CGK volgens gereformeerd kerkrecht niet ten allen tijde strikt gebonden aan landelijke besluiten

De landelijke synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken is eind juni in Rijnsburg op donderdag 20 juni met een bidstond geopend en hield op vrijdag 21 juni haar eerste vergadering (foto: RD). Een spannende vraag zal zijn: hoe strikt bindt men elkaar aan kerkelijke uitspraken?

De predikant die mij begin 1965 gedoopt heeft en op 5 april 1992 in het ambt bevestigde, zei eens tegen mij: “Als de plaatselijke kerken, samengekomen in de generale synode, een besluit nemen, moeten alle kerken zich daaraan houden en kan het alleen maar veranderd worden als een volgende synode op inhoudelijke bijbelse of kerkrechtelijke gronden tot een ander besluit komt. Een synode kan nooit zeggen: we nemen een ander besluit omdat we hier nu, zoveel jaar later, anders over denken.” Mijn reactie was toen: “Oom Piet, dit klinkt mij wat rooms-katholiek in de oren, want hiermee stelt u Schrift en traditie op één lijn.”

Hetzelfde gevoel bekroop mij toen ik in het Reformatorisch Dagblad de voorbeschouwing op de CGK-synode las. Wie geen vreemdeling in Jeruzalem is weet, dat het erom spannen gaat binnen de CGK. De verdeeldheid is enorm, met name op het punt van vrouwelijke ambtsdragers. In 1998 sprak de CGK-synode uit, dat de bijbelse gronden onder de bestaande praktijk van alleen maar mannelijke ambtsdragers sterker zijn dan de uitleg dat er ook vrouwelijke predikanten en ouderlingen mogen zijn. Dus handhaafde de synode die eerste lijn. Alle kerken werden opgeroepen om zich daaraan te houden en zo de eenheid van het kerkverband te bewaren. Tegelijk sprak men uit dat visie van de minderheid die vóór de vrouw in het ambt was, niet principieel te veroordelen was.

De CGK-deputaten kerkorde en kerkrecht schreven daarom terecht in 2019: “De vraag of er binnen de gereformeerde hermeneutiek sprake kan zijn van verschillende schriftuitleg op dit punt ligt dus sinds 1998 nog open.” Dat betekent, dat niet zozeer de kijk op de Bijbel als het gezaghebbende Woord van God is veranderd, als wel de verhouding tussen voor- en tegenstanders van de vrouw in het ambt. Dat is even slikken als je altijd in de meerderheid geweest bent, maar nu ziet dat je links (en niet rechts) wordt ingehaald door kerken die een andere conclusie trekken, maar in 1998 nog in de minderheid waren.

De keus om bij verschil van mening exclusief voor één lijn te kiezen is terecht. Ook de vrijgemaakt-gereformeerde kerken hebben zich altijd unaniem en con amore gehouden aan het niet-toelaten van vrouwen in de ambten tot de landelijke GKV-synode daar in 2017 wel ruimte voor gaf. Waarom deed die synode dat? Omdat ze, in tegenstelling tot de CGK-synode van 1998, twee meningen die allebei niet principieel te veroordelen zijn, tot vrije kwestie bestempelde. En waarom bestempelde de GKV-synode het tot vrije kwestie? Dat was niet omdat er andere bijbelse argumenten naar voren kwamen, maar puur omdat men dit onderwerp niet meer zo belangrijk vond dat alle plaatselijke kerken hier gelijk over moesten denken. Want, en dat is een belangrijk principe in het gereformeerd kerkrecht: plaatselijke kerken mogen niet over elkaar heersen, en dus bind je elkaar alleen maar aan besluiten die strikt noodzakelijk zijn op basis van de Bijbel of die voor een goed functionerend kerkverband noodzakelijk zijn. In het overige geldt: hierin gunnen we elkaar de christelijke vrijheid, zoals Paulus voorschrijft in Romeinen 14 en zoals iemand als Marnix van Sint Aldegonde al in 1568 indringend betoogde. Volgens Marnix zijn kerkenraden en synodes slechts ambassadeurs van Christus, die alleen maar bindend op mogen leggen wat Koning Christus aan zijn onderdanen beveelt. Voor het overige mogen ze adviezen geven met de wijsheid die ze van Christus ontvangen hebben, maar als die adviezen in beton gegoten worden, ontneemt een kerkenraad de gelovigen en ontneemt een kerkverband de plaatselijke kerken hun christelijke vrijheid en brengt hen in gewetensnood.

Dus klonk het mij wat rooms in de oren, toen het Reformatorisch Dagblad de spanningen in de Christelijke Gereformeerde Kerken als volgt samenvatte: “Wil men elkaar, op basis van het aloude presbyteriaal-synodale stelsel, strikt gaan houden aan het eerder (en bij herhaling) genomen besluit dat vrouwen in de CGK geen ambtsdrager kunnen zijn? Of kiest men in meerderheid voor een ander, meer congregationalistisch organisatiemodel, waarbij de lidkerken elkaar op diverse punten veel vrijer laten? Dat is op deze synode de hamvraag.”

Hier wordt een valse tegenstelling geschapen. Want de hamvraag is niet: ‘Moet je volgens het aloude gereformeerde kerkrecht je altijd houden aan elke landelijke uitspraak?’ De hamvraag is: ‘Hoe belangrijk vind je een onderwerp om, als je er van mening over verschilt, één visie bindend op te leggen aan alle kerken?’ Sinds de allereerste nationale synode van 1571 hebben de gereformeerde kerken er altijd voor gekozen om elkaar vrijheid te gunnen in zaken die men niet strikt noodzakelijk vond.

Dat je in ‘het aloude presbyteriaal-synodale stelsel’ per definitie strikt gebonden bent aan genomen besluiten is een hiërarchisch frame, waarbij men aan de synode het gezag van een soort superkerkenraad toekent die, na raadpleging van de kerken, besluiten neemt die bindend zijn en alleen maar veranderd mogen worden als er nieuwe bijbelse argumenten aangedragen worden. Want ‘afspraak = afspraak’ en wie het daar niet mee eens is, moet maar vertrekken.

Als je zo tegen samen kerk-zijn aankijkt, krijgt een kerkverband roomse trekjes. Dat zie je in de vroeger Hervormde Kerk en in de huidige Protestantse Kerk en de Hersteld Hervormde Kerk. Die vormen landelijk één kerk met lokale plaatselijke afdelingen die slecht ‘gemeente’ heten. Het zijn, kerkrechtelijk gezien, filialen van de landelijke organisatie die zowel de regels bepaalt als de ruimte die een plaatselijke afdeling vergunt wordt om ervan af te wijken.

Maar binnen alle gereformeerde kerkverbanden die sinds 1834 ontstaan zijn, is dit de omgekeerde volgorde. Ruimte gun je elkaar niet bij de gratie van een synode. Ruimte geef je elkaar omdat je niet over elkaar wilt heersen. Je maakt alleen afspraken over wat tot de kern van de Bijbel hoort en over wat noodzakelijk is voor een goed functionerend kerkverband. Bij al het andere laat je je leiden door het principe van de christelijke vrijheid, waartoe Paulus in Romeinen 14 oproept: “Aanvaard elkaar, zoals Christus u aanvaard heeft.”

Wat betekent dat nu in voor de komende synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken? Op die enkele vreemdeling in Jeruzalem na snapt iedereen dat er een grens bereikt is en dat er knopen doorgehakt moeten worden.

Als de synode opnieuw, voor de derde keer in 26 jaar, het besluit handhaaft dat vanwege het belang van de zaak en vanwege de eenheid binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken ‘de klassieke gereformeerde ambtsopvatting geen plaats toekent aan vrouwelijke ambtsdragers’, moeten de kerken die daar anders over denken zo eerlijk zijn om het kerkverband te verlaten. Je kunt niet blijvend zo’n uitspraak negeren en daarmee de eenheid binnen het kerk ondermijnen. Aansluiting bij het kerkverband van de Nederlandse Gereformeerde Kerken ligt dan voor de hand.

Als de synode besluit dat plaatselijke kerken de christelijke vrijheid krijgen om wel of geen vrouwelijke ambtsdragers aan te stellen om zo de eenheid binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken te handhaven, moeten de kerken op de rechterflank zich afvragen of ze andere CGK-kerken de ruimte gunnen om hun eigen afweging te maken op dit punt. Als ze dat vanwege hun geweten niet kunnen, moeten ze net zo eerlijk zijn en afzonderlijk verder gaan. Helaas ligt aansluiting bij de Gereformeerde Bond niet voor de hand vanwege de ruimte die de PKN aan vrijzinnigheid biedt. En een fusie van, als men daartoe besluit, het uitgetreden CGK-smaldeel met de HHK ligt kerkrechtelijk ingewikkeld.

Ik bid de Christelijke Gereformeerd Kerken Gods wijsheid toe met Jakobus 3:17-18: De wijsheid die van boven is, is ten eerste rein, vervolgens vreedzaam, welwillend, voor rede vatbaar, vol barmhartigheid en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd. En de vrucht van de gerechtigheid wordt in vrede gezaaid voor hen die vrede stichten.

Deze blog verscheen eerder als opinie-artikel op CVandaag

De herenigde NGK is ‘De Twaalf-Artikelen-Kerk’

Begin maart tijdens mijn ochtendwandeling raakte ik aan de praat met een dorpsgenoot, een jonge vrouw van half de 30. Toen ik vertelde dat ik net in Balkbrug was komen wonen, en ik op haar vraag waar ik woonde had gezegd: naast kerkgebouw ‘De Lichtbron’, zei ze: “O, je woont dus naast de artikel-kerk.” Help, dacht ik, staan we na ruim 75 jaar nog steeds zo bekend hier in het dorp?

 Maar vanaf vandaag, 1 mei 2024, gaat die bijnaam niet meer op. Vanaf nu zijn de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) en de Nederlands Gereformeerde Kerken officieel herenigd tot de Nederlandse Gereformeerde Kerken. De breuk uit de jaren ’60 van de vorige eeuw is geheeld.

Na 1892 – de Vereniging van de Christelijke Gereformeerde Kerken uit de Afscheiding en de Nederduits Gereformeerde Kerken uit de Doleantie; en na 1907 – het ontstaan van de Geformeerde Gemeenten vanuit twee afgescheiden kleinere kerkverbanden; en de samenvoeging in 2004 van de Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken (synodaal) en de Lutherse Kerk tot de Protestantse Kerk Nederland in Nederland is dit de vierde grote hereniging van twee of meer kerkverbanden.

