‘Ik verwacht dat de gezamenlijke beker, die in veel gemeenten tijdens de coronapandemie is vervangen door plastic cupjes, weer zal terugkeren.’ Dat zei Arnold Huijgen, hoogleraar aan de TU Apeldoorn en binnenkort aan de VU Amsterdam in het Nederlands Dagblad van 18 augustus 2022. Hij denkt dat de belangrijke symbolische funktie van de ene beker de reden is dat in veel kerken het drinken uit de gezamenlijke beker terugkomt. ‘Als je niet uit één beker drinkt, mis je toch een belangrijk symbool van het avondmaal. Het is de beker die je doorgeeft en waardoor je de gemeenschap ervaart.’
Ik deel de verwachting van Huijgen niet en denk dat het gebruik van kleine bekertjes een blijvertje is in veel protestantse en gereformeerde kerken waar Avondmaalsgangers vóór de corona-crisis uit één of meer grote bekers dronken.
En ook al heeft het gebruik van het drinken uit één beker (hoewel het er meestal meerdere zijn) voor veel mensen de symbolische waarde die Huijgen er aan hecht, het is nog maar de vraag of je theologisch gezien daar zoveel waarde aan moet hechten, dat het de voorkeur verdient om het zo snel mogelijk weer in te voeren. Kerkhstorische valt daar wel wat tegenin te brengen. De Heidelbergse Catechismus bijvoorbeeld kent het fenomeen ‘doorgeefbeker’ helemaal niet.
Wat zegt de Bijbel?
Het drinken uit de ene beker is volgens mij geen principiële zaak die je rechtstreeks uit de Bijbel kunt afleiden. We weten dat Christus het Avondmaal heeft ingesteld tijdens de Pesach-viering. Daar ging de beker met wijn verschillende keren rond onder de gelovige deelnemers. Maar omdat bij de eerste viering slechts 13 mensen aanwezig waren, zegt het niet zoveel dat er één beker rondging. Tot vóór corona gebruikten bijna alle gereformeerde kerken meerdere grote bekers bij het Avondmaal. Maar in vele evangelische kerken en ook bijna overal in het buitenland drinkt men al decennia lang de wijn die het bloed van Christus symboliseert uit kleine bekertjes. Vaak wacht men tot iedereen een klein bekertje heeft en drinkt dan met z’n allen op hetzelfde moment. Zo brengt men de verbondenheid in het geloof en het feit dat men de eenheid al tot uitdrukking.
Beide vormen zijn naar mijn mening even waardevol en brengen tot uitdrukking dat je als gemeente samen het ene lichaam van Christus vormt en dat je gelovig drinkt van de wijn als teken van Christus’ bloed tot volkomen verzoening van al onze zonden.
Wat zegt de gereformeerde belijdenis?
In artikel 35 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis staat: “Christus heeft een aards en zichtbaar brood voorgeschreven als sacrament van zijn lichaam en de wijn als het sacrament van zijn bloed. Hiermee verzekert Hij ons ervan: zo zeker als wij het sacrament ontvangen en in onze handen houden en het eten en drinken met onze mond, om ons leven in stand te houden, zo zeker ontvangen wij in onze ziel door het geloof – dat de hand en de mond van onze ziel is – het ware lichaam en het ware bloed van Christus, onze enige Heiland, om ons geestelijke leven in stand te houden.”
In Zondag 28 (vr.+a. 75) van de Heidelbergse Catechismus staat, dat “ik het boord en de wijn, als betrouwbare tekenen van Christus’ lichaam en bloed, uit de hand van de dienaar ontvang en met de mond geniet.”
Deze twee passages uit de gereformeerde belijdenis zeggen niet zoveel over het gebruik van kleine bekertjes. Je kunt uit Zondag 28 hooguit afleiden, dat de gaande viering in Heidelberg gebruikelijk was: iedereen krijgt brood en wijn uitgereikt door de predikant. Hier staat niet de vraag centraal hóe je brood en wijn aanpakt en inneemt, maar dát je het gelovig ontvangt en eet. De gereformeerde belijdenis zegt niets over de praktijk van de Avondmaalsviering en laat dat over aan de christelijke vrijheid.
