de ERKWB) vaak onderstaand formulier.  Ik vind het een mooi formulier, omdat het mij als christen echt toe aanzet, goed na te denken over de vraag waarom ik eigenlijk het Avondmaal wil vieren.

Hier volgt de tekst. Voel je vrij om ‘m als dokument en als PPP  te downloaden en te gebruiken.

Een Oostenrijks Avondmaalsformulier voor Nederlands gebruik

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

We zijn hier bij elkaar gekomen om het Avondmaal te vieren. Onze Heer heeft deze maaltijd ingesteld en aan zijn gemeente opgedragen om Hem op deze manier te gedenken.

Onze Heer, Jezus Christus, verzekert ons, dat Hij aanwezig in de teken van brood en wijn en overtuigt iedereen die in Hem gelooft ervan, dat alle schuld vergeven is.

Zoals het in het Oude Testament beloofd is, heeft de Vader zijn Zoon in de wereld gezonden. Jezus Christus is op dezelfde manier mens geworden zoals wij. Hij heeft geleefd zoals wij, maar zonder te zondigen. Hij is tegenover God volkomen gehoorzaam geweest en heeft zich in alles aan Gods geboden gehouden.

Hij heeft ook Gods toorn op zich genomen, Gods gerechtvaardigde woede die vanwege onze zonden op ons lag. Hij heeft die in onze plaats gedragen, vooral aan het einde van zijn leven. Toen heeft onze Heer Jezus voor ons de Godverlatenheid op zich genomen. Die was zo zwaar, dat Hij aan het kruis uitriep: “Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?” Hij heeft deze Godverlatenheid op Zich genomen, zodat wij nooit meer door God verlaten zouden worden. Hij heeft door zijn bloed en door zijn dood het Nieuwe Testament, het verbond van genade, rechtsgeldig gemaakt. Daarom kon Hij uitroepen: “Het is volbracht!”

Zijn offer aan het kruis is de enige grond voor onze verlossing.

Want Jezus onze Heer heeft eens en voorgoed voor al onze schuld betaald. Zo staat het geschreven in Romeinen 3 vers 22-25: God schenkt vrijspraak aan allen die in Jezus Christus geloven. En er is geen onderscheid. Iedereen heeft gezondigd en ontbeert de nabijheid van God; en iedereen wordt uit genade, die niets kost, door God als een rechtvaardige aangenomen omdat Hij ons door Christus Jezus verlost heeft. Hij is door God aangewezen om door zijn dood het middel tot verzoening te zijn voor wie gelooft.

Zijn offer aan het kruis is de enige grond voor onze heiliging.

Want Jezus onze Heer heeft ons met zijn gerechtigheid aangekleed, zodat het geloof in ons werkzaam wordt, het geloof dat de wereld overwint. Zo staat het geschreven in Romeinen 6 vers 11-13: Zo moet u ook uzelf zien: dood voor de zonde, maar in Christus Jezus levend voor God. Laat de zonde dus niet heersen over uw sterfelijk bestaan, geef niet toe aan uw begeerten, maar stel uzelf in dienst van God. Denk aan uzelf als levenden die uit de dood zijn opgestaan en stel uzelf in dienst van God als een werktuig voor de gerechtigheid. Ja, schrijft de apostel Paulus even verder in Romeinen 8 vers 5, 6, 9 en 15: U hebt de Geest van Christus ontvangen om Gods kinderen te zijn. Wie zich laat leiden door de Geest is gericht op wat de Geest wil, want de Geest van God woont in U. En wat de Geest wil brengt leven en vrede.

Zijn offer aan het kruis is de enige grond voor onze gemeente.

Want Jezus onze Heer heeft ons samengevoegd tot leden van zijn lichaam. Zoals wij van het ene brood eten en van dezelfde wijn drinken, zullen we als leden van zijn lichaam ook in hartelijke eenheid en liefde samenleven. Zo staat het geschreven in Efeziërs 4 vers 32: Wees goed voor elkaar en vol medeleven; vergeef elkaar zoals God u in Christus vergeven heeft.