Ik ben erg blij met deze kerkelijke hereniging. Ik ervaar het als een stuk verhoring van het gebed van onze Heer Jezus Christus uit Johannes 17 om eenheid tussen Gods kinderen en zing van harte Psalm 133 op deze dag.

Want wat betekent deze nieuwe kerkformatie voor christenen in Nederland? Dit: er ontstaat een groot eigentijds-gereformeerd kerkgenootschap naast de bevindelijk-gereformeerden + de klassiek-gereformeerden aan de ene kant en de Protestants Kerk aan de andere kant.

Eigentijds-gereformeerd noem ik de nieuwe NGK. Voluit gereformeerd met een open blik naar de samenleving. Niet, zoals sommigen zeggen, een PKN-light. Want de NGK wil niet breder zijn dan de gereformeerde belijdenis en dus geen hotelkerk zijn waar zowel de vrijzinnigheid als de reformatorische flank evenveel recht van bestaan heeft als alles wat daar tussen zit. Tegelijk wil de NGK ook niet de afstand tot de samenleving onnodig groot maken door tradities en gewoontes over hoe men vroeger de bijbel las en hoe men vroeger het christelijke leven vorm gaf, als tweede norm naast de Bijbel te leggen.

Eigenlijk willen we een kerk zijn waar iedereen zich thuis voelt bij Jezus Christus als Redder en Heer. Hij is meer dan ons voorbeeld. Hij is onze Verlosser, die de vergeving van onze zonden verdiend heeft en ons daar door zijn Heilige Geest in doet delen. Een gemeenschap van heiligen die hun vertrouwen op Hem, Jezus onze Heer, stellen en daarom elkaar willen opbouwen in het geloof. Geen vrijblijvendheid – wel veel ruimte voor christelijke vrijheid.

Als we dan toch een nieuwe bijnaam krijgen, mag dat van mij ‘De-Twaalf-Artikelen-Kerk’ zijn. Daarin is namelijk de kern van de Bijbel samengevat. Zo willen we kerk van Christus zijn, hoopvol onderweg in Gods wereld.

Als Te Velde nu maar eens kleur bekende

-waar blijft de oproep om niet te breken met de GKV?-

De komende weken (van 19 januari t/m 26 februari) belegt de Kerngroep bezinning GKv op negen plaatsen in Nederland ‘regionale bezinningsavonden’ over de ontwikkelingen in de vrijgemaakt-gereformeerde kerken. Vooral de landelijke fusie in mei 2023 met de nederlands-gereformeerde kerken baart hen grote zorgen. Volgens hen kun je plaatselijk en persoonlijk niet meer gezond gereformeerd zijn binnen dat nieuwe kerkverband. Plaatselijke GKV-kerken wordt opgeroepen om niet mee te gaan met de fusiekerk. Individuele GKV-leden kunnen zich aansluiten bij “regioplekken, die zich mogelijk tot nieuwe gemeenten kunnen ontwikkelen,”, aldus Pieter Pel, één van de initiatiefnemers van de Kerngroep, in het Reformatorisch Dagblad van 11 november  2022. In datzelfde interview zei ds. Henk Room, dat de kerkorde van de nieuwe Nederlandse Gereformeerde Kerk “de belijdenis op afstand zet en (…) de toegenomen individualisering in de kerk bevestigt. Om al dat soort redenen kunnen wij volgend jaar niet mee met de fusie.”

Het is opvallend dat dit streven naar afscheiding in de aankondiging van de bezinningsavonden niet openlijk benoemd. Daarin lees je: ons doel is ‘bezinning en verbinding’ met als uitgangspunt het boek Het Woord in geding. Daarin staan zeven hoofdstukken: drie over ‘Omgang met de Schrift’, twee over ‘Schrift en belijdenis’ en twee over ‘Schrift en kerkorde’. Tussen deze drie blokjes staat een meer persoonlijk tweeluik.

Nu is er met dit boek iets merkwaardigs aan de hand. Van de acht schrijvers zijn er vijf lid van de Kerngroep die al openlijk aangegeven heeft niet met de fusiekerk mee te willen gaan. Daarnaast schrijft prof. dr. Henk van den Belt (lid van de PKN – Gereformeerde Bond) over de invloed van de nieuwe hermeneutiek binnen de GKV en geeft dr. Gert van den Brink (lid van de HHK) een kritische bespreking van het GKV-synode-rapport waarin de toelating van vrouwen tot de ambten exegetisch onderbouwd wordt.

De achtste en laatste auteur is echter iemand die midden in de GKV-kerken staat, nl. dr. R.T. (Dolf) te Velde. Hij is sinds 2015 universitair hoofddocent dogmatiek aan de Theologische Universiteit van de GKV in Kampen/Utrecht. In zijn bijdrage stelt hij scherpe vragen als het om het gezag van Gods Woord gaat. Vanuit de Nederlandse Geloofsbelijdenis laat hij zien, dat God ons de Bijbel gegeven heeft vanuit zijn bijzondere zorg voor ons en ons behoud (art. 3), dat wij Gods Woord zonder twijfelen aanvaarden als de maatstaf voor ons geloof (art. 5) en dat de Bijbel Gods wil volkomen bevat en ons voldoende leert wat wij moeten geloven om behouden te worden (art. 7). Te Velde is er vrij kritisch over of in het GKV-synode-rapport deze aspecten wel voldoende tot hun recht komen. “De wijze van redeneren in het commissierapport zet (…) de eenheid van de Schrift op losse schroeven.” De uitkomst is volgens Te Velde, dat “doorgaande lijnen in wat de Schrift leert over de verhouding van man en vrouw worden uitgeschakeld.” Daardoor komt in de GKV “de gezamenlijke bereidheid om rond een open Bijbel door te spreken en je door het Woord van God te laten gezeggen (…) onder druk te staan.”

Ik vind het artikel van Te Velde waardevol. Hij betrekt de wacht bij het Woord van onze God. Daarin geeft God ons wijsheid om gered te worden door het geloof in Jezus Christus en rust Hij ons als mensen die Hem toebehoren steeds meer toe tot elk goed doel, zoals Te Velde aan het eind van zijn artikel 2 Timoteüs 3:15-17 aanhaalt.

Maar Te Velde zegt er wel het volgende bij:

“Op zichzelf hoeft het toelaten van vrouwelijke ambtsdragers niet kerkscheidend te zijn.”

“Een kerkelijk beleid dat hierin [in de ethische en praktische thema’s waar de vraag hoe we trouw blijven aan de Schrift niet altijd zo eenvoudig te beantwoorden is]  keuzes maakt waar niet iedereen zich achter kan scharen hoeft de kerkelijke gemeenschap nog niet te breken.”

Dat is een duidelijk statement. Het zou fijn zijn wanneer Te Velde dat nu ook publiek gaat herhalen, nu er de komende maanden op regionale voorlichtingsavonden bewust aangekoerst wordt om uit de GKV te stappen en een eigen kerkverband op te starten.

‘Als Te Velde nu maar eens kleur bekende’ – deze uitdrukking ontleen ik aan het boekje ‘Als Bavinck nu maar eens kleur bekende’ dat in 1994 verscheen. Daarin staan de nooit gepubliceerde aantekeningen uit 1919 van prof. dr. Herman Bavinck over o.a. het Schriftgezag. In die tijd speelde de ‘zaak-Netelenbos’. J.B. Netelenbos was in dat jaar afgezet als predikant vanwege zijn Schriftbeschouwing. Hij neigde naar de mening dat niet de Bijbel zelf geïnspireerd is, maar dat de Heilige Geest Gods Woord in de harten van de schrijver gewerkt heeft. Zo is ook voor christenen vandaag het getuigenis van de Heilige Geest de grond van ons geloof was. Bavinck was dat niet met Netelenbos eens: de Bijbel zelf is door God geïnspireerd en vormt de grond van ons geloof, en het door de Heilige Geest verlichte oog en hart is het middel waardoor mensen het gezag van de Schrift erkennen en aannemen.

In zijn concept-brochure gaat Bavinck breder in op de verhouding tussen het gezag van de Bijbel en de resultaten van de moderne wetenschap. Hij houdt vast aan het gezag van de Schrift, zowel formeel als materieel, maar vindt dat er relatief veel vrijheid moet zijn als het om Schriftgebruik en Schiftuitleg gaat, omdat geen mens onfeilbaar is, de belijdenisgeschriften ‘revisibel’ zijn en elke kerk vatbaar voor dwaling. Ook maakt Bavinck onderscheid tussen het wezen en de vorm van de Bijbel. Daaruit volgt, “dat we de Bijbel beschouwen als een historisch boek, dat onder Gods leiding in de tijd, in bepaald milieu, door bepaalde personen enz. is ontstaan. Dat is de organische inspiratie, de onderscheiding (niet scheiding) tussen wezen en vorm. Alles menselijk en alles goddelijk. Alles goddelijk en alles menselijk. Twee zijden van de Schrift, met analogie in de persoon van Christus, maar analogie, niet meer. Van God en door de profeten. Er kan hiervan misbruik worden gemaakt, als van alles. Maar op zichzelf zeer juist.” Juist omdat alles in de Bijbel volgens Bavinck een historisch karakter draagt, is het van belang “dat wij bij de exegese daarmee rekenen moeten, en niet zo maar de woorden van de Schrift zonder meer kunnen overnemen en toepassen. We hebben met verschil van tijden en toestanden te rekenen.” Bavinck noemt daarbij als o.a. als voorbeeld: “heel de verhouding van man en vrouw [is] bij ons gewijzigd.” En omdat de terugkomst van Christus zo lang uitblijft, zijn wij met onze maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen steeds verder af komen te staan van hoe de samenleving er in de dagen van het Nieuwe Testament er uit zag. “Tweeduizend jaren scheiden ons.” Volgens Bavinck hoef je als bijbelgetrouwe gelovige deze vragen niet uit de weg te gaan en mag je zoeken naar harmonie tussen deze beiden, al blijven er ook grote gevaren om de bijbelse schat te verliezen. Bavinck schrijft dan: voor veel gelovigen is het dan “schijnbaar veiliger zich terug te trekken (separatisme, piëtisme enz.). Maar dat is ongeloof, geen vroomheid. Ongeloof aan Gods voorzienigheid in deze eeuw. Christendom is principieel anders. Vooral ook in het calvinisme. Vaste punten in het christendom: Schrift en Christus, 2 Tim. 3:16, 1 Tim. 3:16.” Daarbij valt het Bavinck op, dat er onder de aanhangers van beide standpunten velen zijn “die oprecht en ernstig zoeken”, maar dat er ook “zondig conservatisme der ouderen” en even erge “kritiek der jongeren” is. Dat is het verschil tussen “middelpunt-zoekende en middelpunt-vliedende mannen en vrouwen.”