Wat zegt de gereformeerde traditie?
Sinds de Reformatie heeft de vormgeving van het Avondmaal in de Gereformeerde Kerken altijd behoord tot de ‘middelmatige dingen’ waarin de plaatselijke kerken en de gelovigen elkaar vrij lieten. Dat geldt ook voor de manier waarop het Avondmaal gevierd werd.
Calvijn
Calvijn gaat in zijn Institutie meerdere keren in op de vraag hoe je moet omgaan met middelmatige zaken. Volgens Calvijn moet iedere christen eerst bij zichzelf en vanuit de Bijbel nagaan, waarom hij iets wel of niet doet. Middelmatig is niet hetzelfde als: het maakt niets uit. Middelmatig betekent: je mag elkaar er niet aan binden. Speciaal met het oog op het Avondmaal schrijft Calvijn dan: ‘Wat verder de uiterlijke wijze van handelen betreft: het doet er niet toe of de gelovigen het brood in de hand nemen of niet, of ze het onder elkaar verdelen of dat ieder eet, wat hem gegeven wordt, of ze de beker weer de diaken in de hand geven of aan hun naaste overreiken, of het brood gezuurd is of ongezuurd, of de wijn rood is of wit. Dit zijn middelmatige dingen, die in vrijheid van de kerk gelaten zijn.’ Het gaat er uiteindelijk om, dat ‘de gelovigen in passende orde aan de heilige maaltijd deelnemen, terwijl de dienaren het brood breken en aan het volk uitreiken.’ (Institutie 4.17.43) Behalve het brood reikten de predikanten ook de bekers met wijn uit, maar dat staat er bij Calvijn niet bij. Calvijn kende het gebruik van kleine bekertjes waarschijnlijk niet. Dus kun je ook niet met 100% zekerheid zeggen, hoe hij hierover zou hebben gedacht.
Gereformeerde Synodes
In de gereformeerde kerken was er al bijna meer dan 425 jaar geleden aandacht voor bijzondere voorzorgsmaatregelen bij de avondmaalsviering om besmettingsgevaar bij gevaarlijke ziekten te voorkomen. In 1581 boog de Synode van Middelburg zich over de vraag op welke wijze mensen met lepra (een zeer besmettelijke ziekte) het Avondmaal mee konden vieren. Volgens de synode kon men kiezen voor een aparte hoek in de kerk voor de leprozen alleen. Of ze konden aan de gemeenschappelijke tafel aangaan, maar dan als laatste.
En ruim 100 jaar geleden lag er op de Synode van Leeuwarden 1920 de vraag of er bij de avondmaalsviering ook gebruik gemaakt kan worden van afzonderlijke bekertjes als er sprake is van het lijden aan een ziekte waarvan naar medisch oordeel het besmettelijke karakter vaststaat. De synode antwoordde, dat als er door het gebruik van een gemeenschappelijke beker gevaar van besmetting bestaat, een kerkenraad na ingewonnen advies van de doktoren, alle maatregelen mag nemen die nodig zijn om dat gevaar van besmetting zoveel mogelijk te voorkomen. Die uitspraak werd herhaald door de Synode van Sneek in 1939: het al dan niet gebruiken van afzonderlijke bekertjes bij het gevaar van besmettelijke ziektes wordt aan de kerkenraden overgelaten. Wel adviseert de synode om de eenheid van de Avondmaalsviering met afzonderlijke bekertjes te laten blijken door één schenkbeker of schenkkan te gebruiken.
Zeer besmettelijk
In de uitspraken van hierboven valt me op, dat het om zeer besmettelijke ziekten gaat. En via de ene beker kunnen ernstige en minder ernstige ziektes en kwalen worden doorgegeven.
Hoe levensbedreigend is het corona-virus op dit moment in Nederland?
Sommigen zullen zeggen: het valt, nu er goede vaccins zijn, allemaal wel mee, dus we kunnen met een gerust hart de kleine bekertjes weer vervangen door een aantal grote bekers.