Het Avondmaal brengt ons in Gods heilige aanwezigheid. Daarom eist Hij in zijn Woord van ons, dat we onszelf oprecht toetsen.

Laat iedereen zichzelf daarom de volgende drie vragen stellen:

  1. Heb je oprecht verdriet van je zonden en heb je er van harte berouw over? En heb je vanwege je zonden een hekel aan jezelf?
  2. Vertrouw je ondanks dat toch volledig op Gods belofte, dat Hij je volkomen vergeving van al je zonden toezegt, alleen vanwege het leven en sterven van Christus in jouw plaats?
  3. Is het je oprechte voornemen om met heel je leven God, de Heer, te dienen? En wil je alle onverzoenlijkheid en verbittering afleggen om weer in liefde met je naaste te leven?

Laten iedereen hierover een moment nadenken, in een houding van inkeer, heiligheid en eenheid, want wie zo gezind is, wil God graag weer in genade aannemen en als gast aan de tafel van zijn Zoon ontvangen.

(…)

Zingen

Gebed

Heer, onze God en Vader, van harte danken we U voor het geschenk van het heilig avondmaal en voor de grote liefde die U ons in Christus hebt bewezen. We bidden U om een oprecht geloof bij het eten van uw brood en het drinken van uw wijn. Geef ons daartoe uw heilige Geest.

We prijzen U dat we aan deze tafel de verlossing van ons leven mogen vieren. Dank U voor de eenheid die we met elkaar mogen ervaren in de gemeente. Geef dat we elkaar van harte liefhebben. Dat vragen we U in de naam van Jezus Christus, onze Heer. Amen.

Zingen

Opwekking en uitnodiging

Kijk niet alleen naar brood en wijn. Maar kijk omhoog, naar Jezus Christus, die aan de rechterhand van de Vader in de hemel zit. Neem allemaal blij en eensgezind deel aan de tafel van uw Heer. Dank Hem voor de grote liefde aan ons betoond en bewaar de herinnering aan zijn dood voor eeuwig in uw hart. Zo zult u vervuld worden met liefde voor God en ook anderen tot die liefde bewegen.

Viering

Het brood dat we breken, maakt ons één met het lichaam van Christus. Neem, eet, gedenk en geloof, dat het lichaam van onze Heer Jezus Christus gegeven is om al onze zonden volkomen te verzoenen.

De beker met wijn, waarvoor we God loven en danken, maakt ons één met het bloed van Christus. Neem, drink allen daaruit, gedenk en geloof, dat het kostbare bloed van onze Heer Jezus Christus vergoten is om al onze zonden volkomen te verzoenen.

Zingen / musiceren tijdens de viering

Gebed

Heer, onze God, we danken u hartelijk dat we aan dit avondmaal de dood van Jezus Christus mochten gedenken en belijden. We danken U dat Hij stierf, opdat wij zouden leven. Nu U ons geloof hebt willen versterken door deze viering, vragen we U door Jezus Christus, onze Heer: geef dat we U in heel ons leven oprecht en met vreugde dienen. Daarom bidden we U: volgt het Onze Vader

Zingen

Zegen

Een handdruk van een vrouwelijke ouderling

Meestal preek ik zondags één keer thuis en één keer uit. ‘Thuis’ is uiteraard altijd in ‘Het Noorderlicht’ in Assen-Peelo. ‘Uit’ hangt af van de collega met wie ik ruil. Begin mei mocht ik naar een gemeente waar de ouderling van dienst me voor de dienst vertelde: ‘Deze  maand worden bij ons de eerste drie vrouwelijke ouderlingen bevestigd.’ Toen ik deze maand daar weer moest preken, kreeg ik van te voren van de preekvoorziener het gebruikelijke lijstje met afspraken over de plaatselijke gewoontes toegemaild. Deze keer stond er, in het rood, een extra zinnetje tussen:  “We maken u er op attent dat we in onze gemeente naast mannelijke ook vrouwelijke ouderlingen hebben. Dat kan dus betekenen dat een vrouw ouderling van dienst is in de dienst waarin u hoopt te voor te gaan.”