Zo eindigt Bavinck op bijna dezelfde manier zijn conceptbrochure als Te Velde zijn artikel. Het gezag van de Bijbel hooghouden, omdat daarin Christus in het centrum staat. Als en zolang we daar samen op aanspreekbaar willen zijn, moeten en kunnen we ook samen verder.

Bavinck heeft zijn aantekeningen nooit officieel gepubliceerd. Of hij het niet wilde of dat zijn vroege sterven anderhalf jaar later (hij werd maar 67 jaar oud) daar de oorzaak van is zal altijd een vraag blijven.

Nu er een kerkscheuring nadert, zou het fijn zijn wanneer Te Velde wel openlijk kleur bekent door zich publiek uit te spreken. Vindt hij het verval in de vrijgemaakte kerken zo groot dat het plicht is om met dit kerkverband te breken? Of vindt hij deze breuk een aanslag op het kerkvergaderend werk van Christus en roept hij ieder op om op haar of zijn plaats te blijven als kerklid, als predikant en als docent aan de Theologische Universiteit van de Nederlandse Gereformeerde Kerken?

Vanuit een GKV-kerk oproepen om uit het GKV-kerkverband te stappen

Binnen de GKV is de “Kerngroep Bezinning GKv” aktief. Volgens hen staat de GKV op een tweesprong. De voormannen (op de website zijn geen namen van vrouwen te vinden) hebben al aangegeven, dat ze niet mee kunnen en willen gaan met de fusie van de GKV en de NGK in mei 2023. De kerngroep ziet voor zichzelf een coördinerende rol weggelegd “om zoveel mogelijk mensen binnen de GKv te motiveren en mobiliseren om gezamenlijk op 1 mei 2023 de beslissing te nemen om niet mee te gaan met de fusie.” (citaat uit gespreksverslag studiedag Kerngroep 24 sept. 2022).  

Dat standpunt werd op 11 november ook door twee woordvoerders van de Kerngroep verwoord in het Reformatorisch Dagblad. De kerngroep wil vanaf nu “meer kerkelijk richting gaan wijzen (…) op nog te beleggen regioavonden.” Over de richting is men in dit interview duidelijk: “een tijdelijk kerkverband (…) met hier en daar regioplekken, die zich mogelijk tot nieuwe gemeenten kunnen ontwikkelen.”

Die regio-avonden komen er in januari en februari 2023 op negen verschillende plaatsen in Nederland. In het Nederlands Dagblad van 7 januari worden ze aangekondigd onder de kop: Hoe blijven we gereformeerd?

Het is een versluierende kop, want de vraag is al beantwoord: niet door mee te gaan met de fusie van GKV en NGK, ook niet door ons te voegen bij een ander kerkverband, maar door een afsplitsing die de kerkelijke verdeeldheid alleen nog maar groter maakt.

Het verbaast mij daarom niet dat op zeven van de negen plaatsen deze voorlichting niet in een GKV-kerkgebouw plaatsvindt. Ik vind het wel merkwaardig, dat twee GKV-kerkenraden hun kerkgebouw hiervoor wel beschikbaar stellen.

Een jaar of 15 geleden hadden we in Assen een ‘Studiegroep Kerkelijke Ontwikkelingen’. Die hielden een tijdlang voorlichtings- en gespreksavonden in Maranatha-kerk, tot 2005 het kerkgebouw van de GKV Assen-Noord en daarna gezamenlijk van GKV Assen-Peelo en GKV Assen-West. Dat was geen probleem, totdat een afgezette GKV-predikant die nieuw-vrijgemaakt geworden was en in lezingen opriep om ook te breken met het kerkverband als spreker werd uitgenodigd om te spreken over ‘de actuele situatie in de Gereformeerde Kerken (vrijg.)’. Toen lieten de beide kerkenraden weten: “Als kerkenraden kunnen we niet toestaan dat vanuit ons kerkgebouw een uitgetreden predikant de gelegenheid krijgt om gemeenteleden op te roepen zich eveneens te onttrekken aan het gereformeerde leven en de gereformeerde prediking die door de weeks en op zondag in hetzelfde gebouw plaats vinden.”

Nu geldt volgens mij hetzelfde. De Kerngroep Bezinning GKv koerst bewust aan op het afscheid nemen van het bestaande GKV-kerkverband. Dat kerkverband heeft plaatselijk, op classis-niveau en op minstens drie achtereenvolgende synodes nagenoeg unaniem ingestemd met de vereniging tussen GKV en NGK. Soms met enige aarzeling en zorg. Soms met behoud van gevoelens. Vaak ook met diepe dankbaarheid. Beide verwoordde ds. Gert Treurniet in zijn artikel “In de kerk zit tussen betreuren en breken een harde return”.

Het is ieders goed recht om niet mee te willen gaan met deze ‘Vereniging 2.0’. Dat gebeurde ook bij de Vereniging van 1892. Toen besloten de gereformeerde kerken van de Afscheiding van 1834 en de Doleantie van 1886 te fuseren en verder te gaan als “Gereformeerde Kerken in Nederland”. Een handvol kerken uit de traditie van de Afscheiding wilde niet mee, omdat men bezwaren had tegen sommige theologische in de kring van de Doleantie. Die paar kerken stichtten toen een eigen kerkverband, de “Christelijke Gereformeerde Kerken”.

De geschiedenis dreigt zich te herhalen. Maar het bevreemdt mij een beetje dat er blijkbaar GKV-kerkenraden zijn die hun kerkgebouw beschikbaar stellen voor een landelijke groep kerkleden die overduidelijk iedereen oproept om zich af te splitsen van de GKV en als aparte kerkelijke groepering verder te gaan. Als je als plaatselijke kerk zelf wél mee wilt gaan met de Vereniging van 2023, kun je zo’n oproep toch niet anders typeren dan een oproep tot kerkscheuring?

Christenen over vaccineren – drie posities en iemand die van ‘nee’ naar ‘ja’ ging

Een goede kennis vroeg me laatst: “Wanneer je met goede argumenten kunt komen, laat ik me graag door jou overtuigen om mij toch maar te laten vaccineren. Ik kijk uit naar je reactie.” Nu denk ik niet dat ik mensen kan overtuigen om zich te laten vaccineren. Zelf vind ik dat vaccinatie een door God gegeven middel is dat we kunnen gebruiken om te voorkomen dat mensen doodziek worden of zelfs sterven aan een relatief makkelijk te voorkomen virusinfectie. Een andere goede kennis zei een paar week geleden tegen me: “In de 19e eeuw had je de pokken waar duizenden mensen aan stierven, tot half jaren ’50 van de vorige eeuw had je polio waar honderden mensen aan stierven, en in beide periodes had je predikanten die openlijk schreven dat het een geschenk en dus ook een opdracht van God is om je laten vaccineren. Waarom durven christelijke voorgangers dat nu niet openlijk te zeggen?”

Om me wat verder in dit onderwerp te verdiepen las ik opnieuw het uitstekende boekje POLIO – Afwachten of afweren van prof. dr. J. Douma (TU Kampen – GKV) en prof. dr. W.H. Velema (TU Apeldoorn – CGK) uit 1979. Zij schreven dit boekje n.a.v. de polio-uitbraak in 1978 op initiatief van de regering (!). Want die wilde graag het reformatorische volksdeel dat principiële bezwaren had tegen inenting laten voorlichten, niet door niet-christelijke medici en seculiere politici, maar door “twee bij uitstek deskundigen op het gebied van de theologisch-ethische benadering van het vraagstuk van de vaccinatie” (blz. 7, E. Veder-Smit, staatssecretaris Volksgezondheid en Milieuhygiëne).

Drie posities

Douma en Velema laten zien dat er drie standpunten zijn onder christenen als het om vaccinatie gaat (blz. 63-65).

“Er zijn gelovigen die elke vorm van inenting principieel en radicaal afwijzen. Zij willen er niets van weten. Zij menen dat zij in strijd handelen met het gebod van Gods en het geloof in Gods vaderlijke leiding – de voorzienigheid van God – als ze maatregelen nemen vóór de ziekte toegeslagen heeft.

Een tweede groep van christenen acht inenting geboden als plicht van iedere gelovige. (…) Ieder christen moet uit besef van verantwoordelijkheid voor zijn directe omgeving en voor de samenleving in haar geheel zichzelf en zijn kinderen laten inenten.

(…) Tussen beide standpunten bevindt zich een groep die van mening is dat ieder voor zichzelf een beslissing moet nemen. Wie inenting niet met zijn geweten in overeenstemming acht, moet haar nalaten. Wie er wel vrijmoedigheid voor vindt, moet haar toepassen.”

Douma en Velema geven ook aan, dat de principiële voorstanders van inenting “het als een verplichting zien dat iedere gelovige inenting toepast, ook al willen ze een ander er niet toe dwingen dit te doen. (…) Zij zeggen, met alle respect voor het geweten van de ander: De afwijzing van inenting berust op een verkeerd verstaan van de Schriften. Wie Gods gebod goed verstaat, mag zich aan inenting niet onttrekken. Inenting is plicht.”

Vaccinatiedrang en vaccinatiedwang

Tegelijk is het zo dat de voorstanders van inenting en de aanhangers van het middenstandpunt allebei de grens leggen bij het persoonlijke geweten. “Als het geweten neen zegt, mag niemand – zelfs de overheid niet – tot inenten dwingen.”  Het verschil hierbij is dan wel weer, dat overtuigde ja-zeggers het standpunt huldigen: geen staatsdwang, wel staatdrang. Toch waren ook zij in 1872 in meerderheid tegen de verplichte inenting van onderwijzers en leerlingen. Die was in 1872 niet absoluut trouwens: je mocht kiezen voor ander werk of je kind thuishouden. Maar het werd door veel christenen wel als sociale dwang gezien.

Bij de polio-uitbraken in de jaren ’70 van de vorige eeuw vinden Douma en Velema dat er helemaal geen staatsdwang toegepast mag worden, want die hadden zo’n beperkte omvang dat de gezondheid van de maatschappij niet in gevaar kwam.  