Anderen reageren daarop met: doordat onze kennis op het gebied van hygiëne is toegenomen, weten we nu veel beter dan vroeger welke risico’s we lopen.
Maar, zegt nummer drie: de HERE zal er wel voor zorgen dat je er niks aan overhoudt, dus vertrouw maar op Hem.
Ja, denkt dan nummer vier: maar ik wil die broeders en zusters die na me komen niet aansteken met m´n verkoudheid of koortslip of Pfeiffer of wat dan ook.
En een volgende broeder of zuster, die toch al terughoudend is in lichamelijke contacten vanwege een zwakke gezondheid, overweegt sinds corona om de ene beker maar over te slaan of zelfs helemaal niet naar het Avondmaal te gaan.
Rekening houden met elkaar
In Romeinen 14 schrijft de apostel Paulus hoe je als gemeente om moet gaan met verschil van mening. Je moet elkaar verdragen en aanvaarden als het niet om wezenlijke zaken gaat. Bij het Avondmaal gaat het om het eten van het brood en het drinken van de wijn. De beker zelf speelt daarbij geen rol. Dus mogen we elkaar de christelijke vrijheid gunnen als gemeentes en als christenen om bij het Avondmaal samen uit de ene beker te drinken of allemaal afzonderlijk uit kleine bekertjes. Waar het om gaat is, dat we het Avondmaal vieren tot versterking van ons geloof.
Laten we daarom elkaar aanvaarden, wanneer de één vrijmoedig met zijn broeders en zusters drinkt uit de ene beker, terwijl de ander met een zuiver geweten drinkt uit het ene kleine bekertje. In beide gevallen wil onze Heiland met zijn bloed het geloof in ons versterken.
In de praktijk
Persoonlijk vind ik de symboliek van de ene beker die je aan elkaar doorgeeft erg mooi. Maar belangrijker vind ik dat iedereen het Avondmaal met volle toewijding en dus onbezorgd kan meevieren. Als gemeenteleden vanwege speciale omstandigheden weg blijven of met gemengde gevoelens het Avondmaal vieren, moet een kerkenraad er alles aan doen om die moeiten met betrekking tot de hygiëne en besmettingsgevaar weg te nemen. Daarom lijkt het mij heel verstandig om bij het Avondmaal de wijn uit kleine bekertjes te blijven drinken. De ‘sterken’ zullen op dit punt toch zeker de ‘zwakken’ tegemoet willen komen. We vieren als christenen het Avondmaal toch niet alleen maar voor onszelf, maar met elkaar?
Toegift 1: na Calvijn komt Schilder
In ‘De Reformatie’ van 6 april 1934 neemt K. Schilder het bericht op, dat een groot deel van de Ned. Geref. Kerk te Koffiefontein zich afgescheiden en bij de Geref. kerk gevoegd heeft, omdat in de eerstgenoemde kerk afzonderlijke bekertjes bij het Avondmaal werden ingevoerd. Schilder geeft daar het volgende commentaar op: ‘ Men zal in de nieuwe kerk wel goed blijven preken. En inzake de sacramenten menen, nog beter dan de voormalige broeders, getrouw te blijven aan de instelling van Christus. Er is dus een nieuwe ‘ware kerk’ geboren, indien men meent, dat wat deze heeft genoeg is om ware kerk te heten. Tenzij iemand menen mocht, dat de thans tot in- voering der bekertjes overgegane kerk eo ipso had opgehouden, ware kerk te zijn. maar daar denk ik anders over. Trouwens, over dat andere denk ik ook anders.