Dit vind ik een voorbeeld van zorgvuldigheid. Immers: als ik als dominee ergens anders voorga, ben ik in die gemeente te gast. Als gastpredikant hou ik me aan de afspraken en gewoontes van die gemeente. Dat is ook de betekenis van de handdruk vóór en ná de kerkdienst. Dat komt misschien wat formeel over, maar er zit echt een mooie gedachte achter: het is de plaatselijke kerk die voorgangers vraagt om Gods Woord te verkondigen in de kerkdiensten. Dat doet een gemeente onder leiding van de raad van oudsten. Die heeft men gekozen in het besef dat Christus Zelf op die manier geschikte mensen roept tot deze taak. Het is niet de predikant die op eigen gezag het Woord van God brengt. Het is de kerkenraad die de verantwoordelijkheid draagt voor gezonde, bijbelse prediking. Aan het begin van de dienst krijgt de voorganger het vertrouwen door middel van die handdruk en aan het eind van de dienst geeft de handdruk aan dat de kerkenraad dankbaar is voor het door de predikant gebrachte Woord van God. Want de eigen predikant is niet de enige die de plaatselijke kerk bestuurt en de gastpredikant komt slechts op uitnodiging in een zusterkerk Gods Woord brengen. Dat vraagt een bescheiden opstelling van een dominee. Het kan volgens mij niet zo zijn, zoals wel eens gebeurd is een flink aantal jaren geleden, dat een gastpredikant weigerde de Apostolische Geloofsbelijdenis in beurtzang te laten zingen omdat hij daar zelf op tegen was.

Maar goed, in deze gastgemeente wordt aan gastpredikanten van te voren meegedeeld, dat de ouderling van dienst vanaf juni 2018 ook een vrouw kan zijn. Dat is fijn om te horen. Het is vooral fijngevoelig. Want eigenlijk zou deze gemeente dit helemaal niet hoeven te melden. “Predikanten die op verzoek van een kerkenraad ergens voorgaan, dragen geen verantwoordelijkheid voor de wijze waarop een kerkenraad ter plaatse de ambtelijke dienst heeft ingericht. Zij schikken zich naar het beleid in de zusterkerk zonder daarover te willen heersen.” (Pieter Niemeijer, Over zwijgteksten, scheppingsorde en Geesteswerk, blz. 79 van de eerste druk). Toch stelt deze gemeente mij en mijn collega’s van te voren op de hoogte van de mogelijkheid dat er tijdens een ruildienst een zuster op het rooster kan staan als ouderling van dienst. Ik vind dat een voorbeeld van hoe we in deze discussie met elkaar om horen te gaan. Deze gemeente zet gastpredikanten niet voor het blok, maar houdt op voorhand rekening met mogelijke gevoeligheden.

Tegelijk, en dat vind ik ook wijs, volgt er geen tweede zinnetje in de trant van: ‘Als u hier ernstige moeite mee hebt, zullen wij proberen voor een mannelijke ouderling van dienst te zorgen.’ Nee, deze gemeente laat het bij de gastpredikant zelf liggen wat hij met deze informatie doet. Dat lijkt me terecht. Als je ergens een probleem mee hebt, moet je zelf beslissen hoe je daarmee om gaat. Pas als een gastpredikant zelf aangeeft principiële moeiten te hebben met een vrouwelijke ouderling van dienst, kan er naar een oplossing gezocht worden. Misschien heeft deze gemeente die al achter de hand, maar waarop zou ze daarop vooruitlopen? Ze heeft melding gedaan van hoe het op zondag rondom de eredienst geregeld is. Nu ligt de bal bij de voorganger die a.s. zondag langs komt.

Terug in Assen vertelde ik aan een paar mensen dat ik afgelopen zondag voor het eerst de handdruk ontvangen had van een vrouwelijke ouderling. “Kreeg je er ook een zoen bij?” reageerde iemand voor de grap. Maar volgens mij is de ‘heilige kus’ geen bindend voorschrift in onze kerken, dus wat mij betreft laten we het elke kerkdienst bij twee hartelijke handdrukken (M/M of V/M).