Wat mij dan wel triggert is, hoe Douma (die vorig jaar zelf overleden is aan corona) en Velema gedacht zouden hebben over de vaccinatie-drang en misschien binnenkort de sociale vaccinatie-dwang in onze tijd. Ik vermoed dat ze geen moeite zouden hebben met het eerste. En dat ze verplichte vaccinatie resoluut zouden afwijzen, want dan gaat de overheid over de gewetens van mensen heersen. Maar wat zouden ze vinden van sociale vaccinatie-dwang onder bv. IC-verpleegkundigen en zorgmedewerkers in verpleegtehuizen? Ik vermoed dat ze daar geen voorstander van zouden zijn, maar er gezien de ernst van de corona-epidemie wel begrip voor zouden hebben wanneer de overheid dit zou invoeren voor bepaalde beroepssectoren.

Douma en Velema geven ook duidelijk aan waarom het vertrouwen op de zorg van God het gebruik van preventieve middelen tegen ziektes goed kunnen samengaan. Hun uitleg van bijbelgedeeltes als Matteüs 9:12 (‘Wie gezond zijn hebben geen dokter nodig’) en Exodus 15:26 (‘Ik, de HERE, ben uw Heelmeester’) en Spreuken 22:3 (‘De schrandere ziet het onheil en bergt zich, maar de onverstandigen gaan hun gang en moeten boeten’) kan ik alleen maar ter lezing aanbevelen.

Van een principeel ‘nee’ naar een overtuigd ‘ja’

Het valt mij op dat in de eerste helft van de 19e eeuw de bijbelgetrouwe christenen uit de kringen van het Reveil, zoals de christelijke arts Abraham Capadose in 1823, en onder gereformeerden uit de kring van de Afscheiding van 1834, onder wie Hendrik de Cock, in meerderheid principieel tegen vaccinatie tegen de pokken waren, ook al maakte die vooral onder kleine kinderen veel dodelijke slachtoffers. Dat vaccin was in 1796 uitgevonden in Engeland en werd al snel in heel Europa toegediend.  De twee belangrijkste bezwaren waren ook toen al: ‘vooruitlopen op Gods voorzienigheid’  en ‘je laat je injecteren met het merkteken van het Beest. En complottheoriën zie je ook al opdoemen in die tijd, maar ook bv. als het gaat om het ontstaan van aids (bv. door een uit de hand gelopen experiment in een Amerikaans laboratorium – zoals J. Douma in zijn boekje ‘AIDS – meer dan een ziekte’  op blz. 15 schrijft)

In de tweede helft van de 19e eeuw werd er onder bijbelgetrouwe christenen veel positiever over gedacht, o.a. door Abraham Kuyper, de voorman van de tweede groep gereformeerden die in 1886 met de Doleantie meegingen en ook door Helenius de Cock, die leefde van 1824-1894. Ik blogde al eerder over hem – klik hier.  Helenius was de zoon van Hendrik de Cock, de voorman van de Afscheiding van 1834. Die was fel tegen vaccinatie, ook vanwege de rol van de overheid in de tijd van de Afscheiding: Hendrik de Cock werd vervolgd en gevangen gezet. Dat maakte hem, naast principiële bezwaren, ook argwanend tegen alle wetenschappelijke kennis van niet-gelovigen. Helenius was 17 jaar oud toen in 1841 zijn jongste broertje van bijna één jaar aan de pokken stierf. Jaren later, in 1871, schreef hij een brochure waarom hij zijn kinderen wél liet inenten. Hij vertelde, dat de dood van zijn broertje een verpletterende indruk op zijn vader had gemaakt. Ook, omdat de dokter had verklaard dat het kindje zeker was blijven leven als De Cock het wel had laten inenten. Toch, schreef Helenius, bleef mijn vader bij zijn standpunt dat vaccinatie niet geoorloofd was en heeft hij God nooit verwijten gemaakt dat zijn zoontje niet in leven bleef, hoewel hij er de HERE intens om gebeden had. Mede daarom was Helenius ook lange tijd principieel tegen vaccinatie.

Waarom ging hij uiteindelijk toch over van ‘nee’ naar ‘ja’? Om drie redenen, schrijven Douma en Velema (blz. 35-40). Allereerst: Helenius had de woorden van Christus over gezonden die geen geneesheer nodig hadden nooit letterlijk opgevat. Dat woord sprak Jezus namelijk tegen de farizeeën die in de waan leefden dat zij Jezus als geneesheer van hun zonden niet nodig hadden. Verder had Helenius lange tijd op het standpunt gestaan, dat je als christen beter solidair kunt zijn met gelovige gewetensbezwaarden dan met niet-gelovigen die in hun overmoed door vaccinatie de voorzienigheid van God miskennen. Maar toen hij in Schotland en Duitsland gelovigen tegenkwam die vonden dat vaccinatie voor christenen juist roeping en plicht was, besefte hij, dat je als christen het resultaat van de medische wetenschap niet hoeft af te wijzen, ook al blijf je de hoogmoed erachter afwijzen. Tenslotte moest Helenius toegeven, dat de resultaten van de vaccinatie enorm positief waren en dat alle schrikbeelden van mogelijke schadelijke gevolgen niet waren uitgekomen. Als niet-geneeskundige kon hij die feiten niet weerleggen.

Wat mij opvalt in het nieuwe standpunt van Helenius de Cock zijn de volgende dingen. Allereerst: hij gaat niet mee in het eindtijdscenario. Dat vind ik verstandig. Als christenen moeten we niet te snel met het teken van het beest op de proppen komen. Want als je als christen al vindt dat Openbaring 13 op de huidige tijd van toepassing is, moet je vooral de macht en invloed van de technologie en de toepassing ervan door een dictatuur als China benoemen. Dat was er al ver voordat het corona-virus begin 2020 de wereld rondging. Dat is echt een andere diskussie, vind ik, al is corona voor veel mensen wel een eye-opener als het om deze ontwikkelingen gaat. Verder beseft Helenius heel goed dat hij geen arts en dus geen deskundige is als het om het effect en de bijwerkingen van het pokkenvaccin gaat. Oftewel: argwaan levert niets op – een kritische houding wel. Dus geef ik –al sputterend- de overheid het voordeel van de twijfel als het om de coronamaatregelen gaat, want onze regering is niet te vergelijken met de Romeinse overheid aan wie Paulus zich ook onderwierp als die niet in strijd met Gods Woord handelde.  Daarom vind ik ook dat het RIVM meestal keurig en soms wat slordig objectieve gegevens publiceert. Vaak zijn niet de statistieken, maar de interpretatie die men er aan geeft de grootste leugen. En als ik weer een corona-scepticus tegen komt die een ander geluid laat horen dan de overgrote meerderheid van de deskundigen, check ik eerst even de achtergrond van deze kritische persoon. Dat laat meestal duidelijk zien dat bv. Gert Vanden Bossche of Robert Malone meer omstreden zijn dan ze zelf beweren. Als theologisch schoenmaker hou ik mijn liever bij mijn bijbelse leest dan dat ik denk dat ik het van de 17 miljoen virologen in Nederland het beste weet.

Die bijbelse leest leert mij dat je als christen de morele plicht hebt om de middelen die God in zijn voorzienigheid aan ons als mensheid geeft, niet achteloos te laten liggen, maar dankbaar uit zijn hand te aanvaarden.

Eén familie – twee kerken gaan samen verder

In het plaatselijk kerkblad schrijf ik regelmatig een stukje over de Generale Synode 2020 waar ik naar afgevaardigd ben. Dit artikel gaat over wat er in februari besproken is over de fusie tussen NGK en GKV. 

Waarover spraken zij daar op de synode in februari 2020? Over de NGK en over MVEA. Dat klinkt lekker geheimzinnig. Maar dat is het niet. In dit stukje ga ik in op het eerste – de NGK.

Twee kerken gaan samen verder

NGK staat voor ‘Nederlands Gereformeerde Kerken’. Dat zijn de bijna 90 kerken die ruim vijftig jaar geleden ontstaan zijn in de ‘buiten-verband-kwestie’. In de jaren ’60 van de vorige eeuw was er veel spanning in onze gereformeerd-vrijgemaakte kerken. Op de landelijke synodes van 1964/65 en 1966/67 en 1969/70 kwam dat uitgebreid aan de orde. Twee thema’s waren erg belangrijk: de tolerantie richting dominees die openlijk tegen bepaalde onderdelen van de belijdenis ingingen (over de uitverkiezing en over de zogenaamde ‘zieleslaap’); en de wens van een aantal dominees om, soms zelfs tegen hun eigen kerkenraad in, samensprekingen met de synodaal-gereformeerde kerken aan te gaan. De ‘Open Brief’ die door 25 personen, vooral predikanten, ondertekend was, zorgde ervoor dat de onrust uitgroeide tot een regelrechte breuk. Gevolg: 40% van de predikanten (zo’n 100 van de 250) en 25% van de kerkleden (zo’n 23.000 van de 108.000) stapten zelf uit het kerkverband of raakte buiten het kerkverband. Bijna een kwart van de dominees werd weer synodaal-gereformeerd, net als enkele duizenden kerkleden. En dat terwijl de synodaal-gereformeerde kerkerken in die jaren ’60 steeds meer ruimte boden voor vrijzinnige gedachten en meningen, die door predikanten en hoogleraren als Kuitert en Wiersinga openlijk verkondigd werden.

Gelukkig bleef de rest van de buiten-verband-predikanten en het overgrote deel van de kerkleden vasthouden aan de bijbelgetrouwe gereformeerde prediking. Vanaf het eind van de jaren ’70 noemen ze zichzelf ‘Nederlands Gereformeerde Kerken’. Ze waren wel wat moderner in hun vormen dan wij als GKV. En ook wat onafhankelijker, omdat ze licht allergisch geworden waren voor alles wat naar een strak kerkverband riekte.

NGK GKV een kerk (2)Nu zijn we 50 jaar verder. In 2017 vonden GKV en NGK elkaar op bijna alle punten die met de Bijbel en de belijdenis te maken hebben. Men besloot toen om in 2020 de volgende stap richting een fusie te zetten. Dus hebben we begin februari twee dagen samen vergaderd, als Landelijke Vergadering van de NGK en Generale Synode van de GKV. Dat waren twee prachtige dagen. Er is veel tijd besteed aan het verleden. Wat zijn er toen, in het heetst van de strijd, van beide kanten veel mensen beschadigd geraakt! Dat hebben we uitgesproken naar elkaar toe. Hoe goed was dat! En we spraken met elkaar door over hoe we vandaag als gelovigen en als kerken Christus willen volgen door midden in de samenleving te staan én trouw te zijn aan zijn Woord, de Bijbel. Ook daarin herkenden we elkaar. Ook hoorden we dat de geestelijke herkenning plaatselijk sterk is toegenomen in de afgelopen jaren. Dus konden we unaniem (!!) besluiten: voort te gaan op de weg naar de vorming van één kerkgemeenschap met de NGK en de GKV

Synode bloemstukDe gezamenlijke vergadering werd afgesloten met een Avondmaalsviering. Dat deden we niet op eigen houtje als GKV-synodeleden en landelijke NGK-afgevaardigden. We vierden het in een kerkdienst die belegd was door de sinds kort gezamenlijke NGK-GKV-gemeente van Nunspeet. We zongen er o.a. Psalm 133 en Opwekking 767 bij.