Ter verklaring: ‘eo ipso’ betekent ‘door die daad (van invoering van kleine bekertjes) zelf’. Schilder gelooft dus niet, dat je door zo’n besluit ophoudt ware kerk te zijn. En wat hij dan met zijn laatste cryptische zinnetje ‘Trouwens, over dat andere denk ik ook anders’ bedoelt? Volgens mijn interpretatie bedoelt Schilder daarmee, dat hij ook anders denkt over visie, dat je met een grote beker meer trouw blijft aan de instelling van Christus dan wanneer je bij het Avondmaal kleine bekertjes gaat gebruiken. Schilder houdt ons hier dan ook heel beknopt de vraag voor: is de invoering van kleine bekertjes bij het Avondmaal een kerkstrijd waard? Zijn antwoord sluit aan bij de Schrift, belijdenis en kerkgeschiedenis: NEE, maar verdraagt elkaar in liefde (Ef. 4:2)
Toegift 2: Je kunt van alles krijgen, maar het komt vaak niet door de ene beker
Vaak wordt gezegd, dat wanneer je met meer mensen drinkt uit één Avondmaalsbeker, je daar allerlei ziektes en besmettingen van kunt oplopen. Ik verwijs graag naar het artikel THE COMMON CUP AND THE COMMON COLD van de Canadese medicus Dr. Greg Kenyon. Hij is van mening dat de risico’s van het gezamenlijk drinken uit de ene beker aan de avondmaalstafel niet ontkend, maar zeker ook niet overdreven moeten worden. Dat is volgens hem niet de voornaamste bron van het overdragen van allerlei infecties en ziektes. Als dat wel zo was, “zouden we God op onze knieën uitbundig moeten danken dat Hij ons elke keer weer op bovennatuurlijke wijze spaart voor al de besmettelijke bacteriën en virussen die in of op de rand van de avondmaalsbeker op de loer liggen om ons ernstig ziek te maken.” Tegelijk pleit Kenyon wel voor het gebruik van afzonderlijke bekertjes voor mensen met een evident zwakke gezondheid of extreem lage weerstand.
Tip 2: Vraag een aantal gemeenteleden die al ter ondersteuning in de kerk aanwezig zijn (ouderling, bijbellezer, musici, koster) om aan tafel het Avondmaal mee te vieren. Meet van te voren uit hoeveel stoelen er geplaatst kunnen worden op 1½ meter afstand van elkaar. Bij ons was er plaats voor vijf personen extra: twee aan de beide uiteinden van de dwarsbalk, twee halverwege de onderkant van het kruis en één aan de voet van het kruis. Een viering met alleen de predikant is ook mogelijk, maar geeft veel minder het gevoel van verbondenheid.
Tip 5: Regel niet teveel over hoe gemeenteleden thuis het Avondmaal mee moeten vieren. Laat iedereen er zelf voor zorgen dat er brood en wijn of druivensap klaar staat om het Avondmaal mee te vieren.
Maar waar denk je dan precies aan, als je aan het Avondmaal je Heer Jezus gedenkt?
Denk aan Goede Vrijdag. Bij het Avondmaal staat de kruisiging van onze Heer centraal. Logisch, zul je zeggen. Maar bedenk ook telkens weer aan, dat de dood van Gods Zoon laat zien hoe diep de zonde in jou en mij zit. Zo diep als Jezus ging – tot in de dood; zo diep zit de zonde ons in het bloed – het leidt tot de dood, lichamelijk en voor de eeuwigheid. Tenzij je gelooft, dat Jezus dat allemaal van ons overgenomen heeft. Dat kostte Hem zijn leven. Denk daar aan.
In onze gemeente is het al zo’n 15 jaar mogelijk dat gemeenteleden die ernstig ziek zijn of langdurig aan huis gebonden zijn het Avondmaal thuis vieren als zij dat willen. Dat was, zo rond 2000, een nieuwe ontwikkeling. Ruim 400 jaar golden de volgende argumenten om het ‘Avondmaal aan huis’ niet te stimuleren: a) de viering van het Avondmaal moet in de gemeente plaats vinden; b) het ontvangen van het Avondmaal is niet noodzakelijk om behouden te worden; c) de werking van het Avondmaal komt, dankzij de Heilige Geest, ook ten goede aan gemeenteleden die het Avondmaal niet kunnen meevieren.