Zelf ben ik dankbaar voor de hereniging met de NGK. We zijn allebei kerken die op bijbels-gereformeerde staan én een open blik naar de samenleving hebben. Onder Gods zegen willen we nu samen verder, onderweg naar één kerk.

Familie

Hoe mooi en hoe heerlijk
Als wij als familie
Als broers en als zussen
Om elkaar geven
En open en eerlijk
Met elkaar omgaan
De vrede bewaren
En eensgezind leven

En het mooiste geschenk
Wordt ons gegeven
De zegen van God
Een eindeloos leven

Opwekking 767

 

Doop door besprenkeling kwam al in de 1e eeuw voor

In de diskussie over de doop hoor je soms ook de bewering dat een doop pas geldig is, wanneer de dopeling helemaal ondergedompeld is. Want de doop brengt tot uitdrukking, zegt men dan, wat er in Romeinen 6 staat. Daar zegt Paulus: Weet u niet dat wij die gedoopt zijn in Christus Jezus, in zijn dood gedoopt zijn? We zijn door de doop in zijn dood met Hem begraven om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt, een nieuw leven te leiden. Bovendien betekent het Griekse woord ‘baptisdein’ in het gewone taalgebruik altijd ‘onderdompelen’.

Om de symboliek van het gedoopt volledig tot zijn recht te doen komen, is onderdompeling de verplichte vorm voor volwassendoop in veel evangelisch-georiënteerde kerken. Soms wordt daarom zelfs de volwassendoop uit andere kerken niet erkend wanneer die alleen maar door besprenkeling heeft plaatsgevonden. En het gebeurt in een baptistenkerk ook wel eens dat iemand die niet helemaal kopje onder gegaan is in het baptisterium, alsnog weer het water ingaat om echt helemaal ondergedompeld te worden.

Doop onderdompelingIn het klassieke doopformulier dat sinds 1566 binnen de verschillende gereformeerde kerken gebruikt wordt staat, dat de afwassing van onze zonden zichtbaar gemaakte wordt door ‘de onderdompeling in en de besprenkeling met het water’. Het mag dus allebei. De onderdompeling staat zelfs voorop! In de praktijk kiest men bijna altijd voor de besprenkeling. Bij kinderen snap ik dat, maar als het om de volwassendoop gaat, vind ik dat persoonlijk wel wat jammer.  Juist bij de doop van een volwassenen is de onderdompeling een enorm aansprekend beeld van het feit dat je je oude, zondige leven dankzij Jezus Christus afgelegd hebt en verfrist weer opstaat in een nieuw, christelijk leven. In de gereformeerde zendingskerken in tropische landen is onderdompeling dan ook gebruikelijk als volwassenen tot geloof komen. Dan houden ze gewoon een openluchtdienst bij de rivier.

Doop Jezus Jordaan glas in loodMaar is daarmee het besprenkelen van kinderen en volwassenen bij de doop verkeerd? Sommige christenen beweren, dat de besprenkeling pas opgekomen is toen vanaf de 3e eeuw de kinderdoop werd ingevoerd. Daarvoor was er alleen maar sprake van onderdompeling. Als bewijs daarvoor wordt de doop van Johannes de Doper aangevoerd. In de Jordaan werd iedereen, zelfs Jezus, ondergedompeld.

Toch is het nog maar de vraag of men daarmee het gelijk aan zijn kant heeft. Het is niet bekend hoe bv. de 3000 mensen op Pinksteren zich hebben laten dopen. En de cipier in Filippi die zich ‘s nachts door Paulus liet dopen in zijn eigen huis – ik mag aannemen dat hij nog geen ingebouwd baptisteriumpje in zijn woning had.

Het omgekeerde, dat vanaf het eerste begin de doop ook door besprenkeling plaats vond, valt met even veel recht te verdedigen. Allereerst met een beroep op het Oude Testament. Daar wordt de vergeving van de zonden regelmatig afgebeeld door de besprenkeling met het bloed van de offerdieren. Sommige evangelische theologen beweren, dat het bloed van de offerdieren in het Oude Testament een hele andere symboliek heeft dan het water van de doop in het Nieuwe Testament. Maar die visie kan geen stand houden als je leest, wat er in Ezechiël 36:25-27 staat. Daar belooft de HERE aan de joden in ballingschap: Ik zal zuiver water over jullie uitgieten om jullie te reinigen van alles wat onrein is, van al jullie afgoden. Ik zal jullie een nieuw hart en een nieuwe geest geven, Ik zal je versteende hart uit je lichaam halen en je er een levend hart voor in de plaats geven. Ik zal jullie mijn Geest geven en zorgen, dat jullie volgens mijn wetten leven en mijn regels in acht nemen. Alleen al op grond van deze passage zouden we als christenen elkaar moeten accepteren als het om onderdompeling of besprenkeling gaat. Het is maar een symbool, dus de geldigheid van de doop hangt er niet van af.

Didache Onderwijs van de twaalf apostelen.jpgMaar er is meer bewijs . Rond het jaar 90 na Christus (dus ruim 50 jaar na Pinksteren!!) is een brief bewaard gebleven waarin het gaat over de manier waarop de doop bediend moet worden. Het geschrift wordt de Didache (Grieks voor ‘onderwijs’) genoemd. De volledige titel is Het onderwijs van de twaalf apostelen aan de volken. In 2017 is het door Dr. Jos M. Strengholt opnieuw uit het Grieks vertaald en van voetnoten en gespreksvragen voorzien. Volgens sommigen is de apostel Barnabas de schrijver  van de Didache. In hoofdstuk VII van de Didache staat het volgende over de manier van dopen:

Wat betreft de doop, doop aldus:

Nadat u al deze voorgaande dingen hebt doorgenomen met de dopelingen, doop hen in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest in stromend water.

Maar als u geen stromend water hebt, doop dan in ander water. En als u niet in koud water kunt dopen, dan maar in warm.

Als u die allebei niet hebt, giet dan driemaal water over het hoofd in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.

Als het gaat om de keus tussen onderdompeling en besprenkeling bewijst deze passage uit de Didachè volgens mij duidelijk dat de geldigheid van de doop niet in één van beide vormen zit. Hooguit kun je eruit afleiden, dat bij de doop van een volwassene de onderdompeling de voorkeur heeft. Maar als de omstandigheden dat niet toelaten is een doop door besprenkeling evengoed geldig.

Aardig om te zien is ook, dat in de eerste eeuw na Christus al geadviseerd werd om bij besprenkeling drie keer water over het hoofd van de dopeling uit te gieten. Persoonlijk spreekt mij dat erg aan en doe ik dat ook altijd bij iedere doop. Zo worden de beloften van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest nog eens nadrukkelijk onderstreept.

Als het gaat om de geldigheid van de doop sluit ik mijzelf graag aan bij de royale houding van de anglikaanse theoloog J.I. Packer. Die houdt gereformeerden voor dat het opdragen van kinderen een droge doop is en hij houdt baptisten voor dat het afleggen van belijdenis een droge doop is. Op grond daarvan pleit hij voor wederzijds respekt. In een ander blog breng ik de visie van Packer zo onder woorden: Te vroeg of te laat, maar niet dubbel.

Het is mijn verlangen dat alle bijbelgetrouwe christenen zo met elkaar om gaan dat iedereen de ééns ontvangen doop in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, die in geloof ontvangen en aanvaard wordt, accepteert. Er is immers maar ‘één doop tot vergeving van de zonden’, zoals het overgrote deel van de christenen eeuwenlang en wereldwijd met de Geloofsbelijdenis van Nicea op grond van Efeziërs 4:7 belijdt.

Maar ik ben niet gerust op dat de royale mildheid van Packer er op dit punt ook bij de hoofdstroom van evangelikaal Nederland is. Nog steeds worden gelovige broers en zussen in de Heer die zich aansluiten bij een evangelische of baptisten-gemeente regelmatig uitgesloten van alle officiële funkties binnen die gemeente, enkel vanwege het feit dat ze zich niet voor de tweede keer in de Naam van de Drie-enige God willen laten dopen. Ze mogen wel ‘vriend van de gemeente’ zijn, maar geen volwaardig lid. In sommige evangelische gemeentes wordt, zoals ik al eerder noemde, zelfs de volwassendoop door middel van besprenkeling niet erkend!

Het verdelen van belijdende christenen binnen de eigen gemeente in twee categorieën is volgens mij ten diepste oudtestamentisch: toen waren de ‘jodengenoten’ hartelijk welkom in de buitenste voorhof. Maar écht binnenkomen mochten ze niet. Alle nadruk op de hartelijkheid waarmee mensen in evangelische gemeenten opgenomen worden als ‘vrienden van de gemeente’ maakt dat laatste niet ongedaan. Dat vind ik om verschillende redenen meer dan jammer. Niet alleen worden de woorden van de Drie-Enige God, die Hij bij elke doop (of het nu van een volwassene is of van een kind van gelovige ouders) heeft uitgesproken, niet serieus genomen. Ook wordt soms de vorm van dopen, zelfs als het om de volwassendoop gaat, blijkbaar belangrijker gevonden dan de inhoud. Dat lijkt verdacht veel op, om het met de woorden van de Heidelbergse Catechismus even scherp te stellen, ‘in plaats van of naast God iets anders hebben waarop de mens zijn vertrouwen stelt.’

Misschien dat we hier op aarde elkaar niet kunnen bereiken op dit punt, zodat we helaas moeten constateren: “Er waren twee Koningskinderen, zij hadden elkaar zo lief. Ze konden elkaar niet bereiken, het water van de doop was te diep.” Dan hoop ik maar dat Christus de Heer dit pijnpunt voor ons op zal lossen wanneer Hij terugkomt op de wolken.

Het boekje De Didache – Onderwijs van de Twaalf Apostelen aan de Volken Uit het Grieks vertaald en van voetnoten en gespreksvragen voorzien van Dr. Jos M. Strengholt is bij de auteur te bestellen voor € 7.95 incl. verzendkosten. Stuur dan een mail naar jos@strengholt.info.

75 jaar Vrijmaking (11/08/1944 – 11/08/2019)

Als je 75 jaar bent geworden, heb je iets te vieren. Op 11 augustus 1944 vond de geboorte van de vrijgemaakte kerken plaats. In Den Haag werd toen de ‘Acte van Vrijmaking of Wederkeer’ voorgelezen en ondertekend. Binnen een paar jaar ging ongeveer 12% van de ongedeelde Gereformeerde Kerken in Nederland zelfstandig verder  met tussen haakje ‘vrijgemaakt’ of ‘artikel 31′ achter haar naam met zo’n 80.000 leden. De andere 600.000 gereformeerden kregen al snel de aanduiding ‘synodalen’.

Vandaag leven we in 2019. Ook het Nederlands Dagblad bestaat 75 jaar, want die krant is ontstaan uit twee vrijgemaakte blaadjes die in 1944 van start gingen. Op 8 augustus stond er een interview in met een trouwe lezer die al 52 jaar abonnee is. Hij zei: vroeger was het ND echt een vrijgemaakte krant, maar nu is het een christelijke krant met een bredere doelgroep. Dat was wel even wennen, maar zijn conclusie was: ‘we hebben van de Here iets heel moois gekregen en we hebben niet het recht dat voor onszelf te houden.’ Zo wil ik in 2019 ook graag christen zijn. Blij met mijn kerkgemeenschap, omdat SONY DSCik daarin veel van de Here gekregen heb. En open naar al mijn medechristenen en andere christelijke gemeentes toe, omdat Christus ons aan elkaar geeft en ons wil laten delen in elkaars zegeningen.  Die houding hebben we als vrijgemaakten niet altijd gehad. Dus misschien moeten de 75 Vrijmaking maar niet al te uitbundig vieren. Maar ik ben wel blij dat we al 75 jaar samen een bijbelgetrouw gereformeerd verband van plaatselijke kerken vormen. Dat vind ik al veel langer. In 1995, bij de 50-jarige herdenking van de Vrijmaking in mijn toenmalige gemeente Zaamslag, schreef ik onderstaand stukje in de herdenkingsbrochure. Ik heb de tekst een heel kleine beetje aangepast.

‘DE STRIK IS GEBROKEN EN WIJ ZIJN ONTKOMEN’

Psalm 124 wordt wel ‘de vrijmakingspsalm’ genoemd. Je kunt je afvragen: mag dat zomaar, Psalm 124 op de Vrijma­king toepassen? Verhef je daarmee de Vrijmaking niet boven alle kritiek? Zet je jezelf daarmee als Gereformeerde Kerken na de Vrijmaking niet teveel op een voetstuk? Dat gevaar zit erin. Dat we als vrijgemaakten onszelf op de borst gaan kloppen. Dat we van ónze zaak, hoe wij het zien, Góds zaak maken.

Maar ik wil liever omgekeerd beginnen, bij wat de HERE gedaan heeft. Ik wil er liever op letten, hoe Christus voor wie in Hem gelooft en voor zijn kerk gezorgd heeft. Niet alleen in de tijd van de Vrijmaking, maar al veel eerder. Want de gemeente van Chris­tus bestaat al vanaf het para­dijs. Al die tijd heeft God over zijn kerk gewaakt. Dwars tegen alle verdrukking en afdwalingen in heeft Hij haar in leven gehou­den. Hij helpt zijn kerk er telkens door heen. Hij alleen. Dat is wat Psalm 124 bezingt. Het is een dankpsalm. Ook als je terugkijkt op 50 jaar Vrijmaking, mag je de HERE danken voor de trouw, waarmee Hij ook dit onderdeel van zijn wereldwijde kerk bewaard heeft en nog steeds bewaart.

Het is goed, om even wat dieper op heel Psalm 124 in te gaan. David heeft het eerst over mensen die zich tegen Gods volk gekeerd hadden. Als ze de kans gekregen hadden, hadden ze heel Israel als het ware levend verslonden. Dan hadden ze Gods volk volledig onder de voet gelopen, zoals wilde waterstromen nietsont­ziend alles meesleu­ren wat ze tegenkomen.

Het gaat hier dus om bedreigingen en vervolgingen van buitenaf. Satan probeert Gods volk onder de voet te lopen. En dan hoef je de bijbel er maar op na te slaan en de kerkge­schiedenis maar te kennen, of je ziet, hoe zwaar de kerk is verdrukt. Te vuur en te zwaard zijn de christenen vervolgd. ‘Was de HERE niet voor ons geweest’ , mag je met Psalm 124 zeggen, dan was Gods kerk allang van de aardbodem weggevaagd. Maar dat is niet gebeurd, dus: ‘Geprezen de HERE, die ons niet ten prooi gaf aan hun tanden!’

Maar David wijst nog op een ander gevaar. Het gevaar van de val­strik, waar vogels met lokaas naar toe gelokt worden. Hoe vaak heeft de duivel, als het hem niet lukte om de christenen met geweld klein te krijgen, ze met verleidingen gepro­beerd bij God vandaan te halen. Dat gif van de dwaling strooit hij de ene keer op het gebied van de leer, de andere keer als het gaat om het leven als christen. Het is verraderlijk, het gaat vaak langzaam en sluipend, maar plotseling zit de gemeente van Chris­tus erin gevangen, en lijkt er geen ontkomen meer aan.

Zo wordt de kerk van Chris­tus en worden wij als gelovigen steeds bedreigd. Niet altijd op dezelfde manier. De aanval komt steeds vanuit een andere hoek opzetten. De ene keer vervolging, de andere keer verleiding. Maar altijd zit er dezelfde tegenstander achter: Satan, de grote tegenstrever van God. Hij probeert van elke situa­tie gebruik te maken, en ingang te vinden bij ieder soort mensen. De goddeloze haters, die vloeken en tieren en vervolgen. Maar ook door mensen te verblinden, zodat ze, soms zonder kwaad opzet, toch verkeerde beslis­singen nemen.

Zo kijk ik ook terug op de Vrijmaking van 75 jaar geleden. Toen, in de ongedeelde Gereformeerde Kerken, was er geen sprake van mensen die bijna levend verslonden werden. Er is geen bruut geweld gebruikt. Daarin is Vrij­ma­king anders dan de christenvervolgingen van de Romeinse keizers en van de Inqui­sitie uit de tijd van de Reforma­tie. Maar er werden wel strikken gelegd. Uitgevoerd door mensen die misschien vol goe­de bedoelingen waren. Vanuit hun overtuiging over het verbond, de doop en de wedergeboor­te moest de bij­bel zo en zo uitgelegd worden. Vanuit hun overtuiging dat de synode met ambtelijk gezag door God bekleed was, en dus het laatste woord had totdat het tegendeel blijkt, moest iedereen haar gehoorzamen. Maar het werd allemaal bindend opgelegd. Je mócht over al deze zaken niet anders denken. En als je naar de synode niet luisterde, kon je gaan. Dan was de gees­telijke gemeenschap verbroken. Dat was een valstrik. Want het waren bindingen die boven de bijbel uitgingen. Nog niet eens tegen de bijbel in, want in de tijd van de Vrijmaking is juist door K. Schilder en anderen altijd gezegd, dat over beide doopvisies binnen de kerk verder gepraat moest worden. De tweede valstrik was, dat eerst een aantal mensen geschorst en afgezet werden, maar dat tegen de rest van de bezwaarde broeders en zusters gezegd werd: ‘Maar om deze zaken gaat ú toch niet met de kerk breken?’ Hoe verleidelijk is dat geweest! Binnen één en dezelfde classis werden een aantal kerken door de classis buiten het kerkverband ge­plaatst terwijl men tegen andere kerken zei: ‘Blijf maar, want jullie willen toch geen scheuring in je eigen gemeente?’ Wat moet je dan? De strik was gelegd. En er zijn veel mensen om de lieve vrede gereformeerd-synodaal gebleven, hoewel ze het van harte met het standpunt van de vrijgemaakten eens waren en de opvattingen van de synode totaal niet deelden. Maar ze bleven.

Toch is het op veel plaatsen wel tot Vrijmaking gekomen. Maar dat was niet, omdat mensen voor hun eigen zaak vochten. Nee, de HERE bewaarde op­nieuw zijn kerk. Daarom passen bij een herdenking als deze ook de woorden van Psalm 131: ‘HEER, niet trots is mijn hart, niet hoogmoedig mijn blik.’ Ik steek geen vrijgemaakte kerk in de hoogte. Ik vind Schil­der niet onfeilbaar of vrijgemaakte christenen zo goed. Het is niet onze eigen prestatie dat we als kerken bijbelgetrouw-gerefor­meerd gebleven zijn in al die jaren. Bijna niemand van de huidige GKV’ers heeft  zelf de keus hoeven maken. Alleen de oudsten onder ons, van 90 jaar en ouder, hebben de Vrij­ma­king bewust meegemaakt. Maar wat waren de motieven van ieder afzonder­lijk? En hoe zou het gegaan zijn, als er op veel plaatsen door  predikanten, ouderlingen en diakenen geen leiding aan de Vrijmaking gegeven was? Hadden onze ouders en grootouders dan ook de moed gehad om zich vrij te maken? En is het de vastberadenheid en het goede inzicht van ambtsdragers of gewone gemeenteleden ge­weest, dat ze tot de konklusie kwamen: het kan zo niet langer, we moeten ons maar eens vrijmaken? Nee, ze zijn alleen maar gegaan omdat ze zich door de HERE Zélf geroepen wisten. Ze zagen het gebod van de HERE. Ze wilden blijven, wat ze waren: gebonden aan Gods Woord en de gereformeerde belijdenis alleen. En omdat de HERE hun de kracht gaf om daarvoor te blijven staan, konden ze die stap van Vrij­making zetten. Ze keken niet naar wat de mensen ervan zouden zeggen. Ze wisten vaak niet eens hoeveel gemeentele­den er zouden volgen. Ze hebben dat in Gods hand gegeven.