Precies twintig jaar later, in 1563, schrijft Calvijn nog een keer uitvoerig over de bediening van het Avondmaal bij ernstig zieken thuis. Hij doet dat in een brief aan Caspar Olevianus, één van de opstellers van de Heidelbergse Catechismus. Wanneer je naar het doel van het Avondmaal kijkt, schrijft Calvijn, “meen ik te mogen opmaken, dat zij die of aan een langdurige ziekte lijden of in levensgevaar zijn, niet van een zo groot goed beroofd mogen worden.” Het Avondmaal dient tot versterking van het geloof en is een wapen dat Christus ons aanreikt in de geestelijke strijd die we te voeren hebben. Juist in tijden van een ernstige ziekte en een naderend sterven wordt een gelovige door veel verzoekingen overvallen en beangstigd. “Mogen wij nu dit bijzonder hulpmiddel van hem wegnemen, waardoor zijn vertrouwen zo versterkt wordt, dat hij zich met vreugde in de strijd begeeft en de overwinning behaalt?” Daarom mag men de zieken volgens Calvijn niet van het Avondmaal weren. “Juist het Avondmaal is symbool van de heilige eenheid van Gods kinderen.” Calvijn bestrijdt, dat het Avondmaal zo een privézaak wordt. “In werkelijkheid is het Avondmaal aan huis een onderdeel van de openlijke viering.” Tenslotte is hij van mening, dat voorkomen moet worden, dat zieken uit bijgeloof, eerzucht of nieuwsgierigheid het Avondmaal willen ontvangen. Daarom wil Calvijn slechts in uitzonderlijke situaties en wanneer de kerkeraad goed op de hoogte is van de werkelijke toestand van de zieke broeder of zuster, de Avondmaalsviering bij hem of haar thuis toestaan. Bovendien moet de viering helemaal overeenkomen met de instelling van Christus. Daarom acht Calvijn het wenselijk, dat het Avondmaal “slechts in de kring van de gelovigen en niet zonder onderwijs en liturgie, evenals bij de openlijke viering, gehouden wordt.”
Zo doen we het in 2016 in onze gemeente ook. In een huiskamer komen de predikant, de kringouderling, de kringdiaken en een paar gemeenteleden bij elkaar. De bediening van het Avondmaal vindt plaats in een korte samenkomst waarin we ook samen bidden, uit de bijbel lezen en zingen. Daarmee volgen we helemaal de lijn van Calvijn. Hij vond het o zo belangrijk dat gelovige kinderen van God juist als ze het heel erg moeilijk hebben, het Avondmaal als geloofsmedicijn ontvangen. Om in alle angsten en benauwenissen het oog op de Heer gericht te houden en op Hem te blijven hopen (Psalm 25:15-22). Juist dan wil Jezus onze Heer met het Avondmaal ons geloof versterken en ons ‘bemoedigen met kracht in onze ziel’ (om het met Ps. 138:3b uit de NV’51 te zeggen).







Maar als belijdenis doen alleen maar een kerkelijke traditie is, waarom blijven we het we het dan doen? Is het wel zinvol? Ja! En wel om twee redenen, een theologische en een pastorale.
De tweede reden is dat het afleggen van belijdenis hét moment is in de ontwikkeling van een christen, waarop het dooplid een zelfstandig volwassen lidmaatschap krijgt, dat gebaseerd is op de persoonlijke aanvaarding van datgene, wat zijn ouders namens hem hadden beloofd, namelijk te geloven in en te leven voor de Drie-Enige God en met de duivel en het zondige in de wereld en in jezelf te breken. In de Anglicaanse Kerk wordt bijvoorbeeld gevraagd: ‘Vernieuwt u hier, in de tegenwoordigheid van God en van deze gemeente de plechtige belofte die namens u gedaan is bij uw doop, door hem nu persoonlijk te bekrachtigen en te bevestigen?’ Het voorgeschreven antwoord is ‘JA’ en dat spreekt, mits in oprechtheid uitgesproken, boekdelen. De gemeente, die de kandidaten hun geloof hoorde belijden, bidt met de predikant om de bevestiging en versterking door Gods Geest voor de vervulling van de belofte die zij net uitgesproken hebben.