En nu kijken we terug. Het is 2019 geworden – 75 jaar later. Niemand kan ontkennen, dat het verschil geweldig groot is geworden. Toen, vlak na de Vrijmaking, waren we het over het gezag van de Bijbel en het belang van Chris­tus’ verzoe­nend werk nog wel eens. We kregen een theorie opgelegd die bóven de bijbel uitging. Er werden gewetens gebonden. Er werden ambtsdragers geschorst. Er werden gemeenteleden onder tucht gezet. Er werden gemeentes uit het kerkverband gezet. Van al die strikken heeft de HERE ons toen vrijgemaakt. Nu zijn de synodale kerken alweer 15 jaar gefuseerd met de hervormde kerk en vormen ze samen de PKN. Dat is nog steeds een kerkverband waar alles kan en alles mag. Jazeker, je vindt er ook oprechte gelovigen. Jazeker,  het Woord van de HERE wordt er op veel plaatsen nog bijbelgetrouw gepreekt. Maar je moet wel blind zijn, wil je het verval niet zien. Uiterlijk, omdat veel mensen niet meer naar de kerk gaan en hun leven inrichten zoals zij dat goed en prettig vinden. Maar ook inhoudelijk, omdat bijna iedereen z’n eigen meningen en opvatting maar mag verkondi­gen, zodat er nog maar weinig meer geluisterd wordt naar het Woord van God. En waar Gods Woord wordt losgela­ten, wordt de kudde van Chris­tus verstrooid, alle kanten op.

Als ik dat op me laten inwerken, word ik er triest van, dat satan zoveel mensen bij de HERE heeft weten weg te trekken. Zoveel mensen met wie wij 75 jaar geleden nog in één kerk zaten, maar  van wie de kinderen en de kleinkinderen vandaag de Here Jezus amper meer kennen als Redder en Verlosser. Tegelijk sta ik er dan ook verwonderd naar te kijken  dat de HERE de vrijgemaakte kerken ontrukt heeft aan dat gevaar. De trouwe God van het verbond geeft mij een plaats in een kerkverband waar zijn Woord al die 75 jaar wel trouw is verkondigd. Als ik in mijn verwondering maar goed begrijp: het is Gods genade – amazing grace! Want als vrijgemaakten waren en zijn wij niet beter dan anderen. Integendeel, de vijand is na de Vrijmaking niet werkeloos geworden. Op andere punten binnen onze kerken heeft satan geprobeerd zijn slag te slaan. En hadden wij er de kracht voor, om hem daarin tegen te houden? Nee, we hebben elkaar na de Vrijmaking vaak ten onrechte een bepaald stempel opgezet en voor een twee­deling in de gemeentes gezorgd. We hebben regelmatig en te snel iedereen die niet met ons vrijge­maakt werd afge­schreven en als tegenstanders gezien in plaats van mede-broeders en zusters die verstrikt zaten. Als je daar oog voor hebt, erken je, dat er in de afgelopen 75 jaar ook binnen de vrijgemaakte kerken veel gebreken zijn geweest. De satan houdt nooit op met het leggen van strikken. Het gaat niet alleen maar om een verkeerde leer en een verkeerd kerkrecht. Het gaat om zoveel zonden, die onze vrijheid in Chris­tus en ons geloof in de Here bedreigen.

Psalm 124, die ‘Vrijmakings­psalm’, begint niet voor niets met: ‘Was de HERE niet voor ons geweest…’ De HERE beschermt zijn kerk. Daarom dank ik  de HERE voor de trouw waar­mee Hij ons als vrijgemaakte kerken bewaard heeft en nog steeds bewaart. Daarom geef ik Hem de eer als ik het goede van de Vrijmaking herden­k en ook vandaag nog zoveel goeds in onze plaatselijke gemeente zie. Als de HERE niet bij ons was geweest, hadden we dat allemaal niet gehad. Dan waren we niet aan de valstrikken van de duivel zijn ontkomen en had het ongeloof ook ons verslonden.

Psalm 124 eindigt met de belijdenis: ‘Onze hulp is de naam van de HERE die hemel en aarde gemaakt heeft.’ Dat geldt vandaag de dag nog. Met minder kunnen we niet toe. Want in de tijd van de Vrijmaking ging het om de vraag: wat wil de HERE van ons? Welke weg wijst Hij ons om te gaan? Met zijn hulp hebben onze grootouders zich vrijgemaakt. Nu, in 2019, in een totaal andere situatie, vraagt Jezus nog steeds hetzelfde: ‘Wil je Mij volgen? Verwacht je het in het leven echt helemaal van Mij?’ In mijn persoonlijke leven en voor heel Christus’ kerk is dat de enige hoopvolle toekomst. Want als de HERE niet met ons is, zullen we in ons ongeloof bezwij­ken. Maar met die machtige Helper hebben we niets te vrezen. Als de Heilige Geest onze harten met het Evangelie van Chris­tus vult, kunnen we Psalm 124 blijven zingen. Want dan heeft de Zoon ons werkelijk vrijgemaakt.

 

Kanselruil in Assen (vGKN – GKv Peelo)

Kanselruil komt de laatste jaren vaker voor. Maar op 8 maart haalde het de krant. Het Nederlands Dagblad kopte met grote letters: Kanselruil in Gereformeerde Kerk vrijgemaakt van Assen-Peelo mogelijk na vrouwenbesluit. Dat klopt. Op zondag 24 maart zal ds. A. van Harten-Tip, predikante van vGKN ‘Oase’ in onze gemeente, GKv ‘Het Noorderlicht’, voorgaan en mag ik gelijktijdig in die gemeente preken. In ons plaatselijk kerkblad ‘De Bouwsteen’ van 24 februari 2019 heb ik namens de kerkenraad dit besluit uitgelegd:

“In Assen zijn veel kerken waar we contact mee hebben. Met onze vier GKV-zusterkerken van Het Lichtpunt, de Voorhof, de Maranathakerk en de Kandelaarkerk natuurlijk. En we hebben ook al meer dan 10 jaren een goede kerkelijke relatie met de CGK in Assen – de Bethelkerk. Sinds een paar jaar is daar ook de missionaire CGK-gemeente ‘Assen Zoekt’ bijgekomen. En sinds 2017 is op landelijk niveau het eenwordingsproces met de NGK in een stroomversnelling gekomen en krijgt dat ook in Assen steeds meer vorm. Verder hebben we goed contact en af en toe gezamenlijk diensten met onze Pinksterburen van de Ontmoeting en via hen weer incidenteel met een paar andere evangelische gemeentes in Assen. Fijn om te merken dat onze Heer Jezus Christus op verschillende manieren in onze stad met zijn Woord en Geest aanwezig is! Ook al zijn er soms verschillen – en daar hoeven we echt niet voor weg te lopen –, er is veel geestelijke herkenning in een tijd waarin steeds minder mensen een levende relatie met de HERE God hebben.

vGKN logoEén gemeente heb ik nog niet genoemd. Dat is de ‘Oase’-gemeente Assen e.o. van de voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland (vGKN). Deze gemeente heeft bijna 70 leden, komt elke zondag in de MaasStee in Pittelo bij elkaar en heeft in ds. A. van Harten-Tip een eigen parttime predikant.

Het kerkverband van de vGKN is ontstaan rond 2004, toen een klein aantal synodaal-gereformeerde kerken niet is meegegaan met de fusie van hervormden, synodaal-gereformeerden en luthersen. Die fusie leidde tot de Protestantse Kerk Nederland (PKN). Een groot aantal hervormde gemeentes ging niet mee en vormen nu de Hersteld Hervormde Kerk (HHK) met bijna 60.000 leden. Vanuit de synodaal-gereformeerde kerken bleven nog geen tien kerken zelfstandig. Samen noemen zij zich de voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland (vGKN). Het is een klein kerkverband met op dit moment zeven kerken (waarvan vijf in Friesland) en ongeveer 2.500 leden. Ook in Assen is er een vGKN-gemeente

In het Jaarboekje 2018-2019 schrijft de ‘Oase’-gemeente over zichzelf: ”Sinds 7 februari 2012 is er een vGKN in Assen en omgeving. Een Bijbelgetrouwe gemeente, die de belijdenisgeschriften ondertekent en er naar handelt. Want wij zijn een gemeente van onze Heer Jezus Christus, die zich wil houden aan wat de Bijbel ons zegt. Jezus kwam voor ons naar de wereld om onze Verlosser te zijn! Hij staat centraal in ons leven en in onze diensten, waar we Hem aanbidden en eren. Wij mogen dat uitdragen naar de wereld om ons heen en hebben het verlangen om te groeien in onze missionaire opdracht. Sinds 6 juli 2014 is ds. A. van Harten-Tip voor 20% verbonden als predikant van de gemeente.”

Zowel landelijk als plaatselijk zijn er goede contacten met de vGKN. In Assen zijn er tussen de ‘Oase’-gemeente en onze zusterkerk van Assen-West goede contacten en gezamenlijke activiteiten.  Ook ds. Van Harten-Tip is voor veel gemeenteleden geen onbekende. Ze gaat voor in de diensten van Arendshorst/Arendstate en in de Middagpauzediensten en verzorgt dit jaar voor de tweede keer één van de drie zogenaamde ‘Klapwijk-cursussen’ bij ons in de kerk. Dat gebeurt in goede samenwerking met ondergetekende, maar de cursus wordt toch echt grotendeels door haar gegeven.

Vanuit de gemeente werd vlak na de zomervakantie gevraagd of ds. Van Harten-Tip ook bij ons voor zou kunnen voorgaan. Dat hebben we eerst serieus onderzocht. We hebben als gemeente van Peelo begin 2018 besloten om ook de zusters toe te laten tot alle ambten en dat we dat in 2019 voor ouderlingen en diakenen ook daadwerkelijk zouden invoeren. Het leek ons als kerkenraad wijs om ook pas in 2019 vrouwelijke predikanten voor te laten gaan. Daar zijn we niet actief naar op zoek gegaan. Maar nu deze vraag uit de eigen gemeente naar voren kwam, hebben we als kerkenraad besloten hier positief op in te gaan. We hebben de landelijke deputaten naar hun mening gevraagd. Zij gaven ons groen licht om voor te gaan in elkaars diensten. Daarna hebben we de classis geïnformeerd over ons voornemen. Ook daar klonken geen bezwaren. Tenslotte hebben we, op verzoek van de ‘Oase’, met elkaar kennis gemaakt doordat hun kerkenraad van vier personen een uur te gast geweest is op onze DB-vergadering. We herkennen elkaar als medechristenen die staan op het fundament van onze Heer Jezus Christus en zijn blij dat in beide gemeentes elke zondag het Evangelie van Gods genade royaal verkondigd, beleden en beleefd mag worden.

Assen-Peelo logo kleurWe hebben dus veel overeenkomsten. Tot in het logo toe ;-). Vandaar dat we wederzijds besloten hebben om de predikanten voor te laten gaan in elkaars kerkdiensten. We willen daarmee beginnen op zondag 24 maart. Dan zal ds. Van Harten-Tip ’s morgens bij ons ‘Het Noorderlicht’ preken en mag ik voorgaan in de ‘Oase’. Daarna kunnen de preekvoorzieners van beide kerken ook een beroep op ons doen.

We zijn erg blij met deze stap van herkenning en erkenning. Zo krijgt de eenheid die er in Christus is en die we in de Twaalf Artikelen belijden concreet vorm. Moge de HERE zijn zegen hieraan verbinden.”

WIE KIEST VOOR WIE? – over de verhouding tussen geloof en uitverkiezing en over 400 jaar synode van Dordrecht

Lang geleden, 400 jaar geleden om precies te zijn, is er in Nederland een internationale synode gehouden, de synode van Dordrecht. Van november 1618 t/m mei 1619 is daar meer dan 180 keer vergaderd. Er waren afgevaardigden vanuit alle kerken in Nederland aanwezig en ook nog eens bijna 60 Nederlandse theologen en 30 buitenlandse theologen uit heel Europa. Op die synode ging het vooral om de vraag: ‘wie kiest voor wie’ als het om geloven gaat. Kiest God voor jou en geeft Hij jou daarom de kracht om te geloven? Of kies jij voor God en geeft God jou dan de kracht om te geloven? Uiteindelijk deed de synode van Dordrecht daar een uitspraak over en wezen ze een aantal meningen die niet bijbels waren, af. Ze noemden die uitspraak ‘De Dordtse Leerregels’. De Nederlandse kerken besloten om die uitspraak net zo belangrijk te vinden als de Nederlandse Geloofsbelijdenis van 1561 en de Heidelbergse Catechismus van 1563. Vanaf die tijd vormen ze de ‘Drie Formulieren van Eenheid’.

Dordrecht 1618 synodeOver de uitverkiezing kun je heel lang nadenken. Er kunnen zomaar vragen bij je opkomen zoals:

  • Wie mogen er later bij God in de hemel komen?
  • Hoe kan ik zelf zeker zijn van mijn uitverkiezing?
  • Kan mijn beste vriendin wel tot geloof komen als ze niet uitverkoren is?
  • Past het wel bij Gods liefde dat er ook mensen naar de hel gaan?

Nadenken mag, maar …

Ik wil er een paar opmerkingen over maken.

*1* NADENKEN over de UITVERKIEZING leidt niet tot de oplossing van alle vragen.

*2* NADENKEN over de UITVERKIEZING maakt wel een aantal zaken beter te begrijpen.

*3* NADENKEN over de UITVERKIEZING doe je niet door logische, sluitende redeneringen te bedenken.

*4* NADENKEN over de UITVERKIEZING doe je ook niet door af te gaan op wat je het meest sympathiek en menselijk vindt.

*5* NADENKEN over de UITVERKIEZING doe je door je te laten leiden door wat God er Zelf in de Bijbel over zegt. Dat is vertroostend.

Welke kant van de medaille?

medailleHoe belangrijk is de vraag naar de uitverkiezing eigenlijk? Niet onbelangrijk. ‘Wie kiest voor wie’ gaat over de vraag of God het echt over alles, dus ook over onze keuzes, te zeggen heeft. Dat is van belang voor de zekerheid van je geloof. Maar dan moet je wel eerst tot geloof gekomen zijn en je leven in handen van die betrouwbare, liefdevolle God gelegd hebben! Dat is, om het maar een zo te zeggen, de voorkant van het Evangelie: de oproep tot geloof. De achterkant daarvan (of, om een andere vergelijking te gebruiken, de andere kant van de medaille) is de uitverkiezing.

In de Bijbel begint het nooit met die achterkant. In heel de Bijbel kom je nooit de oproep tegen: DENK NA EN GA NA OF JE WEL UITVERKOREN BENT! Je komt wel steeds weer de oproep tegen: GELOOF IN GOD EN IN JEZUS CHRISTUS!

Als je positief ingaat op die oproep en in Jezus gaat geloven, kun je je wel eens afvragen: hoe kom ik aan mijn geloof? En dan kan, als je daarover nadenkt, je conclusie geen andere  zijn dan deze drie stappen:

  • Mijn geloof is mijn keuze voor God.

Want mijn geloof is echt iets van mijzelf. Ik geloof niet in God en in Jezus omdat het van mijn ouders of van mijn vrienden moet. Tegelijk denk je er dan bij:

  • Mijn geloof is een geschenk van God.

Ik merk echt dat ik het niet uit mijzelf kan volhouden. Ik ben ook beslist niet de meest perfekte gelovige die hier op aarde rondloopt. God Zelf moet mijn geloof steeds op peil houden. Dan kun je zomaar verwonderd tot de konklusie komen:

  • Achter mijn keus voor God zit Gods keus voor mij.

Hij heeft mij uitgekozen om zijn kind te zijn en om bij Jezus te horen. En zijn Heilige Geest vult mijn geloof steeds weer aan.

Dat kom je ook tegen in de volgende twee bijbelgedeeltes: Lukas 13:22-30 en Handelingen 13:42-49.

Jezus over geloof en uitverkiezing

In Lukas 13 vers 23 stelt iemand Jezus de vraag: “Heer, zijn er maar weinigen die gered worden?” Dat is de vraag naar de uitverkiezing. Daar geeft onze Heer wel een antwoord op (“Ik zeg jullie: velen zullen proberen naar binnen te gaan maar er niet in slagen”), maar met veel meer nadruk zegt Jezus: “Doe alle moeite om door de smalle deur naar binnen te gaan.” Dat is de oproep tot geloof. Het geloof in Jezus Zelf. Als je gelovig bent opgevoed, toen als Jood, nu als christen, ben je heel dicht bij het eeuwige geluk dat God beloofd heeft. Want de Joden in het O.T. keken uit naar de Messias en in het N.T. stond de beloofde Messias pal voor hun neus. En als je in een gezin opgroeit en in een kerk komt waar Jezus als Verlosser en Heer gekend en gepreekt wordt, ben je er net zo dicht bij. Dat is een geweldig voorrecht. Maar het is niet je redding! Niet je plaats (dicht bij of ver weg) geeft de doorslag, maar of je in Hem gelooft – Jezus, je Redder en Heer! Dus zegt Jezus vóór zijn sterven al, dat er veel mensen van verre zullen komen die wél in Hem zullen gaan geloven, terwijl er veel Joden als eerste genodigden buiten komen te staan.

Paulus over geloof en uitverkiezing

Dat wordt werkelijkheid in Handelingen 13. Paulus en Barnabas zijn in Antiochië gastvrij onthaald in de synagoge. Ze kregen zelfs de gelegenheid om vanuit het Oude Testament te laten zien “dat God overeenkomstig zijn belofte, een Redder voor Israel heeft voorgebracht, Jezus” (vers 23). En als ze dat de week erop verder mogen uitleggen, eindigt dat met de aansporing van Paulus en Barnabas aan al die mensen die met grote belangstelling hebben geluisterd: “Geef je over aan de goedgunstigheid / aan de genade van God” (vers 43). Dus éérst houden de mensen Gods uitnodiging voor!  Nog een week later blijkt dan, dat de Joodse leiders jaloers zijn en Paulus + Barnabas voor ketters uitmaken. Paulus laat hun weten, dat dat hun eigen keus is, maar wel met vergaande consequenties (vers 46): “U wijst de boodschap van God af en acht uzelf het eeuwige leven niet waard” en dus zullen Paulus en Barnabas zich nu tot de heidenen wenden (de vervulling van de woorden van Jezus over de eersten en de laatsten). Die heidenen zijn vervolgens erg blij en vol lof over de goedheid van de Heer. Maar ze mogen ook weten dat achter hun keus voor Jezus Christus Gods keus voor hen ligt: “Allen die voor het eeuwige leven bestemd waren aanvaardden het geloof” (vers 48).

Het begint dus nooit met de vraag: ‘Heeft God mij wel uitgekozen?’ Veel belangrijker is de oproep: ‘Geloof in Jezus Christus en je bent gered!’

De Dordtse Leerregels over geloof en uitverkiezing

Dordrecht Ode aan de synode

Ook de Dordtse Leerregels beginnen niet met de vraag: ‘Ben je uitverkoren?’ Nee, als je bijvoorbeeld de eerste vijf artikelen van hoofdstuk 1 leest,, merk je dat het begint met het verlangen van God om mensen tot geloof te brengen. Om jou en mij tot geloof te brengen.

Hoofdstuk 1

Artikel 1  Alle mensen hebben in Adam gezondigd en verdienen Gods vloek en de eeuwige dood1. Daarom zou God niemand onrecht gedaan hebben, als Hij besloten had het hele menselijke geslacht aan zonde en vervloeking over te laten en vanwege de zonde te veroordelen. De apostel zegt immers: De hele wereld staat schuldig voor God, want iedereen heeft gezondigd en ontbeert de nabijheid van God (Rom. 3:19, 23). En: Het loon van de zonde is de dood (Rom. 6:23).

Artikel 2  Maar hierin is de liefde van God geopenbaard, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.

Artikel 3  Om de mensen tot het geloof te brengen zendt God in zijn goedheid verkondigers van deze zeer blijde boodschap tot wie Hij wil en wanneer Hij wil. Door hun dienst worden de mensen opgeroepen tot bekering en tot geloof in Christus, de gekruisigde. Want hoe kunnen ze in Hem geloven als ze niet over Hem gehoord hebben? En hoe kunnen ze over Hem horen als Hij niet verkondigd wordt? En hoe kan iemand verkondigen als hij niet uitgezonden is? (Rom. 10:14, 15).

Artikel 4  Op hen die dit evangelie niet geloven, blijft de toorn van God. Maar zij die het aannemen en de Verlosser Jezus met een echt en levend geloof omhelzen, worden door Hem van de toorn van God en van de ondergang verlost, en zij ontvangen door Hem het eeuwige leven.

Artikel 5  Van dat ongeloof is God volstrekt niet de oorzaak. De mens draagt de schuld ervan, evenals van alle andere zonden. Daarentegen is het geloof in Jezus Christus en ook het behoud door Hem een genadegave van God, zoals geschreven is: Door zijn genade bent u nu immers gered, dankzij uw geloof. Maar dat dankt u niet aan uzelf; het is een geschenk van God (Ef. 2:8). Evenzo: Aan u is de genade geschonken in Christus te geloven (Filip. 1:29).

Lukas 13 én Handelingen 13 én de Dordtse Leerregels plaatsen je voor Jezus Christus. Dichterbij kan niet. Die Jezus wil jouw Redder zijn en je laten delen in het eeuwige geluk met en door Hem. Wat voor antwoord geef jij daarop?